Het Hof der Gonzaga`s in Mantua
De
stad Mantua, hoofdstad van het gelijknamige gebied, gelegen in de
Lombardijse vlakte en aan drie kanten omgeven door meren, was in de 13de
eeuw bijna onneembaar. De stad was toen al welvarend vanwege haar kledingproductie.
In 1276 werd Pinamonte Bonacolsi er ‘capitano
generale perpetuo’ (‘eeuwig kapitein generaal’). In feite werd hij dus soeverein heer en was Mantua een soevereine staat. In 1328 werd de
familie Bonacolsi verdreven in een opstand die gesteund werd door het Huis Gonzaga (1),
van oorsprong boeren en huursoldaten (condottieri).
Het
huis Gonzaga:
|
1300
|
1400
|
1500
|
1600
|
1700
|
|
Luigi
I
|
L
II
|
FrancescoI
|
Gianfr.I
|
Luigi
III
|
Fed.I
|
Franc.II x
I. d`Este
|
Fed.
II
|
Erc
G.
|
Fr.
III
|
Gugl
|
Vinc.I
|
Ferd.I
|
C.I
|
|
CII
|
Ferdin.Carlo
|
|
Markgraven van Mantua
|
Hertogen
van Mantua
Markgraven/
Hertogen van Montferrat
|
**
|
|
Hoogtepunten van de muziek in Mantua:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
*
|
|
|
|
Renaissance en Humanisme
|
Maniërisme(Laat- Renaissance) Barok
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
*Marco da Gagliano; **Successie-
oorlog
Luigi
(Ludovico)I Gonzaga (1268 – 1360), die in 1318
podestà (2) was geweest, werd in 1328 tot ‘capitano del populo’
(kapitein van het volk) gekozen. In 1329 werd hij daarnaast nog vicaris van
Ludwig IV, keizer over Italië en het
Heilige Roomse Rijk. De periode hierna was onrustig: diverse familieleden
waaronder Lodovico II, vermoordden hun mededingers.
Ludovico`s zoon Francesco
I Gonzaga (1366 - 1407), gehuwd met Agnese Visconti, volgde zijn vader
op in 1382. Hij liet het kasteel van San Giorgio bouwen, de kern van het
–latere- hertogelijke paleis en de gotische façade van de stadskathedraal.
Zijn
zoon Gianfrancesco I, gehuwd met
Paola Agnese Malatesta (3), volgde hem in 1407 op. In 1433 werd
hij tot ‘marchese’ verheven door keizer Sigismund. Hij vocht als
condottiero voor de pauselijke staten, voor de Venetianen en daarna voor de
Visconti`s van Milaan. In 1423 bracht hij de humanist Vittorino da Feltre
naar Mantua om zijn zoon Ludovico te
onderwijzen op de nieuw te openen humanistische school, de Casa
Giocosa. Hij bracht ook verschillende keren Filippo
Brunelleschi naar Mantua, o.a. om hem te raadplegen over de aanleg van
dijken ten behoeve van de landbouw en hij vroeg de schilder Pisanello de
muren van zijn Palazzo Ducale te decoreren. Daarnaast verzamelde hij vele
muziekinstrumenten in zijn paleis.
Ludovico
(Luigi) III Gonzaga (1412 – 1478), Il Turco, gehuwd
met Barbara van Brandenburg, werkte ook al vroeg als condottiero. Hij
volgde zijn vader in 1444 (4) op als markies
van Mantua. De staat Mantua was toen zeer verarmd vanwege jarenlange
oorlogen. Vanaf 1466 was Ludovico bijna permanent in dienst van de Sforza`s
te Milaan. Hij stichtte kerken, liet straten plaveien, een klokkentoren
bouwen en het stadscentrum reorganiseren. Hij verdeelde ook grond onder de
armen. Leon Battista Alberti ontwierp voor hem de grote klassieke kerk van
Sant`Andrea. In 1459 stelde Ludovico Andrea Mantegna aan als hofschilder,
wiens fresco`s in de camera degli
sposi nog steeds zeer beroemd zijn. Hij benadrukte de bestudering van
de klassieke literatuur en rond 1472 liet hij een drukpers naar Mantua
komen. Op muziekgebied leunde de Gonzaga`s aanvankelijk sterk op de Estes
van Ferrara (5), families door diverse huwelijken met elkaar verbonden.
Ludovico`s zoon Francesco was de eerste van de zeven Gonzaga`s die
kardinaal werd. Hij gaf de Toscaanse dichter Angelo Poliziano de opdracht
tot het schrijven van het theaterstuk Fabula
di Orfeo, het eerste stuk in het Italiaans dat
ook muziek bevatte (6).
|
|
|
|
|
Boven:
Palazzo Ducale
Geheel
rechts: camera degli sposi –camera
picta (door Andrea Mantegna)
Rechts:
Palazzo(del) Tè
|
|
|
|
Federico
I was Ludovico`s opvolger van 1478 tot 1484 en hij probeerde
zijn vaders ideeën zo goed mogelijk na te volgen.
Hij werd in 1484 opgevolgd door
Francesco
II. Ook hij stimuleerde al snel muziekuitvoeringen, maar zijn
plan om net als Ferrara een cappella
te stichten, werd gedwarsboomd door de heikele politieke situatie van dat
moment(7). Hij trouwde in 1490 met de vijftienjarige Isabella d `Este, afkomstig uit
Ferrara. Ze sprak vloeiend Latijn, studeerde Grieks, filosofie en
dichtkunst, zong en speelde tegelijk luit. In de periodes dat Francesco aan
het vechten was en tijdens zijn gevangenschap in Venetië, bestuurde
Isabella zijn gebieden. Ze begon Romeinse beeldhouwwerken te verzamelen en
bestelde nieuwe, in klassieke stijl. Zij verzamelde ook schilderijen van
Mantegna, Perugino, Corregio, Giovanni Bellini en Lorenzo Costa de Oudere
in haar studiolo en grotta (8)
en muziekinstrumenten, waaronder zeer veel luiten. Veel
artiesten, schrijvers en denkers kwamen naar Mantua, onder wie Rafaël en
Leonardo da Vinci, en talloze musici:
Isabella had veel musici meegenomen uit Ferrara. Haar
muziekleraar in Ferrara was Johannes Martin (Giovanni Martini) geweest, een
Vlaamse zanger en componist. Giovanni Angelo Testagrossa was in Mantua nu
haar luitleraar. Pietro Bembo en Ludovico Ariosto bezochten haar daar, net
als veel andere ‘noordelijke’ componisten. Francesco slaagde er ca. 1510 in
een eigen cappella te vormen in
de Santa Maria dei Voti- kapel. Hij verkreeg verschillende belangrijke
zangers hiervoor vanuit Ferrara waar de Estes, vanwege geldgebrek door het
moeten vechten tegen de paus, hun hof moesten verkleinen. Was de
muziekuitwisseling tussen beide hoven aanvankelijk frequent - ze ‘leenden’
elkaars artiesten- , in de 16de eeuw begonnen de Gonzaga`s hun
musici meer in vaste dienst te nemen. Isabella was weinig geïnteresseerd in
liturgische muziek, maar meer seculier gericht. Mantua werd door haar
toedoen het belangrijkste centrum van de frottola (9). De belangrijkste frottolisten toen waren Bartolomeo
Tromboncino en Marco Cara (10). Niet geheel
zeker is of de luitist Giovan Maria Giudeo (=de Jood) in Mantua werkte.
Zeker deden dat Alberto da Ripa (Alberto di Mantova) en Federico Mantovano.
Franceso regeerde tot 1519 en zijn zoon
|
|
|
|
|
|
|
Montferrat
en Mantua
|
Francesco I
|
Schildering
Pizanello
|
Ludovico II en
zijn hof
|
Francesco
II
|
Isabella
d`Este
|
Isabella`s
Grotta
|
Federico II tot 1540. Federico
II werd in 1521 door paus Leo X tot kapitein- generaal van de kerk benoemd.
In 1530 kreeg hij van keizer Karel V de hertogstitel. Na zijn huwelijk met
Margherita Paleologa, werd hij in 1533 - als Federico I- ook markgraaf van Montferrat. Hij had
belangstelling voor tuinen, planten
en monsters, liet overal exotische dieren kopen van buitenlandse handelaars
en vulde de verschillende verzamelingen van zijn moeder aan. Hij liet zijn geboortestad verfraaien en
vroeg aan Giulio Romano, een leerling van Rafaël, het Palazzo del Tè te
bouwen, als onderdeel van een miniatuur ‘Rome aan de Po’. Giulio maakte ook
de triomfbogen die Karel V in Mantua verwelkomden en hij ontwierp voor
toernooien en feesten ‘opvallende kostuums’. Het luxe- leven waar Federico
zo van hield, was een ware aanslag op de schatkist van Mantua. Na zijn dood
in 1540 volgde een periode van regentschap door, onder andere, kardinaal Ercole Gonzaga vanwege
minderjarigheid van Francesco III.
In 1557 kwam Francesco`s broer
Guglielmo
aan de macht. Deze huwde met Eleonora van Oostenrijk, de dochter van keizer Ferdinand I en
werd in 1576 verheven tot hertog van Montferrat. Belangrijk voor hem was de
financiën weer op orde te brengen. De bevolking van Montferrat werd enorm
door hem onderdrukt, maar ook de inwoners van Mantua klaagden over hem: hij
hief hoge belastingen en een deel van de landbouwopbrengsten dat vroeger
voor de commune was, ging nu naar zijn privé- bezit. Mantua profiteerde
echter ook van Guglielmo`s scherpe economische inzichten: hij kreeg
rapporten van wat er overal gebeurde en alles werd heel precies
bijgehouden. Voor armen en zieken werden het Ospedale Maggiore uitgebreid
en de medische diensten verbeterd. Hij hield zich verder bezig met het
(her)inrichten van de zalen in het Palazzo Ducale en de Venetiaan
Tintoretto kreeg de opdracht acht grote schilderingen te maken waarop de
glorie van de Gonzaga`s werd afgebeeld.
Om de kerk te vriend te houden, liet hij overal kerken (o.a.
de basilica Santa Barbara) en kapellen bouwen. Hij kwam er niet onderuit
kerkelijke inquisiteurs die optraden in het kader van de Contra-
Reformatie, toe te laten. Hier profiteerde hij echter ook van, want een
gedeelte van de eigendommen van de ketters kwam in zijn eigen zak terecht.
Daarnaast ontving hij van de joden die tot die tijd een redelijke mate van
vrijheid hadden gekend (11) maar nu steeds
meer beperkingen ondervonden, veel geld waarmee ze zijn bescherming
kochten.
In Mantua was er op dat moment een actieve succesvolle
joodse theatergroep, de Università
Israelitica (12), die ook in nabijgelegen hertogdommen optrad. Het succes
ervan was te danken aan tekstschrijver Leone Sommo, choreograaf Isaaco
Massarano en vooral aan Salomone Rossi, zanger, violist
en componist.
Guglielmo hield zich net als kardinaal Ercole vooral met
kerkmuziek bezig. Hij componeerde ook zelf wereldlijke en geestelijke
muziek, anoniem gedrukt weliswaar, in ‘ímitatieve’ stijl met afwisselend
(alternatim) homofone en polyfone delen. Zijn werken weerspiegelen de
verordeningen van het Concilie van Trente die waarschuwden tegen wereldse
invloeden in kerkmuziek en eisten dat de heilige teksten goed te begrijpen
waren.
Als maestro di cappella di camera e di chiesa,
nam hij Giaches de Wert en Giovanni Giacomo Gastoldi in dienst. In de cappella (13)
zong een toenemend aantal castraten (14).
Guglielmo vroeg ook Pierluigi da Palestrina (15) en
Luca Marenzio bij hem in dienst te treden, maar zij bedongen meer salaris
dan hij wilde betalen. Palestrina schreef wel missen en motetten voor de
(speciale liturgie van de) Santa Barbara en Guglielmo correspondeerde met
hem over zijn eigen composities..
De vooral om zijn madrigalen bekende De Wert bezigde in zijn
latere composities een solistische declamatiestijl, waarmee hij voorloper
was van de nieuwe stijl van zijn opvolger Claudio Monteverdi. Ook Gastoldi
was vooral om zijn madrigalen beroemd. Zijn ballettos stonden model voor de Engelse balletts van Thomas Morley. Verder was de edelman Alessandro
Striggio jarenlang aan het hof verbonden ‘zonder betaling’, als luitspeler
en violist, ‘musica straordinario’.
|
|
|
|
|
|
|
|
Schilderij
Corregio
|
Pietro Bembo
|
Ludovico Ariosto
|
Federico II
|
Giulio Romano
|
Guglielmo I
|
Basilica Santa Barbara
|
Salomone Rossi
|
Guglielmo`s zoon, Vincenzo
I was, na een eerste huwelijk met Margherita Farnese van Parma,
getrouwd met Eleonora de`Medici de dochter van Francesco
I (16). Hij was van 1587 tot 1612 hertog van Mantua en Montferrat en
daarin het tegenovergestelde van zijn vader: vrijgevig, impulsief, vrolijk,
verkwistend, losbandig en dol op vrouwen. Eleonora hield zijn vele liefjes
goed in de gaten en verklaarde zichzelf regelmatig ziek om verdere
zwangerschappen te voorkomen. Vincenzo was populair bij de bevolking die
hij op ‘brood en spelen’ trakteerde, zoals iedere week een concert! Op
verzoek van keizer Rudolf II en de paus trok hij diverse malen ten strijde
tegen de Turken, wat hem weinig roem bracht maar wel veel geld kostte. Bij
latere reizen naar Innsbruck, Genua, Venetië en Rome, vergokte hij enorme
bedragen waardoor hij genoodzaakt werd zijn vaders juwelen en opbrengsten
van rijke landerijen te verpanden. Daarnaast kocht hij schilderijen en
andere objecten om zijn paleizen mee te versieren en geschenken voor zijn
vrienden en minnaressen. De heerschappij over Polen die hem eind 16de
eeuw werd aangeboden sloeg hij echter toch maar af!
Bij zijn dood in 1612 liet hij een enorme schuld achter en een hof bestaande uit achthonderd personen. Hiertoe
behoorden naast de schrijver Guarini, de dichter Torquato Tasso en
architecten en schilders als Peter Paul Rubens (1577 – 1640) die ook als
ambassadeur voor Vincenzo optrad, Donatello, de reeds genoemde Pisanello,
Domenico Fetti, Luca Fancelli en Nicolò Sebregondi ook veel musici:
Vincenzo I had, als reactie op de sobere kerkmuziek van zijn
vader en naar voorbeeld van Ferrara, ook in Mantua een Concerto della Donne
opgericht, waar De Wert muziek voor ging schrijven en hij breidde zijn
vaders cappella uit met
instrumentalisten omdat die belangrijker werden in de muziekpraktijk.
Verder nam hij de reeds eerder genoemde Salomone Rossi in
1587 (17) in dienst. Andere joodse vocalisten en instrumentalisten
waren Abramo en Abramino dell`Arpa, Isacchino Massarano, de sopraan Madama
Europa (=toneelnaam van de zus van Salamone Rossi), haar zoon, de componist
Asher de Rossi, en diens zonen, de gitaarspelers Giuseppe en Bonaiuto.
Vincenzo I was zo bezitterig en beschermend ten opzichte van
zijn spelers dat hij reizende gezelschappen geen toestemming gaf in Mantua
op te treden. Hij ging vaak zelf het toneel op met een favoriete actrice om
te dansen of te zingen en kinderen van de artiesten kregen soms zijn naam.
In 1604 kwam er een nieuw gezelschap aan het hof, de Fedeli, onder leiding van Giambattista Andreini. Deze was de eerste ‘moderne’ regisseur:
hij liet zijn spelers over het toneel bewegen en propageerde
decorveranderingen.
Naast Rossi had Vincenzo sinds 1590 ook Claudio Monteverdi in
dienst. Vincenzo nam hem mee als leider van een militair muziekcorps op de
boven vermelde tocht tegen de Turken. Enige jaren later ging hij met
Claudio, vlak na diens huwelijk met de zangeres Claudia Cattaneo, naar de
Nederlanden en in 1601 benoemde hij hem tot maestro della musica van zijn huishouden. Monteverdi schreef
veel werken (18), maar dé mijlpaal was in 1607 de uitvoering van zijn Orfeo, favola in musica,
geschreven in opdracht van de Accademia degli Invaghiti en opgedragen aan
Vincenzo`s zoon Francesco (IV).
In 1608 werd ter ere van het huwelijk van Francesco met
Margherita van Savoye, naast Il ballo dell`ingrate, onder andere ook
uitgevoerd Il sacrificio d`Ifigenia, op tekst van
Striggio en op muziek gezet door Marco da Gagliano. Monteverdi
was behoorlijk jaloers op da Gagliano die in tegenstelling tot hij, wel
hoge vergoedingen kreeg van het Mantuese hof.
In 1610 werd zijn hij Vespro
della Beata Vergine (19) gepubliceerd,
kerkelijke muziek, in de stijl van Orfeo. Waarschijnlijk
heeft hij nog veel meer kerkelijke muziek geschreven die verloren is gegaan
of vernietigd.
Francesco IV volgde
Vincenzo I op in 1612. Politiek interesseerde hem nauwelijks. Zijn enige
doel was de schulden van zijn vader ter grootte van 800.000 ducaten af te
lossen: hoewel hij van muziek en theater hield, beperkte hij het aantal
spelers en uitvoeringen hierom drastisch. Ook Monteverdi
werd door hem ontslagen. Deze was namelijk, vanwege de niet regelmatige
betalingen aan hem, zijn prikkelbare karakter en de grote werkdruk (20),
óf omdat hij echt ziek was, in 1612 naar zijn geboorteplaats Cremona
vertrokken. Francesco stelde in zijn plaats Santi Orlandi aan, die dezelfde
functie wilde vervullen voor minder geld.
Om
verder geld los te krijgen deed Francesco net of de beperkingen van de
joden – die sinds 1612 in een gesloten getto moesten wonen- (tegen
betaling) verminderd zouden worden, maar in de praktijk bleef hun situatie
zeker zo moeilijk. Francesco en zijn minderjarige zoon Ludovico stierven
echter na zes maanden aan een pokkenepidemie.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Vincenzo
I
|
Eleonora
de`Medici
|
Peter
Paul Rubens, zelfportret met vrienden
|
Claudio
Monteverdi
|
Francesco
IV
|
Ferdinando I
|
Vincenzo
II
|
Carlo (Carlos) I
Gonzaga - Nevers
|
De
intelligente maar vraatzuchtige
Ferdinando I, die aanvankelijk kardinaal in Rome was, volgde zijn broer
op en verhuisde naar Mantua. De juwelen en het hofzilver werden verpand,
maar de opbrengst ging niet altijd naar de schuldeisers. Theater en muziek
leefden weer op. Kardinaal Ferdinando schreef zelf stukjes muziek en hield
erg van zangeressen en vooral van Adriana Basile, de vroegere maîtresse van
Vincenzo. Hij slaagde erin Frescobaldi in 1617 naar Mantua te halen voor
een salaris dat het dubbele was van dat van Monteverdi, maar hij vertrok na
drie maanden al weer omdat hij geen toekomst zag in Mantua.
Toneelspelers,
ballerina`s, alchemisten en charlatans verschenen opnieuw aan het hof.
Ferdinando gaf Domenico Fetti schilderopdrachten en was een aantal jaren de
beschermheer van Anthony Van Dyck: Uitgave voor dat alles in één jaar:
veertigduizend ducaten!
Hij
moest daarnaast huurlingen aantrekken om zijn geslonken leger aan te vullen
dat Montferrato tegen de aanvallen van Savoye moest beschermen. De zorg
voor het welzijn van de bewoners verdween. Zij dienden alleen nog maar als
geldbron. De politiek van Mantua concentreerde zich nu vooral op
hofintriges. Omdat hij een opvolger nodig had, trouwde hij met zijn nicht
Caterina de`Medici. Zijn geestelijke ambt droeg hij over aan zijn broer
Vincenzo (II).
Ferdinando
stichtte in 1625 (21) de
universiteit van Mantua waar Jezuïeten filosofie en humaniora doceerden en
‘leken’ recht en medicijnen. Bij gebrek aan wettige kinderen (22) werd hij in
1626 opgevolgd door zijn jongere
broer
Vincenzo
(II)
die tijdens zijn kardinaalschap in 1615 stiekem was getrouwd (23). In 1627 werd
zijn huwelijk na veel trammelant ontbonden. De schadevergoeding die hij zijn
ex- echtgenote moest geven, heeft hij nooit betaald.
Hij
verkocht via de musicus Lanier de familiecollectie van Renaissance
schilderijen, bestaande onder andere uit werken van Titiaan, Mantegna,
Correggio en Raphael, aan Karel I van Engeland. Liever aan een vreemde
verkopen dan dat de collectie in een naburig Italiaans hof hing! Het geld
ging vooral naar zang, toneel en ‘exotische genoegens’, zoals de liefde
voor dwergen.
Omdat
Vincenzo in 1627 zonder erfgenaam stierf, kwam de troon van Mantua en Montferrat
in handen van Carlo I van de tak
Gonzaga – Nevers (24), wat
aanleiding was voor de Mantuaanse
Successieoorlog (1628-1631) (25).
Het
Habsburgse leger viel in 1629 het hertogdom binnen en na een lang beleg
werd de stad Mantua veroverd en geplunderd in 1630. Zeker tweederde van de
inwoners stierf door de eveneens gearriveerde builenpest, honger en geweld (26). De
universiteit sloot en stad en het hertogdom verkregen nooit meer de oude
glorie. Carlo I behield uiteindelijk wel het hertogdom, maar zonder Casale
Monferrato (27).
Zijn
zoon Carlo II kreeg in 1647, na
een regentschap van zijn moeder, het bestuur in Mantua. Hij vulde zijn
leven met braspartijen en had nauwelijks aandacht voor politiek, handel,
landbouw en in beperkte mate voor kunst. Carlo scheen wel bariton te zingen
en veel belangstelling te hebben voor vocale muziek, waarvan hij graag
partituren wilde hebben (28).
Hij
gaf verder enorme bedragen uit aan zijn favoriete courtisane Margherita
della Rovere, geld dat hij verkreeg door steeds hogere belastingen op te
leggen. Bij zijn dood in 1665 nam zijn wettige vrouw Isabella Clara het
regentschap op zich voor haar zoon
Ferdinando
Carlo. In
1669 werd deze meerderjarig en nam, volslagen hulpeloos, het bestuur over.
Hij probeerde op allerlei manieren geld bijeen te krijgen voor zijn
pruiken, medaillons en zuippartijen. De zoutbelastingen leverden ook nog
steeds veel op en dus kon hij zijn losbandige leventje nog lange tijd
volhouden. In 1707
verbanden de Habsburgers Ferdinando Carlo vanwege zijn
steun aan de Fransen in de Spaanse successie- oorlog (1701- 1714) en
lijfden hertogdom en stad in bij het Oostenrijkse Rijk (29). Hij had
echter nog wel op tijd datgene wat overgebleven was aan kunstwerken na de
plunderingen van 1630, naar Venetië gestuurd. Deze werden een bron van
strijd tussen de verschillende personen die er aanspraak op maakten: zijn
vrouw in Frankrijk en zijn zussen, neven en nichten in Frankrijk en
Duitsland.
|