De naam Steffani zag ik voor
het eerst toen ik in de muziekbibliotheek van Amsterdam op zoek was naar
nieuwe –vocale- duetmuziek. Op dat moment wist ik nog niet dat hij
historisch gezien een zeer interessant persoon was. Dat begon te dagen toen
ik D. Buxtehude een plaats wilde geven
tussen zijn tijdgenoten. Op diverse plaatsen in de literatuur kwam de naam
van Agostino Steffani
naar boven, vooral als componist van instrumentaal werk, maar ook van vele
vocale werken, waaronder zeer veel duetmuziek. Daarnaast bleek hij ook een hoge
geestelijke te zijn geweest die veel (pauselijke) ambassadeursfuncties
bekleedde én kapelmeester was van de keurvorsten van Beieren en Hannover.
In deze laatste functie haalde hij Händel over naar Hannover te komen,
waarna deze in 1710 ook zijn opvolger werd.
Steffani was de brug
tussen de midden en de late Barok en de Franse en Italiaanse stijl, die hij
op Duitse bodem cultiveerde.
Bach en Händel en nog vele anderen zijn sterk door
hem beïnvloed, maar hun roem heeft zijn bekendheid overschaduwd.
Colin Timms, die in de New Grove al een artikel over Steffani schreef,
heeft in 2003 een veel omvattend boekwerk over zijn leven, maar
vooral over zijn muzikale werken laten verschijnen: Polymath (1) of the Baroque. Agostino Steffani and his Music.
Het is het standaardwerk op dit moment.
Omdat het leven van Steffani
zich in veel plaatsen en op vele terreinen afspeelde, is zijn verhaal in
verschillende hoofdstukken opgedeeld:
- zijn
leven als musicus, bisschop en diplomaat -chronologisch
- zijn
plaats in de muziekgeschiedenis; Steffani en
Händel
- zijn
muziek, met de nadruk op zijn vocale muziek – duetten(SA) en solo
muziek (A) en de ‘verkrijgbaarheid’ daarvan
A. Agostino
Steffani : zijn leven als musicus, bisschop en
diplomaat
|
Hannover
Düsseldorf
München
Venetië
|
|
Europa na 1648
|
Rome
|
De Keurvorstendommen van het Heilige
Roomse Rijk
|
Agostino Stievani
(Stefani) (2) werd te Castelfranco bij Venetië geboren in 1654, hoewel
Wikipedia 1653 vermeldt als geboortejaar, als vijfde van zeven kinderen,
waarvan velen jong stierven. Zijn enige, oudere, broer die de volwassenheid bereikte was
de librettoschrijver Ventura Terzago.
Zijn vaders beroep is onbekend, maar de familie behoorde wellicht tot de
gegoede burgerij. Hij bezocht vermoedelijk een stedelijke school in Padua,
gelijktijdig met Scarlatti en Caldara
en was jongenssopraan in de cappella
van de Basilica del Santo. Op elfjarige leeftijd zong hij al operarollen in
Venetië.
In 1667 werd hij door Keurvorst Ferdinand Maria van
Beieren meegenomen naar München (3),
waar hij aanvankelijk onder de hoede van de graaf von
Tattenbach stond en later onder die van
kapelmeester J.K. Kerll (ll. van G. Valentini in Wenen en van Carissimi
in Rome), bij wie hij zong maar van wie hij ook orgelles
kreeg. De relatie tussen Kerll en Steffani werd op zeker moment nogal stroef en dat was
de reden dat hij in 1672 te Rome –het centrum van de stilo
antico en de polyfonie- compositie mocht gaan
studeren bij Ercole Bernabei,
kapelmeester van de Sint Pieter. Spoedig daarna publiceerde hij een
verzameling Vesper psalmen. Vermoedelijk maakte hij er kennis met Carissimi, Cesti, Stradella, Corelli en Scarlatti.. In 1674
keerde hij naar München terug met Bernabei, die
daar Kerll opvolgde. Zijn familie, waaronder ook Ventura Terzago, verhuisde in
1676/7 mee naar München. In 1678 en
1679 werd Steffani, mede hij omdat hij zich
gepasseerd voelde door de meeverhuisde zonen van Bernabei,
naar Parijs gestuurd, waar hij kennismaakte met Lully`s muziek
en zelf ook klavecimbel speelde voor Lodewijk XIV. Inmiddels studeerde hij
ook al enige jaren theologie.
Toen keurvorst Ferdinand Maria stief, werd hij in 1680
opgevolgd door Maximiliaan II Emanuel, de Turkenbestrijder, die Steffani - circa 1680 tot priester gewijd (4)-
vroeg een geheim onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid van
een huwelijk met prinses Sophie Charlotte van Hannover. Tijdens de
onderhandelingen daarover van 1682-1684 kwam hij in contact met (zijn toekomstige
librettist) Ortensio Mauro en de hoven van
Düsseldorf en Wenen. Uiteindelijk trouwde Maximiliaan II echter in 1685 met
Maria Antonia, aartshertogin van Oostenrijk.
In 1681 schreef Agostino zijn
eerste opera (Marco Aurelio) en tussen
1685-1688 nog diverse andere, waarvan twee op libretto van zijn broer. Zij
waren bedoeld voor carnaval. Servio Tullio
werd geschreven ter ere van het huwelijk van Maximiliaan II. Verder schreef hij motetten, kamerduetten
en cantates (5).
|
|
|
|
|
|
Maximiliaan II Emanuel
van Beieren
|
Ernst August van
Hannover
|
Sophia van de Palts
kleindochter van Jacobus
I van Engeland
|
Jean-Baptiste Lully
|
Johann Wilhelm van
Düsseldorf
|
Agostino Steffani
|
In 1688 trad hij in dienst van Hertog Ernst August
van Hannover, tevens prins-bisschop van Osnabrück, wellicht omdat
hij in München geen vooruitzichten had op het kapelmeesterschap en hij
bleef daar tot 1703 eerst als ‘musicus’ en later vooral als ‘diplomaat’. De
cultuur aan het protestantse Hof was vooral Frans (Lully)
gericht. Ernst August, gehuwd met Sophia
van de Palts, maakte hem kapelmeester van het nieuwe theater, gebouwd
voor het eerste permanente Italiaanse operagezelschap aldaar (1689-1697).
Acht van de tien opera`s die toen werden opgevoerd heeft Steffani gecomponeerd, alle op tekst van Ortensio Mauro. Op titel en inhoud van de opera`s wordt
niet verder ingegaan, maar enige waren in ieder geval ‘politiek’ gericht,
terwijl andere ‘arcadisch’ van karakter waren. Ernst August`s
dochter, Sophie Charlotte, na haar huwelijk koningin van Pruisen, schreef
ook teksten hiervoor. Steffani heeft voor haar
een aantal duetten (SA) geschreven.
Telemann leerde aan dit hof de Italiaanse opera en de
Franse instrumentele muziek kennen.
Vanaf 1690 werd Steffani
vooral ingeschakeld voor diplomatieke missies, m.n. naar Wenen om de
verheffing van Hannover tot negende keurvorstendom voor elkaar te krijgen,
wat in 1692 lukte, maar pas in 1708 vanwege alle weerstand werd goedgekeurd
door de Rijksdag.
In 1693 werd hij buitengewoon gezant van Hannover bij
het Beierse hof in Brussel. Hij had een actief aandeel in de diplomatie met
betrekking tot de Spaanse successieoorlog (6),
waarbij hij Maximiliaan II Emanuel van Beieren tevergeefs probeerde te
overreden Leopold I uit het huis Habsburg, de keizer van het Heilige Roomse
Rijk te steunen en niet Lodewijk XIV . Geheel uitgeput keerde hij in 1702
terug naar Hannover waar hij startte met een nieuwe complete handschriften-verzameling van zijn kamerduetten. Voor
zijn vertrek uit Hannover in 1703 ontmoette hij Händel voor de eerste keer.
In 1703 trad hij in dienst van de katholieke keurvorst-paltsgraaf
Johann Wilhelm van Düsseldorf, waarna hij, in ieder geval-in
naam- de muziek opgaf. Werken van hem, waaronder drie opera`s, verschijnen
dan onder de naam van een van zijn kopiisten, Gregorio
Piva (7).
Van 1703-1709 was hij achtereenvolgens raadgever en
president van de Geestelijke Raad voor de Palts (Rijnland) en het hertogdom
Gulik en Berg, president van het Paltsbestuur , rector magnificus en curator
van de universiteit van Heidelberg.
In 1706 werd hij, na al eerder tot abt te zijn benoemd
en tot pauselijk protonotarius, nu tot titulair bisschop van Spiga ‘bij de
ongelovigen in Klein–Azië’ benoemd. Van1708-1709 bemiddelde hij
tussen de keizer in Wenen en de paus –die op de hand van de Fransen was in
de Spaanse successieoorlog- waarna
hij als dank tot
Apostolisch Vicaris in Noord-Duitsland werd
benoemd met het doel ‘Protestanten weer tot het katholicisme te
bekeren’, met Hannover als basis. In deze functie was hij
verantwoordelijk voor het stichten en onderhouden van missies, kerken en
kloosters in Brunswijk, de Palts en Pruisen, terwijl hij nauwelijks over
inkomen beschikte. Zijn status eiste een groot inkomen: behuizing, staf en hoge
reiskosten door heel Noord-Duitsland.
In Hannover had hij weinig succes want Georg Ludwig , de zoon van
Ernst August en later koning van Engeland, was een sterke tegenstander. In
Pruisen dat al tweehonderd jaar geen bisschop had gehad, bestond helemaal
een slechte relatie met Rome. Verder gefrustreerd door de dood van
keurvorst Johann Wilhelm en van Leibnitz in 1716,
trok hij zich aanvankelijk in 1722 terug in Padua, maar liet zich in 1725
toch weer door Rome overhalen naar Hannover te gaan.
Dat Steffani in zijn jaren als
Apostolisch Vicaris niet de band met de muziek verloor, blijkt uit de
vermelding bij zijn (SA) duet Dolce labbro
(8), dat het uit 1712 dateert. Over de periode van 1714 tot 1719 zijn
nauwelijks gegevens te vinden, maar na 1719 zendt Steffani
verschillende duetten aan Johann Philipp Franz von
Schönborn als deze bisschop van Würzburg is
geworden en helpt hem bij het zoeken naar een geschikt (castraat) sopraan
en alt en een bas voor zijn cappella. Verder heeft hij een uitgebreide
correspondentie met Guiseppe Riva
in Londen (1720-1728). In de brieven aan Riva
wordt over van alles gesproken, maar vooral over muziekzaken, zoals
bijvoorbeeld de zangeres Durastanti, die (Steffani) duetten in Londen zong en over zijn pogingen
de zangeres Sorosina aan een rol in Londen te
helpen.
In 1727 werd Steffani unaniem
tot president van de Academie van Vocale Muziek in Londen (de latere
Academie van Oude Muziek) gekozen, maar zelf is hij er nooit geweest. Zijn
bekendheid aldaar was enorm toegenomen door de troonsbestijging van Georg
Ludwig en de verhuizing van Händel naar Londen. Zeker drie nieuwe (‘Piva’)
stukken heeft hij voor de academie gecomponeerd. Zijn Stabat
Mater is waarschijnlijk als laatste werk in 1727/28 gecomponeerd.
Zijn geldmiddelen verbeterden niet en zijn gezondheid
verslechterde Op terugweg naar
Italië overleed hij in Frankfurt am Main. Twee
kisten met papieren van zijn diplomatieke en kerkelijke activiteiten kwamen
naar Rome en worden daar bewaard (Fondo Spiga), maar een derde kist met ‘muziek’ documenten,
die naar zijn naaste familie ging, is verloren gegaan. We weten wel uit
catalogi dat hij minstens vijfhonderd boeken bezat over allerlei
onderwerpen in allerlei talen.
Hij was echter zo beroemd, dat in 1750 al een biografie
over hem verscheen, de eerste ooit over een componist geschreven.
(1) Met het Griekse woord Polymath
wordt iemand bedoeld die in de tijd van de Barok op vele terreinen kundig
is. Het is vergelijkbaar met het begrip ‘homo universalis’
uit de Renaissance.
(2) Stefani is de normale spelling; hij voegde er in
Duitsland een extra f aan toe om er zeker van te zijn dat men de klemtoon
op de juiste plek, de 1ste lettergreep, legde.
(3) München –met het hof van de Wittelsbachs
was zeer beroemd in de 16de eeuw o.a. dankzij Orlando di Lasso .
In de 30 jarige oorlog (1618-48) was de stad bezet door Zweden en was de
bevolking sterk gereduceerd geraakt. Na de oorlog werd de hofkapel weer
gerestaureerd. De positie van de Wittelsbachs was
moeilijk: tussen de Oostenrijkse Habsburgers (de keizer) en de Franse
Bourbons. Dit is duidelijk te zien aan de gevolgde huwelijkspolitiek:
Ferdinand Maria was getrouwd met Henrietta Adelaide van Savoy,
nicht van Lodewijk XIV. Zij trok Italiaanse musici, architecten enz. aan
voor het hof en stimuleerde de
opera.
(4) Het hele verhaal over zijn priesteropleiding en
zijn benoeming tot abt van Löpsingen (in Oettingen-Wallerstein t.N.
van Augsburg) waarover later strijd ontstond, is hier weggelaten.
(5)Voor de betekenis van de verschillende
muziektermen wordt verwezen naar mijn artikel over Buxtehude.
(6)Zie voor het ontstaan , het verloop en de
betekenis van de Spaanse successieoorlog (1701-1714) deze
link.
(7) De opera ‘Arminio’ werd
geschreven ter ere van Johann Wilhelm , maar is grotendeels een ‘pasticcio’ , dwz samengesteld
uit bestaande werken, nl. uit werken daterend uit München en Hannover.
(8) Dolce labbro is volgens Colin Timms wellicht geschreven voor
Giovanni Schiavonetti , een Venetiaanse hoboïst,
cellist en klavecimbelspeler en zijn vrouw Elisabetta
Pilotti, een sopraan die in Hannover werkte en in
Engeland (Londen enz.). In een manuscript in Florence staat dat dit het
laatste duet is dat hij in 1712 componeerde, terwijl hij prelaat was, in
Herten (Westfalen). Het is een eendelig
Kamerduet, dat Steffani wellicht met Elisabetta heeft gezongen, begeleid door haar man. Heel
misschien heeft hij toen ook zijn enige andere eendelige duet voor SA Quando ti stringo
geschreven.
(n.b.
dit duet is niet opgenomen in de uitgave van de Hans Bouwman Stichting).
Voor de complete tekst en vertaling van Dolce labbro,
zie hoofdstuk C (voetnoot)
|