In het reeds eerder verschenen artikel over Gerald
Finzi was aangekondigd dat zeker nog een
biografie zou verschijnen van de stamvaders van het Engelse Romantische
Lied. Door toeval kwam mij een bundel met zes – verrassende- sololiederen voor de alt/ mezzostem van Stanford onder ogen en dus
werd besloten hem als eerste te gaan beschrijven. Tot mijn verbazing bleek
dat er erg weinig literatuur verkrijgbaar was over hem. In de
muziekbibliotheek te Amsterdam bevond zich alleen het boek van J. Dribble. Maar onthutsender was dat zijn naam geheel
niet wordt genoemd in boekwerken als van Grout
& Palisca: de geschiedenis van de Westerse
Muziek, Steffelaar: Muzikale Stijlgeschiedenis en
van Benardeau en Pineau,
Geschiedenis van de muziek. Ik heb geprobeerd te begrijpen waarom dat zo
was.
Het boek van Dribble geeft
enorm veel informatie over Stanford`s familie,
vrienden, ontwikkelingen in de tijd en met betrekking tot zijn muziek, vaak
‘en detail’. Het is ongetwijfeld enorm knap geschreven, maar komt wat té
doorwrocht over. Het is moeilijk snel er een grote lijn uit te halen en een
samenvatting per hoofdstuk zou wenselijk zijn. Verder kwam ik tot de
conclusie dat Stanford`s leven en werken slechts
dan te begrijpen zijn, als behalve de muzikale stromingen ook de politieke
situatie van zijn tijd goed wordt beschreven: Stanford is namelijk een
protestantse Ier die weliswaar heel veel ‘Engels’ heeft geschreven, maar wiens afkomst
terdege doorwerkt in een aantal composities. Daarnaast hebben ook de
Boerenoorlog en vooral de Eerste Wereldoorlog zijn werk beïnvloed.
Vandaar dat voor degenen die zich echt in hem willen
verdiepen, hoofdstuk 1 is toegevoegd.
Hoofdstukindeling:
- De
politieke situatie in / rondom Engeland in de 19de en begin
20ste eeuw
- de
situatie met betrekking tot Ierland
- de
Boerenoorlog
- Wereldoorlog
I
- Algemene
kenmerken van de Romantiek
- Een
biografie van Stanford
- zijn
leven in ‘periodes’
- samenvatting
van zijn betekenis voor de muziek(geschiedenis)
- Een
kort overzicht van alle werken van Stanford
- Een overzicht van zijn vocale werken, met de nadruk
op de uitgaven voor de alt/mezzostem (in solo en
duetvorm).
Ad. 2 Algemene
kenmerken van de gehele periode van de Romantiek (zie tijdbalk):
Focus
op: het Lied; ontwikkeling van de
piano; grote aandacht voor de Koormuziek
Veel opera en
muziekdrama ten gevolge van ontstaan grotere middenklasse (1850-1880)
Nationale
muziek m.n. in Duitsland en op zoek naar eigen nationaal karakter in
:
Noorwegen,
Bohemen/ Tsjechië, Rusland,
Frankrijk en Engeland:
1815 1830 Romantiek (1870/1 Frans- Duitse oorlog) 1890
1914-1918(WOI) 1920
Laat Romantiek—Impressionisme
Beethoven/Mendelssohn
Schubert-Schumann- Brahms
Wagner-Wolf-Mahler- R. Strauss
Verdi –
Dvořák –
Saint-Saens
Ad. 3 Een biografie van Stanford
a.
zijn leven in ‘periodes’
b.
samenvatting van zijn betekenis voor de
muziek(geschiedenis)
---------------------------------------------------------------------------------------------------------
1852 - 1870 -
1887 / 1888
-
1901 - 1914 - 1924
vroege invloed ‘vormende’ jaren erkenning de nieuwe
generatie oorlog en
neergang
Dublin/familie/vrienden Cambridge/ Leipzig/ Berlijn professoraat Cambridge Leeds festival/ geridderd
CUMS/ RCM verhuizing naar
Londen patriottisme/
politieke isolatie
a. zijn leven in ‘periodes’
Charles Villiers werd op 30
september 1852 te Dublin geboren. Dublin, de eeuw ervoor nog de tweede stad
van het Britse Rijk, was op dat moment
(zie ook h. 1) zwaar verarmd, hoewel er nog steeds belangrijke
opleidingen waren op het gebied van medicijnen, handel en recht. Hij bleef
het enige kind van de protestantse, middle-class
rechtsgeleerde John James Stanford en zijn tweede vrouw Mary Henn. Van jongs af aan kwamen er veel musici, medici,
juristen en geestelijken over de vloer, waaronder Charles Graves (1) . Zij deden veel ter bevordering van de
belangstelling voor de Ierse cultuur en geschiedenis. In Dublin kreeg hij
les piano-, orgel-, viool- en compositieles van Michael Quarry
(2), Joseph Robinson (3), Robert Stewart (4), George Osborne (5) en (tussentijds in Londen) van Arthur O`Leary . Hij zag er ook vele Italiaanse
operagezelschappen, die het hele repertoire in het Italiaans zongen, wat de
afkomst van de stukken ook was. Alleen de muziek van Wagner bereikte Londen
of Dublin nog niet.
Via George Grove (6)
kon hij allerlei partituren lenen en gratis repetities bijwonen. Hoewel hij
in Dublin een solide basis verkreeg, vond hij het niveau van het
muziekonderwijs in het algemeen zo laag, dat ‘deze nooit met het vasteland
zou kunnen concurreren’(7).
Hoewel zijn vader wilde dat hij ook ‘in het recht’ zou
gaan, gaf hij hem in 1870 toestemming een muzikale carrière te gaan volgen.
Hij ging naar Queen`s College te Cambridge als
koorstudent en in 1873 werd hij aldaar tot organist van Trinity
College benoemd en tot dirigent van het (door hem gestichte) Cambridge
Amateur Vocal Guild (8)
en de Cambridge Musical Society.
Van 1874-1876 kreeg hij toestemming van Trinity College om bepaalde periodes afwezig te zijn om
in het buitenland te studeren: eerst ging hij naar Leipzig, waar hij
compositie en piano studeerde en heel veel opera hoorde.
De reputatie van Leipzig, verbonden met Mendelssohn en
Schumann, was in die tijd een beetje “ouderwets’ aan het worden. In 1876
ging hij op voorstel van de violist Joseph Joachim (9) naar Berlijn . Daarna reisde hij met zijn
jeugdvriend Raoul de Versan naar alle
muziekcentra van Duitsland en Frankrijk, ontmoette Brahms en Offenbach en
ging naar de opening van Wagner`s Bayreuth Festival Theater (10).
Stanford`s voornaamste bezwaar
tegen Wagner was met name de lengte van de stukken: ‘vermoeiend voor zanger
én publiek’ en het te ver doorgevoerde principe van het Leitmotiv.
Voor het theater en de nieuwe plaats van het orkest had hij wel bewondering
. Voor Wagner`s muziek nam die ook toe naarmate
hijzelf ouder werd.
De toezeggingen aan Stanford van Brahms en Wagner dat
zij in Londen enkele van hun eigen stukken zouden komen dirigeren, zijn
nooit gerealiseerd.
In Cambridge, waar Stanford componist en dirigent van de
University Musical Society (CUMS) was, nam zijn reputatie toe. Hij nam
allerlei ‘progressieve’ werken op in het repertoire. Hij componeerde er The Resurrection een groot werk voor solisten, koor en
orkest en incidentele muziek voor Tennyson`s Queen
Mary (11) en in 1877 schreef hij zijn eerste opera The veiled Prophet of Khorassan (12), waarvan de première in Duitsland zeer
gemengde reacties opriep. Zijn composities voor de ochtend-, communie-, en avonddiensten voor de Engelse Kerk
zorgden dat het niveau van musiceren enorm verbeterde.
Hij huwde in 1878 met Jane Anna Maria (Jennie) Wetton, nadat zijn vader geëist had dat de geliefden
een heel jaar geen contact met elkaar mochten hebben, alvorens hij
toestemming zou geven.
Zijn eerste verzameling van Ierse folk-song
arrangementen ‘Songs of Old Ireland: A Collection of Fifty
Irish Melodies Unknown
in England’, opgedragen aan Brahms, kwam in 1882 uit bij Boosey.
Echter, hoezeer Stanford ook bezig is geweest met de
Ierse muziek, zijn houding ten opzichte van de Ierse geschie-denis
was vanwege zijn Engels-Ierse, protestantse achtergrond en zijn heilig
geloof in de Britse unie, a- politiek.
Hij was dus ook sterk tegen de Home-rule
gedachte gekant (zie h. 1). De Engelsen zagen hem als een Ier, maar de Ieren
vonden hem te Engels. Zij verweten hem daarnaast dat hij de Ierse taal niet
beheerste.
In 1883 werd hij samen met Parry
gekozen tot professor in de compositieleer, tot professor in de leer der
orkestratie en tot dirigent aan het
nieuwe Royal College of Music (RCM).
Hij slaagde er in daar een eind te maken aan het overvloedige
beurzensysteem, waardoor men weinig prikkels tot hard werken had. In 1885
werd hij daarnaast dirigent van het Londense Bach koor.
De jaren 1883 en 84 was hij erg bezig met zijn carrière
als operacomponist, maar opnieuw kreeg hij vooral in Duitsland positieve
recensies. Duidelijk komt uit het boek
van Dribble naar voren hoe Stanford ondanks zijn
successen moeite had om genoeg
inkomen te verwerven om enigszins ‘op stand’ te kunnen wonen.
In 1886 schreef hij zijn grote succes koor-ballade ‘The
Revenge’, op tekst van Tennyson (13) , die direct overal werd uitgevoerd.
Vlak daarna schreef hij zijn “Irish’ Symphony , opus 28, die in 1888 in Nederland op het eerste concert van
het nieuwgevormde Concertgebouworkest werd uitgevoerd. Hierin gebruikte hij
bewust Ierse melodieën om mensen met een ‘exotische’ smaak te bedienen en
als model voor zijn Ierse tijdgenoten die bezig waren nationale ‘kunst’
muziek te maken (14).
In 1887 werd hij op 35-jarige leeftijd in Cambridge tot
‘professor in de muziek’ gekozen, maar ook deze baan leverde financieel
weinig extra`s op. Weer deed Stanford vergeefse pogingen Engelse opera op
de planken te krijgen. Verder deed hij voorstellen om muziek op het lesprogram
van de basisschool te krijgen, welke ideeën meer succes hadden toen Somervell (15) tot
‘koninklijk muziekinspecteur’ werd benoemd. Stanford componeerde in die
tijd ook neo-Jacobijnse
liefdesliederen op teksten van Robert Bridges
(16) en het oratorium Eden,
eveneens op tekst van Bridges. Maar zoals
Stanford vreesde, raakte ook dit oratorium na enige uitvoeringen in de
vergetelheid.
In 1891 kwam vooral door Stanford`s
toedoen Dvořák naar Cambridge om een eredoctoraat in
ontvangst te nemen. Verdi die om dezelfde reden was uitgenodigd te komen,
zei af vanwege zijn leeftijd.
In 1892 werden zijn beide kinderen Guy en Geraldine,
ernstig ziek en tijdens hun quarantaine schreef hij A Child`s Garland of Songs (17).
Stanford die zelf zeer hoopte op een eredoctoraat van Trinity College Dublin, kreeg deze niet. De eer ging
naar Parry.
|
|
Charles Villiers
Stanford, Hubert Parry, Alexander
Mackenzie, Edward German,
Edward Elgar
en Dan Godfrey
in Bournemouth-1910
|
De reizen die Charles Villiers Stanford maakte.
|
|
In 1892 verhuisde hij naar Londen om dichter bij het RCM
en het Bach koor te zijn. Hij spande zich ook zeer in voor de hervorming
van de universitaire ‘muziekgraden’ en voor de positie van het vak muziek
op de universiteit.
Zijn komische ‘Ierse’ opera Shamus
O~Brien
kwam gereed in 1895 en was direct een grote hit, zowel in Engeland,
Amerika als in Australië . Hij componeerde de jaren erna vele
liederen(bundels) als The Clown`s Songs, The
Rose of Killarney en Elizabethan
Pastorales.. Veel van zijn werken werden uitgevoerd door de Ierse
bariton Harry Plunket Greene.
Het was echter niet zo`n goede tijd meer om Britse
muziek in Duitsland uit te voeren, vooral niet als deze ging over Britse
heldendaden op zee: de Duitse regering die sympathie had voor de Boeren in
Z-Afrika (zie h. 1) ontwikkelde een anti-Britse houding.
Van 1901 tot 1910 was Stanford o.a. dirigent van het
Leeds Triennial (Driejaarlijkse) festival, waar
hij veel van Elgar`s muziek uitvoerde. Stanford
begon te beseffen dat een nieuwe generatie componisten ontstaan was en dat Parry en hij ‘ouderwets’ werden. In deze jaren kreeg hij ook ruzie met Parry in diens hoedanigheid als directeur van het RCM:
Stanford verzocht hem, omdat zijn salaris vijftig procent minder was dan
die van de meeste andere professoren, de functie van orkest- en
operadirigent tot een betaalde functie te maken. Die wens werd niet
ingewilligd, vooral omdat Parry aangaf, dat ze
dan ‘de grip op Stanford kwijt zouden raken’. Deze ruzie werd nooit meer
bijgelegd. In 1902 werd Stanford wel geridderd.
Hij componeerde in deze periode o.a. de Songs of the Sea en Love and
Life, Love and Death en
de Welcome Songs. In die tijd begonnen er
problemen te ontstaan voor hem en de andere componisten met de Britse
muziekuitgevers: dezen wilden vooral dát uitgeven wat het goed deed op de
‘populaire markt’: muziek voor orgel, korte instrumentale stukken en
koorwerken (inclusief die voor de Anglicaanse kerk). Veel van Stanford`s symfonische en kamermuziek-werken
bleven derhalve onuitgegeven. Hij stapte derhalve over van Novello en Boosey naar de
nieuwe uitgeverij Stainer & Bell (1907).
Stanford`s verhouding met Elgar verslechterde zeer omdat deze nogal laatdunkend
deed over de positie van de Engelse muziek in het buitenland, maar
desondanks bleef hij wel diens muziek uitvoeren.
Na 1910, toen zijn dirigentencarrière bijna ten einde
was, schreef Stanford nog werken als Songs of the
Fleet, twee Full Anthems,
zes Bible Songs naar voorbeeld van Dvořák, een Gloria voor de kroning van
George V, A Sheaf of Songs from Leinster (m.n. the Bold Unbiddable Child) en A Fire of Turf ( m.n.
The Capel on the Hill). Zijn vriendschap met McEwen werd steeds hechter en hij kreeg regelmatig
leningen van hem voor Stainer & Bell maar ook
voor zichzelf, want hij kwam steeds meer in geldnood te zitten (18) en moest daarom steeds weer verhuizen
naar bescheidener ‘optrekjes’. Met name ten behoeve van de broodnodige
inkomsten ging hij voor Stainer & Bell een-
en tweestemmige liederen voor schoolgebruik ‘produceren’.
In 1914 publiceerde hij zijn autobiografie ‘Pages from an Unwritten
Diary’ en omdat WO I was begonnen,
waardoor velen hun werk verloren, werd hij in datzelfde jaar lid van het
comité ‘Muziek in Oorlogstijd’.
Terwijl velen Duitse muziek in deze tijd wilden boycotten, bleef Stanford
de opvoering ervan wel steunen, hoewel hij Richard Strauss en Max Reger wel afschilderde als ‘de moderne Duitsers’
verantwoordelijk voor de degeneratie van Duitsland. Tot zijn dood in 1924
bleef hij componeren, met name voor de educatieve markt. Toen hij stierf
werd hij in Westminster Abbey naast Purcell begraven.
Velen waren zijn leerling, vooral op het gebied van de
compositieleer. Hoewel men hem intolerant vond of super kritisch, vulgair
of vaag, toch prees iedereen zijn vermogen ‘technische problemen’ op te
lossen.
Zijn belangrijkste leerlingen waren : Charles Wood, Lambert, RalphVaughan
Williams, Gustav Holst, Frits Hart, Th. William Yeates
Hurlstone, Coleridge-Taylor, Boughton, John Irland,
Bridge, Butterworth, Bliss, Howells, Benjamin, Moeran
en Ivor Gurney. Een globaal overzicht van hen is reeds gegeven in
het artikel
over Finzi.
b. samenvatting van zijn betekenis voor de
muziek(geschiedenis)
Stanford`s naam wordt altijd
verbonden met die van Parry en Elgar als er wordt gesproken over de eind-19de
-eeuwse renaissance van de Engelse muziek.
Hij was zijn hele leven lang componist voor allerlei
instrumenten en in alle muzikale vormen. Hij schreef –zelfs ingewikkelde
grote orkestpartituren- meteen op
papier en meestal werden zijn werken bijna direct na de compositie een of
meer keer uitgevoerd. In de 19de eeuw werd er namelijk weinig
gerepeteerd en heel snel uitgevoerd; men hield erg van premières.
Zijn invloed valt als volgt samen te vatten :
.hij moderniseerde de Engelse kerkmuziek en schreef veel
muziek voor de diensten
.zijn koormuziek was zeer aantrekkelijk én geschikt
voor professionals én amateurs
.hij geloofde meer in de opera dan de meeste Engelsen:
van zijn tien opera`s hadden er twee een première in Duitsland, sommigen
werden nooit opgevoerd of slechts een paar keer.
.hij vocht voor betere (componist)contracten bij
muziekuitgevers, waardoor hij regelmatig met hen botste
.hij gaf de aanzet tot de hervormingen van de
muziekopleiding in Cambridge (welke uiteindelijk ook elders werden
overgenomen)
.maar….als leraar compositie heeft hij misschien wel de
meeste invloed gehad
Op het eind van zijn leven en nog veel jaren na zijn
dood is veel van zijn werk in vergetelheid geraakt en nu pas, na de
eeuwwisseling, is er een zekere revival:
In 2010 is men begonnen een Stanford Society op te richten.
Stanford verdient zeker meer aandacht in de muziekgeschiedenis
vanwege bovengenoemde prestaties.
Met betrekking tot zijn muziek voor solostem moet
ik nu echter, na uitgebreid onderzoek, concluderen dat hij zeker enige
interessante liederen heeft geschreven, maar dat het niveau van de meeste
minder hoog is dan bij zijn tijdgenoten en leerlingen, bijv. in het geval
van zijn Bijbelse liederen (zie h. 5). Dvořák`s
Biblische Lieder zijn
duidelijk veel spannender.
|