|
ß Het Britse Rijk in 1897
|
|
|
Het Britse
Rijk en Ierland in 1921à
|
Ad 1. De
politieke situatie in / rondom Engeland in de 19de en begin 20ste
eeuw
a. de situatie met betrekking tot Ierland:
Ierland werd in 1541 een koninkrijk, in personele unie
met Engeland. Koning Hendrik VIII had zich in 1534 van de Rooms-katholieke
kerk had afgescheiden* , en door de titel Koning van Ierland aan te nemen
kon de kerk zijn titel Heer van Ierland, die door de paus aan de Engelse
koning was toegekend, niet terugtrekken. In de eeuw die daarop volgde
herstelden de Engelse koningen geleidelijk hun gezag over heel Ierland (die
ze tijdens de Rozenoorlogen grotendeels hadden kwijtgeraakt), door zowel
geweld als grootschalige kolonisatie door Engelse immigranten. Het koninkrijk werd bestuurd door een
gouverneur, de Lord Lieutenant/ Deputy of Ireland, ook wel viceroy
(onderkoning) genoemd. Het Ierse parlement, met een lagerhuis (House of
Commons) en hogerhuis (House of Lords), zetelde in Dublin. Tot
1782 had het parlement weinig te zeggen, en Rooms-katholieken mochten geen
parlementslid worden. Bijna alle macht in Ierland lag in handen van de
gouverneur en zijn tweede man, de Chief Secretary for Ireland, die
beiden altijd van Engelse of Britse adel waren. De arme, voornamelijk
Rooms-katholieke bevolking van Ierland werd bestuurd door een kleine
protestantse (Anglicaanse), Iers-Engelse elite. Dit leidde tot gewelddadige
conflicten, waaronder de opstanden in 1641, 1689-1691 en 1798.
Na de opstand van 1798 besloot de Britse regering om
Ierland bij het Verenigd Koninkrijk te voegen, om zo de Ierse bevolking
eerlijkere vertegenwoordiging in de regering te geven en verdere onrust te
voorkomen. In 1800 stemde zowel het Britse als het Ierse parlement voor een
Act of Union, die echter pas in 1801 in werking trad.
Hierbij werd het koninkrijk samengevoegd met het Koninkrijk Groot-Brittannië
om zo het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Ierland te vormen. De
Ierse maatschappij bestond in de 19e eeuw uit een kleine, protestantse,
bovenlaag en een grote katholieke onderlaag. Er was nauwelijks een
middenklasse. De leefomstandigheden van de onderklasse waren zeer slecht.
In Dublin, na Londen de tweede stad van het Britse Rijk, was het niet
ongewoon om met dertig tot veertig mensen een huis te delen.
Op het platteland waren de omstandigheden zo mogelijk nog
slechter. De bevolking van Ierland was in de eerste jaren van de 19e eeuw
explosief gegroeid. Het land was grotendeels eigendom van protestantse
edelen, die vaak zelf in Engeland woonden. Hun voornaamste belang was een
zo groot mogelijke opbrengst. Dat leidde tot een toename van de graanteelt,
voornamelijk voor export naar Engeland.
De landarbeiders en kleine boeren teelden daarnaast voor
eigen gebruik aardappelen. Naar schatting twee derde van de bevolking was
in 1841 voor zijn dagelijkse voeding primair aangewezen op de landbouw, en
dan met name op de aardappel. In 1845 mislukte de aardappeloogst
grotendeels vanwege een tot dan toe onbekende ziekte, de door de
pseudo-schimmel "Phytophthora infestans" veroorzaakte
Aardappelziekte. Het jaar daarop mislukte de oogst volledig. Omdat de
plattelandsbevolking nauwelijks alternatieven had, leidde dit tot een zeer
ernstige hongersnood. In 1847 viel de oogst mee, met als gevolg dat voor
het volgende jaar weer meer aardappelen gepoot werden. Toen in 1848 de oogst
wederom compleet verloren ging was het drama compleet.
De precieze omvang van deze ramp ( the Great
Famine) is moeilijk vast te stellen.
In een paar jaar tijd verloor Ierland een paar miljoen inwoners, deels door
sterfte, en voor de rest door massale emigratie naar de V.S..
De hongersnood was een extra impuls voor het streven
naar een gelijkere verdeling van het land. Voor veel Ieren was het
'landvraagstuk' van veel meer belang dan zelfbestuur of onafhankelijkheid.
|
|
|
De grote hongersnood
|
D verkiezingen van 1880: zetels per
gebied:
Blauw:
conservatieven
Oranje:
liberalen
Paars: Home Rule
|
De Ierse Vrijstaat (later
Republiek) en Ulster
|
Na het unie-verdrag van 1800 ontstond in de 19e
eeuw een streven naar zelfbestuur (home-rule) onder leiding van Charles
Stewart Parnell. Tot twee keer toe werd een wet voor zelfbestuur aangenomen
door het Lagerhuis in Londen, maar beide keren sneuvelde het voorstel in
het Hogerhuis. In 1885 werd als reactie de Unionistische Partij opgericht.
De dood van Parnell in 1891 beroofde de Ierse Partij van
een krachtig leider, het perspectief op een eigen parlement in Dublin leek
daarmee te verdwijnen.
Het gebrek aan politiek perspectief leidde tot een
opbloei van de eigen cultuur. Een groep schrijvers rond W.B. Yeats en Lady
Gregory zochten en vonden hun inspiratie in de oude Keltische mystiek. De
Gaelic League werd gesticht mede met als doel de eigen Ierse taal Iers te
ondersteunen. Door het hele land werden nationale scholen opgericht waar
Iers een verplicht vak werd. Op sportgebied werd de GAA, de Gaelic Athletic
Association, opgericht die zich richtte op 'klassieke' Ierse sporten als
Iers voetbal en Hurling.
Dit nieuwe nationalisme, vooral gegrond op de Ierse
eigenheid, zorgde ook voor een opleving van de radicale stroming in de
politiek. Sinn Féin werd in deze periode opgericht, maar was oorspronkelijk
nog geen republikeinse partij.
Toen in Engeland in 1910 de liberalen aan het bewind
kwamen met steun van de Ierse Partij leek zelfbestuur opeens toch binnen
handbereik. Door een wijziging in de verhouding tussen Lagerhuis en
Hogerhuis kon het Hogerhuis zelfbestuur niet langer blokkeren, alleen nog
vertragen.
In 1912 werd een wet aangenomen waarbij heel Ierland
zelfbestuur kreeg. Die wet leidde tot groot verzet in de provincie Ulster,
verzet dat overigens wordt geleid door een Dubliner en in Engeland van
harte ondersteund werd door de Conservatieve Partij. In het vooruitzicht
van de naderende wereldoorlog durfde de Liberale Partij de protestanten in
Ulster niet voor het blok te zetten. De Ierse partij moest lijdzaam toezien
hoe gepraat wordt over een aparte regeling voor het noorden van het eiland.
Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog betekende
uitstel van het zelfbestuur. De leider van de Ierse Partij riep
alle Ieren op om het Koninkrijk te helpen in deze zware
tijden door dienst te nemen in het leger. Hoewel veel Ieren aan die oproep
gehoor gaven was er ook forse tegenstand, ook binnen de Ierse Partij.
De Paasopstand ( opstand van Ieren tegen Engeland met
enige steun van Duitsland in 1916)
versterkte het verzet tegen die wet in Ulster alleen maar meer. Voor
de protestanten betekende Home Rule: Rome Rule (heerschappij
van het katholieke zuidelijke deel).
Bij de algemene verkiezingen in november 1918 werd Sinn
Féin verreweg de grootste partij, zij behaalde 73 zetels, tegen 26 voor de
Unionisten in Ulster. De leden van Sinn Féin weigerden plaats te nemen in
het parlement in Londen en vormden hun eigen parlement in Dublin.
In de loop van 1919 werd het steeds onrustiger. Steeds
vaker werden er aanslagen gepleegd op Britse doelen. De Britten reageerden
daarop met vergeldingsacties door het inzetten van troepen. In Ierland
staat deze periode bekend als de Ierse onafhankelijkheidsoorlog.
In 1920 nam het Britse parlement een wet aan waarbij het
eiland in tweeën werd gedeeld. Het noorden kreeg eigen zelfbestuur en
behield een nauwe band met Londen. In het zuiden kwam een eigen parlement
in Dublin, waarbij Zuid-Ierland een status zou krijgen vergelijkbaar met
Canada en Australië.
De verdeling van het eiland was voor veel Ieren
onacceptabel. Ook de status, waarbij een band bleef bestaan met Londen,
ging velen niet ver genoeg. De wet werd daarom niet geaccepteerd en de
onrust groeide uit tot een ware onafhankelijkheidsstrijd.
In het voorjaar van 1921 brak bij een aantal leiders van
Sinn Féin het besef door dat langs militaire weg hun doel niet bereikt zou
worden. Dat leidde tot vredesbesprekingen en een verdrag. Hierdoor werd het
zuiden de facto onafhankelijk, de Vrijstaat, hoewel er in naam een
band met Londen bleef bestaan. Het verdrag betekende echter ook dat het
zuiden akkoord ging met de creatie van een protestantse staat Noord-Ierland
waarin de grote katholieke minderheid bewust tot tweederangs burgers werd
gemaakt.
Belangrijke begrippen:
Unionisme: streven om nauwe band met rest van Engeland te handhaven
; kenmerken: monarchaal, protestant en hiërarchie van strenge standen/
klassenmaatschappij
Home-rule : zelfbestuur voor Ierland.
*met betrekking tot het
ontstaan van de Engelse vorm van protestantisme – de Anglicaanse kerk- zie
bijv. mijn inleiding
op het artikel over H. Purcell.
b. De Boerenoorlog
Boerenoorlog is de naam van de oorlogen die in
Zuid-Afrika uitgevochten werden tussen de Boeren en de Britten in de 19de en het begin van de 20ste
eeuw. Deze Boeren of Afrikaners waren afstammelingen van vooral Nederlandse
kolonisten, die als pioniers (Voortrekkers) naar de binnenlanden van
Zuid-Afrika trokken en daar onder meer Oranje Vrijstaat en de
Zuid-Afrikaanse Republiek stichtten.
Er waren twee
oorlogen: de Eerste Boerenoorlog (1880-1881) en de Tweede Boerenoorlog
(1899-1902). De Boeren pasten in beide oorlogen de tactiek van de loopgraaf
toe, waarmee zij vele successen boekten. Ze vochten in 1900 een
guerrillaoorlog onder leiding van o.a. generaal Christiaan de Wet. De
Britten onder leiding van Lord Kitchener reageerden met het vernielen van
boerderijen, het in beslag nemen van voedsel en het inrichten van
concentratiekampen waarin de familieleden en het personeel van Boeren
werden vastgehouden. Kitchener legde door heel Transvaal een systeem aan
van honderden kilometers blokhutten en prikkeldraad om de guerrilla's in
hun bewegingen te beperken. De strijd kostte het leven aan 7.000 Boeren en
ongeveer 28.000 Boerenvrouwen en kinderen in de kampen, plus meer dan
14.000 mensen van inheemse afkomst. Er kwamen 22.000 Britse soldaten om
door strijd en vooral ziekte (onder meer tyfus). Met deze laatste oorlog
kwam er definitief een einde aan het bestaan van onafhankelijke
Boerenrepublieken in Zuidelijk- Afrika.
De Boerenoorlogen verstoorden de verhoudingen met
Duitsland dat pro-Boers was. Hoewel Engeland en Duitsland wel samen de
Boxeropstand in China hadden helpen neerslaan om de handelshavens aldaar te
beschermen, werd de verhouding tussen beide landen steeds meer gespannen en
er ontstond een wapenwedloop die tot uitbarsting kwam in de Eerste
Wereldoorlog.
C. Het Britse Rijk in Wereldoorlog I ( voor een uitgebreid overzicht, volg de
link):
Het Westfront:
Duitsland en Oostenrijk-Hongarije waren bondgenoten en
Frankrijk had een verbond gesloten met Rusland. Na de Boerenoorlog was
Engeland op zoek naar bondgenoten, maar een Engelse toenadering tot
Duitsland werd door de Duitsers afgewezen. Engeland zocht nu toenadering
tot Frankrijk en Rusland. Dit bondgenootschap werd hierop de Triple Entente
genoemd. Duitsland zag zich hierom als het slachtoffer van een tegen haar
gerichte samenzwering.
De Engelsen hadden de Belgische neutraliteit
gegarandeerd en toen Duitsland een aanval deed via België, moest Engeland
de Belgen helpen. Ze kwamen vier
jaar lang vast te liggen in de loopgraven van het Westfront, waarbij
velen sneuvelden of voor het leven gehandicapt werden.
Naast protestantse Ieren die de Engelsen wel gunstig
gezind waren, lieten zich tienduizenden katholieke Ieren inlijven in het
Britse beroepsleger. Van de 200.000 Ierse vrijwilligers in het Britse leger
zouden er uiteindelijk ongeveer 30.000 de dood vinden. De Engelsen
beschouwden de Ieren (net als trouwens de Schotten) als “woeste krijgers”
die met de “gepaste” omkadering door hoofdzakelijk Engelse officieren best
van pas kwamen bij allerlei koloniale conflicten, terwijl de Ieren en Schotten
het leger zagen als een broodheer die bovendien nog “avontuur” op
“exotische plaatsen” in het vooruitzicht stelde.
In Europa werd door de Britten ook gevochten op de
Balkan en verder nog in Afrika (ZW en O. Afrika), in het Midden-Oosten
(Mesopotamië. Palestina, Perzië ) en in de Pacific.
|