Girolamo Frescobaldi (1583-1643)
Voor
een uitgebreid overzicht van ‘Frescobaldi`s’ tijd
wordt verwezen naar het overzicht
zoals reeds verschenen bij Buxtehude.
RENAISSANCE
|
BAROK
|
1580
|
1590
|
1600
|
1610
|
1620
|
1630
|
1640
|
|
in Ferrara
|
in
Rome met tussendoor verblijf in Brussel en Mantua
|
Florence
|
Rome
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Over
de geboortedatum van Girolamo Frescobaldi
wordt nog steeds gediscussieerd: vroeger werd 9 september aangehouden, maar
tegenwoordig houden de Engelse Wikipedia en The New Grove het op 13 of 15
september. Wellicht was zijn vader Filippo organist, maar hij was zeker een
welgestelde burger (‘illustrissimus’) van Ferrara,
waar Girolamo in 1583 ter wereld kwam. De
componist Luzzasco Luzzaschi
die organist was aan het hof van Alfonso II d`Este, was peetvader van een van Filippo`s kinderen.
Ook Monteverdi, Dowland
, Lassus en Gesualdo
bezochten het hof van Ferrara.
Girolamo, die door
eigentijdse bronnen wordt omschreven als ‘wonderkind’ studeerde bij Luzzasco en waarschijnlijk was hij op 14 jarige
leeftijd (1597) al organist van de Accademia della Morte te Ferrara, na Luzzaschi en Ercole Pasquini (1560- 1619).
|
|
|
|
|
|
|
|
Gedenkplaat
op geboortehuis
G.
Frescobaldi
|
Girolamo
Frescobaldi
|
Ferrara,
Frescobaldi`s
geboorteplaats
|
Luzzasco Luzzaschi
(1545-
1607)
|
Alfonso II
d`Este
(1533-1597)
|
Accademia di S Cecilia
te Rome
(opgericht
1585)
|
Guido
Bentivoglio
(1577-1644)
|
Familiewapen
van de Bentivoglio`s
|
Periode
1604- 1615:
Wellicht
in 1601 al vertrok Frescobaldi -samen met Luzzaschi- naar Rome waar hij in 1604 gekozen werd in
de Accademia di S Cecilia (1). Zeker is dat hij
begin 1607 organist (‘Girolamo Organista’) werd van de Santa Maria in Trastevere. Hij was ook in dienst van Guido Bentivoglio, de aartsbisschop van Rhodos, en trok –toen
deze in juni tot nuntius in Vlaanderen werd benoemd- met hem mee naar
Brussel. Frescobaldi bezocht daarnaast Antwerpen
en publiceerde in 1608 een madrigaalboek.
Op
21 juli van hetzelfde jaar werd hij benoemd tot organist van de Cappella Giulia (2) van de Basilica S. Pietro te Rome als
opvolger van Ercole Pasquini.
Hij bleef echter in Vlaanderen en keerde pas –na een lange stop in Milaan
ten behoeve van de uitgave van zijn (klavecimbel) Fantasie- op 29 oktober
in Rome terug. Hij behield de functie in de S. Pietro tot zijn dood, maar
bespeelde daarnaast, onder andere, ook de klavecimbels van verschillende
prominente kardinalen.
Frescobaldi verbleef een
tijdje in de residentie van Guido`s broer, Enzo Bentivoglio, die in 1608 was benoemd tot ambassadeur
van Ferrara in Rome. Volgens een brief in het Archivio
Bentivoglio probeerde Enzio
in 1609 een van Caccini`s dochters naar Rome te
krijgen om met Frescobaldi te trouwen (en
wellicht deel te laten maken van zijn eigen groep vrouwelijke zangers),
maar Caccini kwam hierop met een tegenvoorstel:
een huwelijk van Frescobaldi met zijn dochter en
een baan voor beiden aan het hof van Florence
met een hoog salaris en weinig verplichtingen! Het aanbod werd afgeslagen
en Girolamo moest hierna zijn heil elders zoeken.
Vanaf
ca. 1612 kwam hij in dienst van kardinaal Pietro Aldobrandini,
een van de rijkste en belangrijkste kardinalen toen. Op 18 februari 1613
trouwde hij met Orsola Travaglini
(Orsola del Pino), de
moeder van zijn –onwettige- eerste zoon Francesco, geboren op 29 mei 1612
en van zijn onwettige dochter Maddalena, geboren
op 22 juli 1613. Hoe het precies zit met deze vreemde tijdsvolgorde is
onduidelijk, maar wellicht had Girolamo in 1612
nog niet genoeg geld om te trouwen. Verder kreeg het echtpaar nog op 8
november 1614 Domenico, wiens peetvader kardinaal
Ginnasi was en die priester, dichter en
kunstverzamelaar werd, Stefano (1616/7) en in
september 1619 Caterina.
In
oktober 1614 werd Frescobaldi benaderd door een
agent van de Hertog van Mantua,
Ferdinando I Gonzaga,
met een heel goed aanbod. Hij stemde toe, maar toen hij in Mantua aankwam
was de ontvangst er zo koel dat hij in april 1615 weer naar Rome
terugkeerde. Twee edities van zijn eerste boek met toccatas
en een boek met ricercars en canzonas
verschenen in 1615. Naast zijn werkzaamheden in de Basilica en bij Aldobrandini nam hij ook leerlingen aan en werkte af en
toe in andere kerken.
|
|
|
|
|
|
|
|
Cappella
Giulia van de St. Pieter (San Pietro) te Rome
|
Pietro
Aldobrandini
|
Ferdinando I
Gonzaga
|
Ferdinando II de`
Medici
|
Baptisterium
San Giovanni Florence
|
Francesco
Barberini
|
Johannes
Kapsberger
|
Antonio
Barberini
|
1616-
1628 en 1629- 1643:
De
periode van 1616- 1628 verliep vrij rustig en was zeer productief: een
tweede versie van zijn eerste toccata boek (1615-6), ricercars
en canzonas (1615), cappricios
(1624) en een tweede toccata boek (1627) verscheen. In november 1628 kreeg
hij van de St. Pieter toestemming om Rome te verlaten en in dienst te
treden van de groothertog van Toscane, Ferdinando
II de` Medici.
Hij
werd er uitstekend betaald en vervulde een jaar lang de functie van
organist van het Baptisterium San Giovanni. Frescobaldi
bleef tot april 1634 in Florence, een periode waarin, onder andere, in 1630
twee aria – boeken vooral voor solostem (Arie musicali) verschenen (3). Er is
verder vrij weinig bekend over de periode van zijn verblijf in Florence.
Waarom
hij precies terugkeerde naar Rome is nog onduidelijk, wellicht op
uitdrukkelijk verzoek van de machtige familie Barberini.
Frescobaldi werkte (nog steeds) in de St. Pieter,
maar kwam daarnaast in dienst van kardinaal Francesco Barberini, bij wie
ook de luitist Johannes Kapsberger werkzaam was.
In 1635 publiceerde hij zijn Fioro musicali en herdrukken van oudere collecties in
1637. In 1635 of 1637 ontving hij een pensioen van kardinaal Antonio
Barberini. Verder is nog bekend dat Froberger in
1637 toestemming kreeg zijn post aan het Hof van Wenen te verlaten om (tot
1641) bij Frescobaldi te gaan studeren. Van de
jaren 1637-1643 is eigenlijk niets bekend over zijn leven of muziekstijl.
Hij stierf op 1 maart 1643 na een ziekte van tien dagen en werd begraven in
de Santi Apostoli, waar
hij de laatste negen jaar vlak bij had gewoond. Zijn Requiem werd gezongen
door de meest beroemde musici in Rome. Zijn graftombe verdween tijdens een
restauratie van de kerk eind 18de eeuw. Momenteel is er een
gedenkplaat en een graf met Frescobaldi`s naam in
de kerk.
|
|
|
|
|
|
|
|
Carlo
Gesualdo
(1566-
1613)
|
B.
Pasquini
(1637-1710)
|
Johann
Froberger (1616-1667)
|
Henry
Purcell
(1659-
1695)
|
Johann
Pachelbel
(1653-
1706)
|
Johann
S. Bach
(1685-
1750)
|
Graf Frescobaldiin
de kerk
|
en
gedenkplaat
|
Frescobaldi`s werken en
zijn ‘postume’ invloed:
Frecobaldi`s madrigalen
uit 1607/8, wellicht in Brussel gecomponeerd, weerspiegelen de stijl van
Ferrara, door Luzzaschi gesticht en voortgezet
door Fontanelli en (de Napolitaan) Gesualdo: meer de nadruk op polyfonie dan op homofonie,
voortdurende verschuivende tekst met veel cadenzen
en snel opeenvolgende imitaties van snelle ritmische figuren en -in
duidelijke tegenstelling tot de madrigalen van Marenzio
en Monteverdi- zonder duidelijke apart
functionerende baslijn. Dat Frescobaldi
over het algemeen minder dissonantie gebruikte, is vermoedelijk toe te
schrijven aan zijn ‘Romeinse’ jaren.
Vanaf
1614 was hij vooral beroemd als uitvoerder op orgel en klavecimbel en
daarnaast componeerde hij, vrij ‘conservatief’.
De
New Grove beschrijft zijn instrumentele werken uit de periode 1624- 1627
als werken van ‘volle rijpheid’, maar betitelt de (Florentijnse) Arie musicali
daarentegen als ‘anachronistisch’.
In
1635 publiceerde hij de Fiori musicali, zijn enige compositie geheel gewijd aan
kerkmuziek en zijn laatste bundel met compleet nieuwe stukken in allerlei
genres, zoals orgel- improvisaties op een gezongen Gregoriaanse cantus firmus. In zijn laatste werk, Cento partite sopra passacaglia,
combineerde hij verschillende stukken die aanvankelijk ‘onafhankelijk’
geschreven waren.
Vriend
en vijand erkennen Frescobaldi`s meesterschap op
orgel en klavecimbel: hij bracht, zeker na 1628, emotie (affetti) in het spel en vernieuwing (o.a.
contrasterende tempi).
Ook
na zijn dood had zijn werk nog veel invloed en Bernardo
Pasquini maakte hem tot een ‘pedagogische
autoriteit’. Zijn belangrijkste leerling was Johann Jakob Froberger en, net als dat van Frescobaldi,
werd diens werk nog in de 18de eeuw bestudeerd.
Buiten
Italië beïnvloedde Frescobaldi Henry Purcell, Johann Pachelbel én Johann Sebastian Bach. Van deze laatste is
bekend dat hij een aantal werken van Frescobaldi
bezat, waaronder een kopie van diens Fiori musicali, welke hij in 1714 in
Weimar uitvoerde.
|
|
|
|
|
|
|
|
Het
conservatorium
G.
Frescobaldi
in
Ferrara (1870
opgericht)
|
Il primo libro di Toccate
|
Toccate e Partite II
‘Toccata nona’
|
Aria
detta la frescobaldi
|
Fiori musicali
|
Canzoni Roma
1628
(versie A)
|
Canzoni
Versie
B
|
Venetia
1634
(versie C)
|
Erg prettig (op
bijvoorbeeld blokfluit: sopraan of tenor) uit te voeren zijn de Canzoni per Canto solo. De uitgave van Doblinger met 5 Canzoni (DM
87) is gebaseerd op drie –onderling
verschillende- uitgaven van Frescobaldi`s
(enige/ of als enige bewaard gebleven) Canzoni voor verschillende instrumenten, daterend uit 1628 (Roma- Gio Battista Robletti), 1628 (Roma- Paolo Masotti)
en 1634 (Venetia- Alessandro Vincenti). De Doblinger
uitgave is een ‘mix’ van deze drie versies (A, B en C). Versie B noemt de
namen van de canzoni II, III, IV en V: Canzona prima detta la Bonvisia, Canzona seconda detta la Bernardinia, Canzona terza detta la Lucchesina en Canzona terza (= moet zijn quarta) detta la Donatina.
Aan deze tekst is voor het laatst
gewerkt op 6 december 2017
|