Nieuwsbrief 42 (april 2018)
Thema: allerlei
De componisten van deze Salon behoren tot allerlei
periodes van de muziekgeschiedenis. Het is niet mogelijk een ‘rode draad’
tussen hen aan te geven en daarom worden ze gewoon chronologisch behandeld,
maar wel zo veel mogelijk ‘geplaatst in hun tijd’. De meeste componisten
zijn al in eerdere Salons bezongen en soms wordt voor hen doorverwezen naar
hun componistenportret.
1000
|
1450
|
1600
|
1700
|
1750
|
1820
|
1910
|
2000
|
Middel-
eeuwen
|
Renaissance
|
Barok
|
Classicisme
|
Romantiek
|
A-tonaliteit
|
|
C. Monteverdi
|
J.D.
Zelenka
G. F. Handel
T. Arne
|
Luigi Cherubini
G. Fauré
Geoffrey Shaw
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Pulchra
es is de titel van een duet uit de Vespro
della Beata Vergine (SV 206) van Claudio Monteverdi (1567- 1643). Vanwege het Monteverdi- jaar
2017 heb ik recent een zeer uitgebreide biografie
over hem samengesteld, waarnaar graag wordt verwezen voor alle specifieke info. De Vespro
(Vespers) werden in 1610 uitgegeven door Ricardo Amadino te Venetië.
Onduidelijk is of Monteverdi in
opdracht componeerde, hoewel men denkt dat de Gonzaga`s uit Mantua er wel
een rol bij gespeeld zullen hebben. De verzameling heeft een symmetrie, wat
suggereert dat die in één geheel zou moeten worden uitgevoerd, wat
Monteverdi echter zelf nooit heeft gedaan. Om in de gunst
van paus Paulus V (Camillo Borghese) te komen -en misschien wel
een aanstelling te krijgen aan de pauselijke kapel in Rome- droeg hij het
werk aan hem op. Zijn reis naar Rome hiertoe had daarnaast nog als doel een
plaats voor zijn negenjarige zoon Francesco op het Seminario Romano te
krijgen. Maar Claudio kreeg geen privé- audiëntie bij de paus, geen plaats
voor zijn zoon en ook zelf geen aanstelling in Rome.
In
de rooms-katholieke Kerk bestaat het
gezongen Vespergebed uit een opening, een hymne,
twee psalmen met antifonen, een lofzang uit het Nieuwe
Testament met antifoon, een korte schriftlezing, beurtzang, de lofzang
van Maria, het Magnificat en slotgebeden (waaronder het Onze
Vader).
Opmerkelijk aan
deze vespers is dat Monteverdi, naast 5 psalmen (in plaats van 2), een
hymne en het Magnificat, ook nog 4 concerti sacri en een
instrumentaal Sonata sopra Sancta Maria invoegde. Deze concerti sacri zijn:
.Nigra
sum (tekst uit Hooglied)
.Pulchra
es (tekst naar het Hooglied: 6,3-4)-
duet (1)
.Duo
Seraphim (teksten uit Jesaja en Johannes): duet en terzet
.Audi
coelum (anoniem liturgisch gedicht)
In tegenstelling tot het ‘oude gebruik’ van de cantus
firmus (stile antico) in onder andere Monteverdi`s psalmen, zijn de
concerti sacri
op een zeer vooruitstrevende manier getoonzet. Zie voor de vertaling van Pulchra
es de bijlagen.
Over
het leven van –de door (J.S.) Bach
zeer geprezen- Jan Dismas Zelenka
(1679-1745) is weinig bekend en er bestaat ook geen enkele afbeelding van
hem. Vermoedelijk kreeg hij zijn eerste muzieklessen van zijn vader, cantor
en organist in een plaatsje vlakbij Praag en waarschijnlijk bezocht hij in
Praag het Jezuïetencollege Collegium Clementinum waaraan hij tussen
1704-1723 ook enkele composities leverde.
In
1709 was hij als musicus verbonden aan de huishouding van de keizerlijke stadhouder
Johann Hubert Ritter von Hartig en in 1710-1711 verhuisde hij
naar Dresden, waar hij als bassist in de hofkapel van August de
Sterke werd aangenomen. Deze kapel, waaraan Zelenka voor de rest van
zijn leven verbonden bleef, groeide uit tot een van de beste orkesten van
Europa, waarvoor ook andere componisten, waaronder Vivaldi,
muziek componeerden. Van 1716- 1719 zou Zelenka studiereizen hebben gemaakt
naar Wenen, Venetië hebben bezocht en les gekregen hebben van Antonio Lotti
en Alessandro Scarlatti. In Wenen gaf hij zelf les in contrapunt aan Johann
Joachim Quantz.
Terug
in Dresden verzorgde Zelenka vanaf 1719 - samen met
kapelmeester Johann David Heinichen - de composities voor de
nieuw gebouwde hofkerk van Augustus de Sterke, die katholiek was geworden
om de troon van Polen te kunnen verwerven. Vanaf 1720 groeide Dresden onder
hun handen uit tot het centrum van katholieke kerkmuziek in de Duitstalige
landen.
Hoewel
Zelenka enorm zijn best deed voor de Dresdense hofkapel, kreeg hij slechts
het salaris van een gewoon orkestlid. En toen hij na de dood van
Heinichen in 1729 dacht hem te
kunnen opvolgen, benoemde de Dresdense Saksische keurvorst en Poolse
koning, Augustus III, in 1733 niet hém maar Johann Adolf Hasse, die veel
ervaring in de Italiaanse opera meebracht, tot kapelmeester. Later werd
Zelenka nog wel tot hofcomponist en ‘Kirchen-Compositeur’ benoemd, waarmee
zijn salaris alsnog behoorlijk steeg. Na 1733 verschenen er veel minder
composities van zijn hand en na 1735 werd zijn gezondheid waarschijnlijk
steeds slechter. Desondanks ontstonden in deze jaren nog zeer belangrijkste
werken (zie ‘missen’). Zelenka stierf – ongehuwd- in 1745. Na zijn dood
kocht de koningin zijn muzikale nalatenschap voor het koninklijk archief en
de toegang daartoe werd beperkt. Het feit dat hij na zijn dood minder
beroemd werd, kwam echter vooral omdat het Saksische hof veel macht verloor
na overwinningen door Frederik
de Grote van Pruisen.
Zelenka
schreef 21 missen tussen 1711 en 1741. De missen van na 1733 zijn korter
van duur, maar hebben nog altijd wel een lengte van 60- 75 minuten. Zijn Missa
Sanctissimae Trinitatis uit 1736 (ZWV17) bevat elementen uit de
oude techniek van de gewijde muziek: imitatieve polyfonie in motetstijl en
fuga, en elementen uit de moderne muziek: opera-aria’s en instrumentaal
concerto. Dit wordt ook wel de gecombineerde stijl (stile misto) genoemd.
De Missa is verdeeld in 19 aparte stukken en de solo aria`s
zijn veel uitgebreider dan die in zijn missen van de jaren `20. Ze hebben
virtuoze ritornello`s en de orkestpartijen zijn vaak ‘onafhankelijk’ (2). Vandaag
wordt deel XVII, Agnus Dei I, een duet voor tenor
en bas, gezongen (3).
|
|
|
|
|
|
|
Monteverdi:
Maria Vespers
|
Grafplaat Zelenka
|
G. F. Handel
|
T. Arne
|
L. Cherubini
|
G. Fauré
|
G. Shaw
|
Voor alle gegevens met betrekking tot leven
en werken van Georg Friedrich Handel
(1685- 1759) verwijs ik graag naar zijn componistenportret.
Handel heeft veel invloed ondergaan van, dan wel inspiratie ontleend aan
Agostino Steffani,
Giovanni Maria Clari , Pietro Torri, Dietrich Buxtehude en Antonio Caldara.
Van oorsprong was Handel een –Lutherse-
‘Duitser’ die vanuit Halle naar Hamburg ging (1703-1706) en van 1706 tot 1710
in Italië verbleef, te Florence en Rome. Hij leerde daar veel, met
name expressieve en beweeglijke melodieën componeren voor zangstemmen en
zijn vele –eerste serie- ‘Italiaanse cantates’ zijn eigenlijk ‘opera`s in
de dop’. Daarna werkte hij weer van 1710- 1712 in ‘het Duitse’, namelijk
bij de keurvorst van Hannover, die koning van Engeland werd. In zijn
kielzog vertrok hij ook daarheen en werkte er in Cannons en Londen. Handel
wedde –vaak succesvol- op twee paarden: de Italiaanse opera én het Engelse oratorium,
maar in 1740 kende zijn carrière een dip en was hij zoekend naar de juiste
richting ervan. Hij besloot een aantal ‘Italiaanse kamerduetten’
te schrijven, die niet bestemd waren voor het theater. Een daarvan was No,
di voi non vuo’ fidarmi voor twee sopranen (HWV189), dat hij
schreef ‘a Londra, a’ 3 Luglio 1741’. In november 1742 zette hij dezelfde
tekst, van een onbekende dichter, op een heel andere manier, voor sopraan
en alt (HWV190). Het werd een van zijn meest bekende duetten. Zeker vier
cantatas (HWV 102, 107, 118 en 145) en de Brockes Passion leverden
‘materiaal’ er voor en op zijn beurt werd het een inspiratiebron voor The
Triumph of Time and Truth en voor twee delen van de Messiah, namelijk ‘For
unto us a child is born’ en ‘All we like sheep’.
Altra
volta incatenarmi is het tweede –
Largo- gedeelte van No, di voi non vuo’ fidarmi en de
vertaling staat in de bijlagen.
Omdat Geoffrey
Shaw in 1936 voor zijn lied Mists Before The Sunrise Fly een
melodie van Thomas Augustine Arne
(1710- 1778) gebruikte, bespreken we ook diens leven ‘in vogelvlucht’.
Arne`s vader behoorde tot de Engelse kerk
(Church of England) en zijn moeder was Rooms- katholiek. Dankzij het geld
van zijn vader kon hij naar Eton College. Thomas smokkelde een spinet zijn
kamer binnen en speelde daar `s nachts stiekem op. Van de musicus en
componist Michael Festing leerde hij vioolspelen. Deze nam hem ook mee naar
allerlei muziekevenementen waaronder Handel`s oratorium Athalia. Tussen 1733 en 1776 schreef Thomas,
werkend voor het Drury
Lane Theatre in London, de
muziek voor ca. 90 ‘podium- werken’ (masques, pantomines en opera`s). Zijn
zus Susannah Maria, een beroemde contralto, zong in enkele van zijn stukken
en samen met hun broer Richard voerden ze vaak Thomas`werk uit.
Thomas heeft -in tegenstelling tot veel
belangrijke componisten uit zijn tijd- vanwege zijn katholicisme nooit
gecomponeerd voor de Church of England. Daarnaast was hij ook een actieve
vrijmetselaar In 1737 trouwde hij met de zangeres Cecilia Young. Frederick,
prins van Wales, werd zijn beschermheer en in diens huis werd de ‘Masque of Alfred’ met ‘Rule Britannia’, in 1740 voor het
eerst opgevoerd. In 1741 was Arne een van de eersten die een klacht
indiende vanwege het schenden van ‘copyright’. In 1755 scheidde hij van
Cecilia (4) en
begon een relatie met de sopraan Charlotte Brent, maar ook deze verbintenis
hield geen stand. Wanneer hij precies zijn Siciliano (Sonata no 4)
componeerde, die Shaw later ging gebruiken als basis voor zijn lied, is mij
(nog) niet exact bekend, maar ik vermoed ca. 1756.
Maria Luigi Carlo Zanobio Salvatore
Cherubini (1760- 1842) werd geboren in Florence als zoon van een
theatermusicus, van wie hij ook zijn eerste muzieklessen kreeg.
Aanvankelijk schreef Luigi vooral religieuze werken. Hij werd hierbij
gestimuleerd door de groothertog van Florence, de latere keizer
Leopold II. Later maakte Giuseppe Sarti in Venetië hem bekend met
de polyfonie. Vanaf 1778 legde hij zich meer toe op de opera. In 1784
ging Cherubini naar Londen, waar hij voor twee jaar aangesteld werd als
koninklijk hofcomponist. Daarna vertrok hij naar Parijs en werd in 1786
dirigent aan het kleine theater van koningin Marie Antoinette. In 1789
werd hij directeur van de Italiaanse Opera in Parijs. Zijn getuige-
zijn van de Franse Revolutie drukte een stempel op zijn leven, de
thema's en de vormgeving van zijn opera's. De Franse opera ontwikkelde zich
mede dankzij hem vanaf nu steeds meer zelfstandig, los van zijn Italiaanse
oorsprong.
Opdrachten van Europese operahuizen brachten hem weer
naar het buitenland, totdat hij in 1816 een professoraat voor compositie
aan het Parijse conservatorium kreeg. Van 1821-1842 was hij er ook
directeur van. In zijn latere leven richtte hij zich vooral (weer) op de
religieuze muziek en componeerde hij missen, motetten en beurtzangen.
Cherubini componeerde de -Art
Songs- ‘Quattro Duetto’ voor fortepiano of harp: Solitario
bosco ombroso, La
mia Fille, Dite almeno en
Ahi, ch`è il suon del rio in
1801. De teksten hiervan horen –in deze volgorde- bij elkaar
en zijn van de dichter en librettist Paolo
Antonio Rolli, die het gehele
gedicht ‘Lontananza’ of Solitario
bosco ombroso noemde. La mia Fille is dus het tweede
deel van dit gedicht. Zie de bijlagen voor de vertaling ervan.
Gabriel Urbain Fauré (1845-1924)
studeerde aan de kerkmuziekschool van Louis Niedermeyer in
Parijs, waar onder anderen Camille Saint-Saëns een van zijn leraren
was. Fauré vocht mee in de Frans- Duitse oorlog van 1870 en bij het beleg
van Parijs. Na die tijd werd hij assistent – organist en organist, eerst
in Rennes en later in verscheidene Parijse kerken. Hij bezocht de
muzikale salons van Parijs o.a. van de beroemde zangeres Pauline Viardot en
is kort verloofd geweest (juli- oktober 1877) met haar dochter Marianne
waar hij al vijf jaar verliefd op was.
Fauré was jarenlang verbonden aan de
Parijse Madeleine- kerk, vanaf 1877 als koordirigent en vanaf 1896 als
organist. Net als Saint- Saëns beschouwde hij het werk aldaar
slechts als middel van bestaan om te kunnen componeren en allebei waren ze
niet erg met religie bezig. Fauré was dan ook erg blij dat hij er mee kon
stoppen toen hij in 1905 directeur werd van het Parijse
Conservatorium. Pas in de jaren `40 van de 20ste eeuw werd hij bekend
in het buitenland.
Fauré`s opus 47 bestaat uit een ‘O
salutaris’ (47.1) voor solo stem en het ‘Maria, Mater gratiae’
(47.2) voor twee stemmen, oorspronkelijk met orgelbegeleiding. Maria,
Mater gratiae werd voltooid in maart 1888, vlak na de première van
de eerste versie van zijn Requiem,
in een zetting voor tenor en bas. Het arrangement voor sopraan en mezzo
volgde later in het jaar. De tekst is van een anonieme schrijver en het
stuk is oorspronkelijk een traditionele hymne voor het Kleine Officie van
Onze Lieve Vrouw Maria oftewel de Mariagetijden (5).
Geoffrey Shaw
(1879- 1943) was zanger in St. Paul`s Cathedral Londen en studeerde later
in Cambridge bij Charles Stanford en Charles Wood. Hij werd na 1928
inspecteur voor het muziekonderwijs en nog wat later –als opvolger van zijn
broer- organist van St. Mary`s in
Londen. Hij heeft zich enorm ingespannen om het niveau van het
muziekonderwijs op scholen (en daarbuiten) te verbeteren. Hij schreef
kerkmuziek, speciale muziek voor kinderen en een ballade opera. Zijn Mists
Before The Sunrise Fly (a partsong) voor twee stemmen en piano
schreef hij in 1936 en hij gebruikte hiervoor een gedicht van zijn dochter
Margaret en, zoals al boven vermeld, de melodie van Arne`s Siciliano. Zie de bijlagen voor
de tekst van het gedicht.
|