GUSTAV HOLST (1874- 1934)
Gustav
Theodore Holst werd als Gustavus
Theodore von Holst geboren op 21
september 1874 te Cheltenham, Gloucestershire,
Engeland, als eerste van de twee kinderen van Adolph von
Holst, een professioneel pianist van Zweedse, Letse en Duitse afkomst,
en de Britse Clara Lediard. Clara was
zangeres en aanvankelijk pianostudent bij Adolph. Na de geboorte van hun
tweede zoon Emil Gottfried, stierf Clara vrij snel, in februari 1882.
Adolph vroeg zijn zus Nina te komen helpen bij de opvoeding, maar net als
hijzelf hield ze vooral van pianospelen.
In
1885 trouwde Adolph opnieuw met een van zijn studenten, Mary Thorley Stone. Ze kregen samen twee zonen: Matthias
en Evelyn.
Mary hield
zich vooral bezig met theosofie en weinig met het huishouden en de vier
zonen werden enigszins verwaarloosd, vooral Gustav, een overgevoelig kind
met zwakke ogen -maar niemand zag dat hij een bril nodig had-, en
astmatisch. Hij hield niet van het verplichte vioolspelen maar des te meer
van het pianospel. Omdat hij zenuwontstekingen in zijn rechterhand had
waren de urenlange piano oefeningen een ware marteling. Op 12-jarige
leeftijd ging hij op voorstel van zijn vader trombone spelen, wat misschien
beter zou zijn voor zijn astma. Van 1886- 1891 bezocht hij de Cheltenham Grammar School en in of
rond 1886 begon hij -lezend in de verhandeling van Berlioz over instrumentatie- te componeren:
piano stukken, orgelvariaties, liederen, anthems
en een symfonie, hierbij vooral beïnvloed door Mendelssohn, Chopin, Grieg
en Sullivan.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Adolph
von
Holst
|
Clara
Holst-Lediard
|
Gustav Holst
|
Gilbert
en Sullivan
|
William
Morris
|
Arts
and Craft Movement
|
Gustav
en Isobel (1876-1969)
|
Imogen Holst
1907-1984
|
Max
Mūller
|
Toen
hij de school verliet in 1891 betaalde zijn vader vier maanden een
contrapuntstudie voor hem in Oxford, bij de organist George Frederick Sims. In 1893, 17 jaar oud, kreeg hij zijn eerste
aanstelling als organist en koorleider in Wyck Rissington, Gloucestershire,
waarbij ook het dirigentschap van de Bourton-on-the-Water Choral Society
hoorde.
Na
het -succesvol- schrijven van de muziek voor een operette in de stijl van Gilbert en Sullivan,
probeerde hij een beurs te krijgen voor
het Royal College of Music (RCM) in Londen. Hij kreeg die aanvankelijk niet maar
werd wel toegelaten. Deels uit geldnood werd hij nu vegetariër en
geheelonthouder. Hij kreeg op het RCM pianoles van Frederick Sharpe, orgel les van William Stephenson Hoyte, trombone les van George Case, instrumentatie van
Georges Jacobi en geschiedenis van directeur Hubert Parry
en uiteindelijk ook compositieles van Charles Villiers
Stanford. Om tijdens zijn studie in zijn onderhoud te voorzien, speelde
hij trombone.
Aangemoedigd
door zijn vriend en medestudent Fritz Hart kwam Gustav steeds meer onder de
invloed van de muziek van Wagner, die Sullivan ‘verving’, maar Stanford
waarschuwde hem daartegen. In 1895 ontmoette Gustav Ralph Vaughan
Williams, die veel invloed op zijn werk zou krijgen. 1895 was ook de
herdenking van tweehonderd jaar Henry Purcell en
het horen van diens werk inspireerde hem enorm.
Ook
William Morris (1) beïnvloedde hem in zijn ideeën, in zoverre dat Morris
vond dat iedereen onderwijs (ook in de kunsten) moest krijgen passend bij
zijn capaciteiten, terwijl Gustav meende dat er wel ‘aristocratie in de
kunst’ moest zijn, maar dat ‘iedereen eerst de kunsten moest leren kennen
om de aristocratie te kunnen vinden’. Het Hammersmith
Socialist Choir vroeg hem dirigent te worden en
hen madrigalen van Morley, koorstukken van Purcell
en werk van Mozart, Wagner en hemzelf te leren. Een van de koorleden was de
sopraan (Emily) Isobel Harrison, met wie
hij uiteindelijk op 22 juni 1901 trouwde. Samen kregen ze een dochter in
1907: Imogen.
‘Uitgestudeerd’
naar eigen idee aan het RCM in 1898, besloot Gustav, omdat componeren
alleen niet genoeg opleverde, kerkorganist te worden en daarnaast bleef hij
trombonist in theaterorkesten. In 1903 stopte hij echter met trombonespelen
om zich te concentreren op componeren. Omdat hij daarmee toch te weinig
verdiende -zijn liederen werden steeds geweigerd door de uitgevers- ging
hij muziekles geven aan de James Allen's Girls'
School Dulwich, de Passmore
Edwards Settlement (2), de St Paul's Girls' School, Hammersmith
(1905- 1934) en Morley College (1907- 1924). Hij was een onorthodoxe
leraar en haatte boeken en examens. Hij geloofde in ‘leren door te doen’.
Gustav
gebruikte voor zijn composities de gedichten van Thomas Hardy, Robert Bridges en vooral Walt Whitman.
Door
het werk van de oriëntalist Max Mūller (3) kreeg hij belangstelling voor Sanskriet
teksten, en vooral de Rig Veda hymnes. Om die
goed te kunnen vertalen ging hij in 1909 naar University College om de taal
te bestuderen. Hij gebruikte zijn zelf vertaalde Sanskriet teksten voor o.a.
Savitri (1908) een kameropera gebaseerd op een
verhaal uit de Mahabharata en voor twee
vrij vroege ‘relatief korte’ teksten van Kalidasa
(4de- 5de eeuw na Chr.)(4), die deze
schreef naast enige epische gedichten, te weten:
1. Ṛtusaṃhāra, een lang
gedicht, met zes delen voor de zes Indiase seizoenen: grīṣma (summer), varṣā (monsoon/rains), śarat (autumn), hemanta (cool), śiśira (winter),
en vasanta (spring).
Samhara betekent hier ‘bij elkaar komen’:
de wisselende seizoenen worden beschreven tegen de achtergrond van ‘hoe
twee geliefden reageren op het landschap’, waardoor er nogal veel erotische
liefde in voorkomt.
2. Meghadūta, het verhaal
van een Yaksha (natuurgeest) die een
boodschap probeert te sturen naar zijn geliefde door een wolk
Gustav
heeft grīṣma (summer) en vasanta (spring)
gebruikt voor ‘onze’ Two Eastern Pictures (1909- 1910) voor vrouwenkoor
en harp of piano en Meghadūta voor The Cloud
Messenger (1913).
SPRING
Spring the warrior
hither comes,
bowstring formed by rows
of bees.
And his darts tipp'd with buds
wound our hearts with sweet lovelonging.
Now the trees put forth their flowers,
on the lakes the lilies
fair
show their heads midst
the waves
melting hearts with sweet lovelonging.
What fair maid can vie with spring?
What sweet voice the
cuckoo's song?
Or smiling teeth the
jasmine's hue?
Or rosy lips the op'ning
flowers?
Bending down with blushing buds,
flaming mango branches
wave
to and fro with the breeze
filling hearts with sweet lovelonging.
And within the lotus flower
dwells her love, the murm'ring bee
who with kiss and
embrace
satisfies her sweet lovelonging.
Vertaling,
zie: https://www.lieder.net/lieder/get_text.html?TextId=72719
|
SUMMER
The fierce glaring day
is gone.
Gentle night hath spread
her mantel
cool and refreshing,
lit by rays of a
thousand stars
and by the golden moon.
The moon shineth on yon roof.
Here lie maidens,
crowned with jasmine,
clad in silk rayment,
on their ankles are
rings that
tinkle sweetly as they move.
Wafted by jewelcovered
fans,
sweetest perfume floats
o'er each breast.
Song and harp unite with
warbling birds
to rouse from sleep the
god of love.
Vertaling,
zie: https://www.lieder.net/lieder/get_text.html?TextId=72722
|
Eind
19de eeuw stichtten Parry, Stanford en
Stainer de Folk-Song
Society en Vaughan Williams trok ook al snel
door het land op zoek naar volksliederen. Gustav was iets minder fanatiek,
maar verwerkte een aantal volksmelodieën in zijn eigen composities en
arrangeerde volksliederen die door anderen, o.a. Cecil Sharp, verzameld
waren. Een paar jaar later begon ook een renaissance van Engelse madrigaalcomponisten
als Weelkes en Byrd. In
1911 gaven Gustav en zijn studenten van het Morley College de eerste
uitvoering sinds de 17de eeuw van Purcell`s
The Fairy-Queen. De partituur hiervan was net
teruggevonden en de studenten hadden alle partijen handmatig gekopieerd.
Gustav was een verwoed wandelaar: hij wandelde overal in
Engeland, Italië, Frankrijk en Algerije. Op een wandeling met Clifford en Arnold Bax liet Clifford
hem kennismaken met astrologie, wat hem later inspireerde tot The Planets.
Gustav
en zijn vrouw kochten voor in de weekenden en de zomer een huis in Thaxted, Essex,
waar goed gewandeld kon worden. Daar werd hij ook organist en dirigent van
de Thaxted Parish Church en kreeg hij belangstelling voor bell-ringing. In 1916 begon hij met een jaarlijks
muziekfestival in Whitsuntide dat hij in 1918
naar Dulwich verhuisde (5).
Bij het uitbreken van WO II wilde Gustav vrijwillig in
dienst gaan, maar hij werd tot zijn frustratie als ongeschikt afgewezen,
terwijl zijn vrouw vrijwillig ambulance chauffeur werd en Vaughan Williams en Gustav`s
broer Emil naar Frankrijk trokken in actieve dienst.
Zijn
vrienden George Butterworth en Cecil
Coles sneuvelden aldaar, terwijl hij ‘moest’ blijven componeren en
lesgeven. Gelukkig kon hij toch iets doen: vlak voor het eind van de oorlog
zocht de muzieksectie van de YMCA vrijwilligers om met te werken met Britse
troepen die, gestationeerd in Europa, wachtten op hun demobilisatie. Omdat
zijn achternaam ‘Von Holst’ te Duits klonk, moest hij die wel veranderen in
‘Holst’ en zo trok hij naar Salonica (Saloniki in Macedonië) om in juni 1919 weer in Engeland
terug te keren. Hierna ging hij weer componeren en lesgeven, waarbij hij
probeerde muziekeducatie voor vrouwen te bevorderen.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
St Paul`s
Girls` School
|
Morley College
|
The Fairy
Queen 1911
|
Thaxted
House
Essex
|
Gustav in Salonica
|
Chichester
Cathedral
Sussex
|
Gedenkplaat in Chichester
Cathedral
|
Michael Tippett
|
Imogen
Holst
|
Ondertussen
bleek dat hij steeds beroemder werd, maar Gustav hield niet van
publiciteit: hij wees prijzen af, wilde geen interviews geven, noch
handtekeningen uitdelen. Begin 1923 gleed hij tijdens een repetitie in
University College, Reading, van het podium en viel op zijn hoofd.
Aanvankelijk leek alles mee te vallen en ging hij alsnog op tournee naar de
VS. Maar uiteindelijk herstelde hij -mede omdat hij toch al wat depressief
en overwerkt was- erg langzaam. Na zijn bezoek aan de VS trok hij zich op
doktersadvies terug in Thaxted. In 1925 begon hij
wel weer aan de St Paul`s Girls`School,
maar hervatte verder geen ander werk. Dat stoppen met zijn andere
activiteiten bleek heel bevorderlijk voor zijn werk als componist: Hij
schreef o.a. een stuk in opdracht van de BBC en voor de film The Bells
(1931) en in 1930 schreef hij ook zijn dertiende (en laatste) opera. Hij
gaf in 1932 nog een lezingencyclus
aan de Harvard University, maar zijn gezondheid verslechterde en uiteindelijk
stierf hij op 25 mei 1934 aan hartfalen na een operatie. Zijn as werd
begraven in de Chichester Cathedral in Sussex, vlakbij het gedenkteken voor
Thomas Weelkes.
Gustav`s
dochter Imogen stelde in 1974 een catalogus samen
van haar vaders werk: A Thematic Catalogue of Gustav Holst's
Music, London, Faber Music Ltd. Zijn vroegste solo vocale werken, vanaf 1891, hebben
geen catalogusnummer. De nummering in de H (Holst) catalogus en het
incidenteel toekennen van opusnummers is pas begonnen in 1895. Voor een
overzicht op genre zie de Wikipedia pagina of het artikel van Imogen in The New Grove.
Gustav hield niet van vaagheid en gebruikte een vrij directe
en strenge ‘Folksong’stijl, ostinato,
bitonaliteit en soms polytonaliteit, maar hij zorgde er altijd voor -zelf
altijd instrumentalist geweest zijnde- dat iets ‘speelbaar’ bleef. Zijn
‘vroege werken’ (vóór 1904), waaronder veel liederen beïnvloed door
Mendelssohn, noemde hij later ‘early horrors’. Begin 20ste eeuw leek het er
op of hij Schönberg zou volgen richting Late
Romantiek, maar het horen van Purcell`s Dido and Aeneas en de herleving van de volksmuziek, deden
hem zoeken naar een ‘musical idiom of the English language’.
Via Vaughan Williams leerde hij Ravel kennen en de
gecombineerde invloed van Ravel, het Hindoe
spiritualisme en de Engelse volksmelodieën
hield hem uiteindelijk buiten de invloed van Wagner en Richard
Strauss en bezorgde hem een eigen stijl.
In de jaren voor WO I componeerde hij in allerlei genres. In
1914 begon hij aan The Planets en tijdens
en na het componeren hiervan schreef en arrangeerde hij enorm veel vocale
en koorwerken, vooral voor de Thaxted Whitsun Festivals van 1916-1918.
Michael Tippett
wordt gezien als Gustav`s belangrijkste artistieke
opvolger.
Gustav Holst heeft enorme invloed gehad want hij componeerde
‘voor de mensen’: de taak van een componist was volgens hem muziek te
maken voor praktische doeleinden: festivals, vieringen, ceremonies en
Christmas Carols en onbewust zingen mensen heel vaak een lied of
arrangement van zijn hand.
Solo-zangmuziek voor de alt/mezzo stem, begeleid door piano,
even als duetmuziek voor SA stemmen. is te vinden op IMSLP:
- Hymns from the Rig Veda,
Op.24 (H 90): 1907-8
- The heart
worships (95): 1907
- 12 Humbert Wolfe Songs,
Op.48 (H 174): 1929
- Folk-Songs of England (?)
aan
dit artikel is het laatst gewerkt op 15 april 2020
|