Antonio Vivaldi (1678-1741)

 

Al spittend in de boeken naar de voorgangers en tijdgenoten van Buxtehude en Steffani (1), kon ik niet anders dan ook Antonio Vivaldi tegenkomen. De NPS tv-uitzending van februari/maart 2010 over Juditha triumphans, zijn enige oratorium dat de tand des tijds heeft doorstaan en de daaraan voorafgaande toelichting, deden de belangstelling voor hem nog meer toenemen.

We zullen zien dat, net als in de uitzending al gezegd werd,  er veel onbekend is over zijn leven.

Essentieel is in ieder geval de rol van de stad Venetië geweest en omdat nog vele andere componisten hier gevormd zijn, begint deze biografie met een verhaal over de betekenis van Venetië. Daarnaast wordt, omdat ook Vivaldi priester én musicus was, aandacht besteed aan dit in de Barok veel voorkomende verschijnsel.

 

Derhalve is de hoofdstukindeling:

  1. Korte historie van Venetië en de betekenis van de stad voor de  ‘muziekgeschiedenis’
  2. De combinatie geestelijk ambt- musicus en de betekenis van de ‘Ospedali’ in Venetië
  3. Biografie van Vivaldi
  4. Vivaldi`s plaats in de muziekgeschiedenis
  5. Vivaldi`s muziek, met de nadruk op de vocale muziek: (SA)duetten en (A)solomuziek met b.c. en de verkrijgbaarheid

              

Link naar hoofdstuk 4 en 5

 

Hoewel er zoals gezegd veel onbekend is over Vivaldi, bestaat er des te meer literatuur over hem.

Michael Talbot is de ‘Grote Beschrijver’ van Vivaldi: in hét artikel in de New Grove en in  zijn boek uit 1995: The sacred vocal music of Antonio Vivaldi (in de serie: studi di musica veneta). Verder heeft hij ook de toelichtingen bij vele CD`s geschreven en de (gereviseerde) uitgaven verzorgd van bladmuziek (Composizioni Sacre di Antonio Vivaldi –uitgegeven bij Ricordi). Ik gebruik naast de New Grove echter vooral het boek van Jos van Leeuwen over Vivaldi, uitgegeven in de Gottmer Componistenreeks.

 

Ad 1.Korte historie van Venetië en de betekenis van de stad voor de muziekgeschiedenis

 

venetie rond 1450

Venetië ontstond in de 5 de en 6 de eeuw toen bewoners van de kuststreek hun toevlucht zochten voor de Hunnen en Longobarden op de eilandjes in de lagune. Dit werd de basis voor de handel over zee. In 726 verklaarde men zich onafhankelijk van Byzantium en ca. 828  werden de relikwieën van  St. Marcus uit Alexandrië geroofd. Het bezoek er aan leverde Venetië veel toerisme op. In de 12de tot de 14de  eeuw was Venetië  op het hoogtepunt van zijn macht. In 1453 namen de Turken Constantinopel in, waarmee het tij keerde. Venetië verloor weliswaar veel havens en eilanden, maar het patriciaat ging zich ook toeleggen op grootgrondbezit in de Povlakte en op het bankwezen. Dankzij deze geldstromen kon men zich de feesten, o.a. carnaval, en concerten nog veroorloven, hoewel men zich steeds meer moest aanpassen.  Daarnaast hield het stadsbestuur

 europa na 1714

Bezittingen van Venetië in het Ottomaanse Rijk ca.1450

 Europa in 1714

stevige grip op het individu uit angst voor opstanden  Dat was ook nodig omdat enorme aantallen vreemdelingen de stad bezochten, waaronder veel vorsten uit Europa. Om mogelijke opstandige neigingen te sublimeren, hield Venetië een voortdurende rivaliteit, in gevechtsvorm, gaande tussen de vertegenwoordigers van twee van de zes districten. Later, in de 19de eeuw,  kreeg dit de vorm van regatta wedstrijden.  In 1797 verloor de stad zijn onafhankelijkheid met de komst van Napoleon.

  historische stadscentrum venetie          

  250px-Republic_of_Venice_1796

san marco 

dogenpaleis

carnaval venetie

carnaval +brug der zuchten

   Het oude centrum van Venetië

   Het grondgebied van Venetië in 1714

Boven: de San. Marco

Onder: Carnaval

 Boven: Dogenpaleis

 Onder: Brug der Zuchten

 

De San Marco kerk had al in de elfde eeuw een orgel en de organisten werden goed betaald. Er werd veel muziek gemaakt op kerkelijke hoogtijdagen en civiele festiviteiten, zoals de verkiezing van een nieuwe doge of het jaarlijkse ‘Huwelijk van Venetië met de zee’. De civiele plechtigheden werden in kerken en vaak in de San Marco gevierd en de muziek was daarom een mengsel van kerkelijke en wereldlijke stijlen. Verder werd het aantal christelijke feestdagen, volgens Kendall, in Venetië uitgebreid door een aantal belangrijke bijbelse figuren (Mozes, Zacharias, Samuel, Job e.a.) heilig te verklaren.

Naast motetten en cantates kwamen allerlei andere muziekvormen tot bloei, zoals meerstemmige liederen (frottola en lauda) en vormen van instrumentele muziek. De bloeiperiode begon in de zestiende eeuw toen de Adriaan Willaert (1490-1562) werd benoemd tot kapelmeester van de San Marco. Omdat deze kerk vier voorgalerijen had, schreef hij koorwerken met ‘dialogen’ voor twee of vier koren met of zonder instrumentalisten. Dit ruimtelijk componeren vond zeer veel navolging, o.a. bij Vivaldi én J. S. Bach in de Matthaeus Passion. 

Claudio Monteverdi (1567-1643), die al eerder in Mantua de opera l`Orfeo had gecomponeerd volgens de regels van de ‘nieuwe stijl’ de ‘seconda prattica’ waarbij de tekst boven de muziek ging, werd in 1613 tot kapelmeester van de San Marco benoemd en daarmee deed deze stijl ook haar intrede in Venetië. Het accent kwam ook meer op solozang te liggen. Monteverdi`s taak was het verschaffen van de geestelijke muziek bij het kerkelijk jaar en bij staatsbanketten. Hij voltooide nu zijn zesde (1614), zevende (1619) en achtste (1638) madrigalenboek.

Hij , een weduwnaar met een kind, werd ca. 1632  als geestelijke gewijd. Aanvankelijk was hij niet betrokken bij de eerste commerciële operaonderneming in 1637. Hij schreef daarna wel drie  grote opera's: Il ritorno d'Ulisse in patria, Le Nozze d'Enea in Lavinia en l'Incoronazione di Poppea met premières in respectievelijk 1640, 1641 en 1643.

Onder brede lagen van de bevolking was de opera populair en werd tegen het eind van de zeventiende eeuw een lucratieve kunstvorm: een operacomponist kreeg voor het leveren van de muziek, het leiden van de repetities en het dirigeren van een paar voorstellingen een honorarium dat minstens gelijk stond aan dat van de kapelmeester van de San Marco. Zangers en instrumentalisten werden ook goed betaald en daarom vetrokken veel ‘kerkmusici’ naar het theater, wat een daling van het niveau van de kerkmuziek betekende. Alleen tijdens het kapelmeesterschap vanaf 1685 van Giovanni Legrenzi (1626-1690) - eveneens priester- die geld kreeg om koor en orkest uit te breiden, kende de kerkmuziek in de San Marco nog een bloeiperiode evenals tijdens ‘het bewind’ van Antonio Lotti (ca. 1665-1740) en zijn leerling Baldassare Galuppi (1706-1785).

 

Eind 17de eeuw telde Venetië zestien operatheaters, vaak eigendom van adellijke families. Echter een theater als Theatro S. Angelo waar Vivaldi kwam te werken, moest het alleen van de kaartverkoop hebben.

Verder bestonden er in diverse Europese landen ook semi-commerciële operabedrijven waar in geval van nood de adel of de overheid bijsprong.

Bij de commerciële theaters kon men seizoenplaatsen kopen in (vaak afsluitbare) loges, waar men tijdens de uitvoering van een opera ook hardop praatte, kaartte en copieus dineerde! De zaalplaatsen werden voor weinig geld en los verkocht zodat brede lagen van de bevolking het theater konden bezoeken.

 

 

Ad 2. De combinatie geestelijk ambt- musicus en de betekenis van de ‘Ospedali’ in Venetië

Van de 16de tot de 18de  eeuw was het beroep van priester lang niet altijd een zuiver religieuze aangelegenheid, zeker niet in Venetië. Volgens schattingen was ca. 1766 één op de drieëntwintig inwoners van de stad een geestelijke en sommige jonge patriciërs trokken het geestelijk gewaad aan om zich aan de verveling van hun openbare verplichtingen te kunnen onttrekken, maar zonder dat ze de moeite namen ooit de mis te lezen!

Het priesterschap was vaak een goede opstap voor een carrière in allerlei beroepen als kerkmusicus of muziekleraar. Het  verschafte regelmatige inkomsten door het lezen van missen, uitspreken van gebeden en verrichten van liturgische handelingen. Vaak hadden priesters vaste opdrachtgevers die in geld of natura betaalden voor hun diensten.

In pauselijke kringen te Rome werd nogal geklaagd over de levenswijze van de Venetiaanse priesters, maar de patriarch van Venetië viel niet onder het gezag van de paus. Hij was in rang aan hem gelijk en dus konden de priesters daar hun gang gaan:

Priesters en monniken mochten er bijvoorbeeld tijdens carnaval maskers dragen, maîtresses hebben en in theaters optreden.

 

  vivaldi  

  ospedale gl uncurabili

   ospedaletto

      ospedale i mendicanti

ospedale della pieta

  caldara

   Antonio Vivaldi

          Ospedale gli Incurabili

            (ongeneeslijken)

          Ospedaletto

        Ospedale I Mendicanti(bedelaars)

Ospedale della Pietà

   Antonio Caldara

 

De ‘Ospedali in Venetië waren geen hospitalen, maar weeshuizen, waar niet alleen wezen zich bevonden, maar ook vondelingen. Daar waren er in Venetië heel veel van, deels aangeleverd door de courtisanes die in hun beroep geen kind konden opvoeden. Kinderen uit zeer arme milieus gingen niet naar de Ospedali, maar naar de Santa Maria della Presentazione.

In de weeshuizen zaten vooral meisjes, omdat jongens veel sneller aan het werk konden worden gezet en dus geld opleverden.

De Ospedali werden in plaats van liefdadige instellingen steeds meer luxueuze kloosterscholen, waar Venetiaanse patriciërs hun dochters, waar ze bij een huwelijk liever geen bruidschat voor wilden betalen, heen brachten als een soort kloostervoor-opleiding. Musiceren was in deze opleiding belangrijk en hoorde bij de ‘stand’. Er werd op hoog niveau gemusiceerd, vooral door de ‘derde’ groep meisjes. Er waren namelijk  ‘gewone’ meisjes ( di commun), ‘ koorzangeressen’ ( di coro) en ‘ uitblinkers’ (privileggiate di coro) die speciale voorrechten hadden.

De Ospedali werden volwaardige muziekscholen. Hun muziekuitvoeringen speelden een belangrijke rol in de stad én ze leverden de instelling geld op.  Legrenzi, Caldara, Galuppi, D. Scarlatti en Hasse zijn ook aan Ospedali verbonden geweest.

Soms leken deze instellingen echter wel bordelen, vooral omdat veel meisjes er onder dwang heen gebracht werden. Hun minnaars konden gemakkelijk op bezoek komen. Het Ospedale della Pietà had wel een zeer slechte reputatie, maar volgens Vivaldi heeft hij er dertig jaar ( maar zeker niet achtereen) gewerkt zonder schandaal!

 

 

 belangrijke jaartallen uit Vivaldi`s leven

 

 --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

 

1678                                  1693                         1703                               1713           1716            1718 - 1720  1721 - 1725                     1735                   1740   1741

                                                                                                                  1713  --------------------1718  1720 ------------------------------1735     1737---1739

                                                                                                                        1ste kerkmuziekperiode              2de kerkmuziekperiode                  3de kerkmuziekperiode

 

                                                                                                                                                                                         1725-------------1735

                                                                                                                                                                                           Napolitaanse stijl (3)

geboorte

eerste kerkelijke      wijding                              

priester-

wijding   en  benoeming tot vioolleraar  in de Pietà

cantates/ gewijde muziek   en solo-

concerten 

Opera krijgt steeds meer aandacht

 

Juditha triumphans

 

werkzaam in Mantua

werkzaam in Milaan en Rome

weer in dienst van de Pietà

vertrek naar buitenland

 

overleden in Wenen

 

 

Ad 3. Biografie van Vivaldi

Antonio Vivaldi werd in 1678 geboren als zoon van een kapper. Kapperszaken waren toen in Venetië belangrijk voor het scheren, maar ook voor het verzorgen van snor en baard en het bijwerken van pruiken. Zijn vader was naast kapper ook violist in het orkest van de San Marco en later ook in het Ospedale dei Mendicanti (beide o.l.v. Legrenzi) en heeft hem vast vioollessen gegeven. Misschien omdat Antonio vanaf zijn geboorte astma had en daardoor nooit fulltime beroepsmusicus zou kunnen zijn, stimuleerde hij hem tot een carrière in de kerk: op vijftienjarige leeftijd ontving hij in ieder geval de eerste wijding al.  In  1703  werd Il Prete Rosso  -‘de rode priester’, vermoedelijk vanwege zijn rode haar-  tot priester gewijd, maar daarnaast was hij bezig met het assisteren van zijn vader en het bestuderen en componeren van muziek. In datzelfde jaar werd Vivaldi door de koormeester Franceso Gasparini tot vioolleraar in het Ospedale della Pietà benoemd. Later verving hij Gasparini die meer met opera bezig was, ook als dirigent. De musicerende ‘wezen’ stegen snel in aanzien, ook in het buitenland. De Deense koning kwam speciaal naar hen luisteren. Voor ‘de wezen’ schreef Vivaldi de meeste van zijn concerten, cantates en gewijde muziek. In 1705 werd de eerste verzameling (raccolta) van zijn werk gepubliceerd. Wat later liet hij zijn werk –vooral kamermuziek waarin veel invloed van Corelli te bespeuren is-  in Amsterdam drukken. Via het netwerk van de Amsterdamse kooplieden werden de composities snel verspreid over Europa en zijn o.a. ook terug te vinden in werken van J. S. Bach, die ook een aantal van Vivaldi`s manuscripten transcribeerde als een soort naslagwerk.

Nog wat later componeerde Vivaldi vooral soloconcerten.

Na 1709 werd hij niet elk jaar meer benoemd aan de Pietà, vermoedelijk omdat deze instelling niet altijd genoeg geld had hem te betalen. Hij had echter nog andere – betere-  inkomstenbronnen in deze tijd, zodat het niet echt een probleem voor hem was. In 1714 schreef hij een (verloren gegaan) oratorium voor de Pietà en in 1715 werd hij in de notulen ook nog‘koormeester’ genoemd . Een jaar later werd het oratorium Juditha triumphans (2) er uitgevoerd. Hoeveel kerkelijke composities hij toen schreef is zeer onduidelijk, maar het schrijven ervan werd nooit zijn hoofdbezigheid. Dat waren de soloconcerten en na 1713: de opera (4).

 

Zijn eerste opera Ottone in villa (5) ging in Vicenza in première, wellicht uit angst dat een mislukking zijn goede naam in Venetië zou aantasten. Het werd echter een succes en dus zette  men in Venetië ook de theaterdeuren voor hem open. Vivaldi werd  impresario in het Teatro S. Angelo met als taken: tekstboeken selecteren, zonodig laten bewerken, een componist zoeken voor de muziek bij het libretto (of bestaande muziek laten aanpassen), uitvoerenden zoeken, decors en kostuums laten ontwerpen en zorgen dat de financiën rond kwamen. Hij mocht een groot deel van de winst in eigen zak steken, maar draaide zelf op voor een eventueel verlies. Omdat het Teatro S. Angelo geen bijdragen kreeg van de Venetiaanse patriciërs, werden er vooral kassuccessen  uitgevoerd  uit ‘beproefde’ libretti. Dure zangers en componisten kon men zich niet veroorloven. Achttien Vivaldi opera`s, vaak ‘nummeropera`s’(opgebouwd uit losse nummers, vaak uit eerder eigen of andermans werk= pasticcio)  beleefden in het Teatro S. Angelo hun première, meestal voor het carnavalsseizoen.

 

Van ca.1718-  1720 heeft Vivaldi in Mantua gewerkt aan het hof van prins Philip van Hesse- Darmstadt en ook daar schreef hij opera`s. Men suggereert dat de natuur rond die stad hem –veel meer dan in Venetië mogelijk was-  inspireerde tot ‘pastorale’ werken (6), soms met veel klankschildering, zoals ‘De Vier Jaargetijden’. De vele cantates (7) die Vivaldi in zijn Mantua- periode componeerde, verschillen nogal in niveau en stijl omdat hij daar voor heel verschillende ‘doelgroepen’ schreef: amateurs, vaak familieleden van het regerende ‘huis’, ‘huismusici’ die tussen het operaseizoen niet zoveel te doen hadden, lokale musici (bijv. van de kathedraal) en rondreizende zangers. M. Talbot beweert dat een aantal ‘Mantua cantates’ een weergave zijn van het hofleven toentertijd.

Het merendeel van zijn instrumentale muziek is echter ‘absolute’ muziek, d.w.z. deze gaat niet over een specifiek onderwerp. Zijn leerling en later vermoedelijke vriendin, de mezzosopraan,  Anna Girò ontmoette hij ook in deze plaats. Zij trad op in enige opera`s en schijnt Vivaldi nogal veel te hebben begeleid tijdens zijn reizen. Over de ware aard van hun relatie is echter zeer weinig bekend.

 

Van 1721-1725 was hij vermoedelijk regelmatig aanwezig in steden als Milaan en Rome (hof van kardinaal Pietro Ottoboni).

Van de periode 1728 tot 1735 weten we nauwelijks iets. Er zijn wel een aantal data van operapremières van hem bekend (Florence, Praag, Venetië, Mantua) maar of hij daar zelf bij was, is onzeker.

In zijn latere jaren werd Vivaldi in Venetië als operacomponist wat overvleugeld door Johann Adolf Hasse (zie ook h. 4) en was hij vooral actief als impresario.

Vanaf 1735 kwam hij weer in dienst van de Pietà, wellicht om zijn basisinkomen veilig te stellen, maar hij bleef nieuwe opera`s componeren. In 1740 verliet Vivaldi Italië en over de redenen van vertrek is veel gespeculeerd: schuldeisers?, of??

misschien financiële problemen bij de Pietà ten gevolge van de grote economische crisis in Europa (ca. 1740) ?

Kendall/ Koopman geven aan dat naast de economische problematiek wellicht ook meespeelde dat de Venetiaanse staat zijn burgers als individu behoorlijk onderdrukte (zie ook ad 1). Het was dus maar het best zo onopvallend mogelijk je werk te doen, wat wellicht ook de reden is waarom Vivaldi zo`n betrekkelijk ‘vaag’ figuur is gebleven,  én zo min mogelijk vijanden te maken, wat voor hem niet zo gemakkelijk geweest schijnt te zijn. Hoe dan ook:

Vivaldi vertrok naar Wenen en stierf daar in 1741. Onbekend is aan welke ziekte hij precies overleed, hoewel sommigen zeggen dat het aan syfilis was.

 

Via de violist Johann Georg Pisandel kwam veel (viool)werk van Vivaldi terecht aan het hof van Dresden (8) en via Zelenka die er hofcomponist was, ook zijn kerkmuziek. Michael Talbot heeft in zijn reeds boven genoemde boek een poging gedaan een chronologie aan te brengen in Vivaldi`s kerkelijke composities, op grond van stilistische kenmerken en gebruikte papiersoorten:

De eerste periode, de ‘vroege werken’ -tussen 1713 en ca. 1718- zoals het Gloria, Credo, Beatus Vir ( RV598 en 599, zie h. 5 hiervoor) en misschien ook Nisi Dominus e.a. hebben als kenmerk: betrekkelijke eenvoud, want voor de ‘amateur’ meisjes van de Pietà geschreven en de hoge (sopraan) ligging van de koorpartijen.

Het Salve Regina (RV 616) e.a. wordt gedateerd in de tweede periode: ca. 1720-1735, zonder echte duidelijke biografische bewijzen hiervan. Het kenmerk ervan is: gecompliceerdere opbouw en meer contrapunt. Voor welke gelegenheden de werken uit deze periode werden geschreven is meestal niet bekend. Van ca. 1737-1739 was Vivaldi`s derde kerkmuziekperiode.

Het Stabat Mater wordt door M. Talbot (2006) gedateerd in 1712 en behoort dus ook tot zijn vroege werken.  In 1969 is het echter pas voor het eerst gepubliceerd.

 

 

Noten:

(1) Ik verwijs hiervoor naar de doorverwijspagina ‘musziek’ op mijn site.

(2) Juditha triumphans (1716) gaat over de zege van Venetië, in de gedaante van Judith, op de Sultan (Holofernes).  Men dacht het rijk weer in ere te kunnen herstellen door de herovering van Korfoe, maar in 1718 moest men de Morea (Peloponnesos) afstaan.

(3) De Napolitaanse school is een groep Napolitaanse operacomponisten uit de 17de en 18de eeuw die belangrijke moderniseringen brachten. Hiertoe behoren o.a. A. Scarlatti, N. Porpora, Pergolesi, F. Durante.  Ook in de cantates ontstond een nieuwe stijl : belangrijk hierbij waren: Porpora, Leo en Vinci. Met name na 1725(dood van Scarlatti) ontstond een Galante stijl (1725-1735) met als kenmerken: meer sopraan gedomineerd; bas(lijnen)bewegen minder, melodielijn is ritmisch zeer divers, de ‘naaimachine’ stijl van 1710 is afgedankt, meer trillers, Lombardisch ritme (zie ook noot 3b)) enz. Vivaldi heeft zich ook hierdoor laten inspireren: RV 670, 671, 674, 676, 678 en 679 worden als Napolitaans’ benoemd door M. Talbot.

(3b)Vivaldi is niet de uitvinder van de Scotch Snap geweest ( ¼ tel gevolgd door ¾ tel), maar heeft wel voor de ‘inburgering’ ervan gezorgd. Hij bracht hem tezamen met zijn opera`s in de jaren `20 o.a. naar Rome.  De Scotch snap ontstond al in de 16de eeuw in Frankrijk en heette in 17de eeuws Italië ‘lombardisch’ . J.C. Bach en Sammartini beiden in Milaan/ Lombardije werkend, gebruikten hem. Purcell gebruikte het ook omdat het zo goed bij de accentuering van de Engelse taal paste.  

(4) Voor de ontwikkeling van de Opera zie het artikel hierover op mijn website                                                       

(5) Veel opera`s hadden als thema de oude Romeinse geschiedenis, maar daarnaast ook de kruistochten en de strijd tegen de Turken of Saracenen.

(6) m.b.t. Pastorale werken leze men het volgende: In deze tijd werden veel cantates ( bevattende meestal maximaal vier aria`s) gecomponeerd voor Arcadische Gezelschappen, zoals in Rome de Arcadia Romana. Zij bestonden vaak uit (geschoolde) amateurs die zich bezighielden met literatuur en muziek en zij ebruikten ook voo zichzelf ‘Arcadische namen” van herders en nimfen, waardoor standsverschillen of politieke twistpunten makkelijker overbrugd werden. De thema`s van de cantates kenden een paar ‘topoi’, met enige sleutelwoorden: ‘io moro’of  morirò’. Bij Vivaldi`s 37 cantates gaan er 11 over een scheiding tussen twee geliefden (lontano), 10 over niet wederkerige liefde (crudele, rigore), 4 over een verlegen geliefde (confuso, tacere); RV 671 gaat over Arcadia als toevluchtsoord uit de vijandige wereld en RV 670 (niet specifiek Arcadisch) gaat over een waarschuwing aan manlijke geliefden voor de streken van vrouwen. RV 676 en 677 zijn meditaties over de aard van de liefde

Veel cantates (ook bij andere componisten dan Vivaldi) kennen een ‘Daliso’ karakter---verwijst naar Delos, de geboorteplaats van Apollo

(7)Enige kenmerken van Vivaldi`s cantates:  Er is geen timbreverschil tussen vrouwen- en hoge mannenstemmen: een sopraan of alt -cantate kon ook uitgevoerd worden door een sopraan- of altcastraat of een countertenor; een tenor kon de muziek desgewenst een octaaf lager zingen; er zijn nauwelijks bascantates van hem bekend.

De enige altcantates met b.c. (zie ook h. 5) 670, 671, 674, 676 en 677 (zie ook noot 8) zijn echter allemaal getransponeerd vanuit een sopraanversie.

Cantates hadden in het algemeen in die tijd per regel 7 of 11 (maar in ieder geval een oneven aantal) lettergrepen: met synaeresis(sineresi) bijv. ‘dio’ =één lettergreep

en synaloepha (sinalefe) bijv. crudele  o infida – ‘le o in’ werd samengetrokken tot één lettergreep. De dichtregels bestonden vaak uit 2 semistrophes= 2 ‘halve’ zinnen die bij elkaar hoorden, maar waar de eerste zin een situatie aangaf en de tweede de reden waarom de situatie zo is.

Vivaldi gebruikt in tegenstelling tot vele tijdgenoten alleen melisma`s te gebruiken op ‘sleutelwoorden’

 (8)  De (tot het katholicisme bekeerde) Kroonprins Friedrich August van Saksen (hof in Dresden) en Polen (hof in Warschau) werd door zijn vader ca. 1716 op tournee gestuurd en kwam in Venetië en kocht daar muziek van Vivaldi; Pisandel zat in zijn gevolg en maakte afschriften. Lotti kwam naar Dresden en uiteindelijk werd Hasse er kapelmeester. Toen F.A. in 1733 op de troon kwam zond Vivaldi een muzikaal portfolio. Ook na Vivaldi`s dood bleef het Saksische hof muziek halen uit  Venetië. RV 674, 676 en 677 zijn alleen gevonden in de Dresden verzameling. Het zijn zoals eerder gezegd, alleen kopieën, gedeeltelijk in Vivaldi`s handschrift.

 

 

Bronnen:

Boeken:

M. Talbot, artikel over Vivaldi in The New Grove, Dictionary of Music and Musicians , Londen 1995 (paperback versie)

M. Talbot, The Chamber Cantatas of Antonio Vivaldi, Woodbridge 2006

Jos van Leeuwen, Vivaldi , in: Gottmer Componistenreeks, Bloemendaal 1992

A. Kendall, Vivaldi, Londen, 1978 ;  Kendalls  boek is bewerkt door

Ton Koopman onder de titel: Vivaldi , Venetië en  zijn muziek,  Bussum,  1979- hierin wordt m.n. het verband Vivaldi- Bach  beschreven

Putzger Historischer Weltatlas, Berlijn 2001, 103de oplage

W.Steffelaar, Muzikale stijlgeschiedenis, Amsterdam 1999

Donald J.Grout & Claude V. Palisca, Geschiedenis van de Westerse muziek, Amsterdam 1994

 

Composizioni Sacre di Antonio Vivaldi –overzicht van alle bestaande uitgaven bij Ricordi (opgenomen in o.a. Nisi Dominus)

 

(roman:) Eric Bos, De trouwe nimf: een Venetiaanse roman,  Groningen 2009 (dit boek verwerkt allerlei gegevens over Vivaldi en tijdgenoten in

een soort leuke ‘detective’. Erg geschikt als inleiding op zwaardere studies.

 

 

Websites:

Wikipedia over Vivaldi

Wikipedia over Venetië

Het ontstaan van de Opera, m.n. in Venetië,  en de verdere ontwikkeling ervan  ( website C. A. Hansson , doorverwijspagina ‘muziek’)

 

 

 

  Terug naar de  homepage