Alessandro Scarlatti
(1660- 1725)
Het
was voor mij een verrassing te zien dat het lemma Alessandro Scarlatti op de Nederlandse Wikipedia pagina zeer
beperkt is, terwijl hij zo veel muziek heeft geschreven en de moderne aria-
boeken relatief veel composities van hem bevatten. Het (vermoedelijke)
antwoord wordt onderaan dit artikel gegeven.
van 1504- 1713 waren
de Siciliën (Sicilië en Napels) een onderkoninkrijk van Spanje
|
Spaanse Successie- oorlog
|
(Rooms-
Duits koning) Karel VI
Koning
van Napels en na 1720 v. Sicilië
|
1660
|
1670
|
1680
|
1690
|
1700
|
1710
|
1720
|
1725
|
A.Scarlatti:
|
naar Rome en
|
kapelmeester
C.v. Zweden
|
aanstelling in Napels bij o.a.
markies de Scarpio
|
Florence
& Rome
|
Napels
|
Rome
|
Na-
pels
|
|
Pausen:
|
Innocentius
XI
|
Alex.
VIII*
|
Innocentius
XII
|
Clemens
XI
|
Innoc.
XIII
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
*Ottoboni
Pietro Alessandro Gaspare
Scarlatti (Scarlata,
Sgarlata –1-) werd op 2 mei 1660 (2) te
Palermo geboren -zoals de meeste bronnen melden-, en niet te Trapani (3), waar zijn vader vandaan kwam. Hij was het
tweede van de acht (zo zou blijken- veelal muzikale-) kinderen van de
enigszins armlastige Pietro Scarlatti en Eleonora
d`Amato.
In
juni 1672 werd hij met zijn twee zussen naar familieleden in Rome gestuurd,
wellicht vanwege hongersnood in Palermo, maar waarschijnlijk ook om hen
meer kansen te bieden. Misschien heeft hij in zijn vroegste jeugd muziekles
gehad van zijn vader, een ander familielid of een bevriende priester.
Volgens de verhalen zou hij les hebben gehad in Rome van Carissimi,
maar als dat al zo is, dan vrij kort, want Carissimi
stierf in 1674. Alle andere verhalen zijn zeker speculatie (4).
Op
12 april 1678 trouwde hij met Antonia Anzalone,
afkomstig uit Rome, in de Sant`Andrea delle Fratte. Hij kreeg met
haar tien kinderen, waarvan een aantal jong stierf. Later dat jaar werd hij
benoemd tot maestro di cappella
van San Giacomo degli Incurabili
(5).
Negentien
jaar oud schreef hij op verzoek van de Arciconfraternità
del Ss Crocifisso zijn eerste oratorium, dat in
Rome opgevoerd werd. Zijn vroegst bekende opera ‘Gli
Equivoci nell’ sembiante’, in 1679 te Rome
opgevoerd, werd al snel ook in (o.a.) Bologna, Napels, Ravenna en Palermo
in productie genomen en wellicht was Scarlatti
daarvoor ook in 1681 in Oostenrijk en in München. Mede dankzij zijn
operasucces kwam hij in 1679 in dienst bij Christina
van Zweden, die in Rome in ballingschap leefde. Zij had in haar paleis
twee academies gesticht, waar Stradella, Pasquini en Corelli toe behoorden. In het libretto van zijn tweede
opera, ‘L` honestà negli
amori’ (1680), wordt Scarlatti
beschreven als haar maestro di
cappella. Een beroemde aria uit deze opera is ‘Già il sole dal Gange’ (6a). Minstens nog vier andere opera`s,
waaronder ‘Il Pompeo’
(1683) met ‘O cessate
di piagarmi’ (6b) en ‘Toglietemi la vita ancor’
en zes oratoria dateren, net als veel cantates, uit zijn eerste Romeinse
periode. Naast Christina werd hij verder gesteund door de kardinalen Benedetto Pamphili en Pietro Ottoboni
die allebei theaters in hun paleizen hadden, wat gunstig was omdat paus
Innocentius XI publieke theater spektakels ontmoedigde (7).
|
|
|
|
|
|
|
|
Alessandro
Scarlatti
|
Giacomo
Carissimi
1605-1674
|
San
Giacomo degli
Incurabili
|
Gli Equivoci nell`sembiante
|
Christina
van
Zweden
|
Alessandro
Stradella
(1639-
1682)
|
Bernardo
Pasquini
(1637-
1710)
|
Arcangelo
Corelli
(1653-
1713)
|
Het
New Grove artikel vraagt zich af wat de exacte reden was dat Alessandro,
die ook nog muzikaal leider was van de S. Gerolamo
della Carità, in 1684
uit Rome vertrok naar Napels. De markies del Scarpio,
de Spaanse ambassadeur bij het Vaticaan, had zijn muziek gehoord en had hem
–toen hij in 1683 ‘onderkoning’ van (Spanje in) Napels werd- uitgenodigd aldaar zijn maestro di cappella te worden.
Wellicht was het omdat een van Alessandro`s zussen wilde trouwen met een
geestelijke, hetgeen de pauselijke autoriteiten niet kon bekoren? en
vermoedelijk had een van zijn zussen (waarschijnlijk Melchiorra
Brigida), met twee hofofficials
samengespannen om zijn benoeming -en die van zijn broer Francesco tot
eerste violist- er door te krijgen ten koste van Provenzale (8). Alessandro`s
benoeming heeft echter alles te maken met de ‘opera- politiek’ van de onderkoningen in Napels en voor de
inhoud daarvan wordt naar dezelfde noot 8 verwezen.
In
Napels werden toen vooral Venetiaanse opera`s in vijf bedrijven opgevoerd,
met mythologische karakters. In de volgende twee decennia veranderde dat en
was meer dan de helft van de nieuwe opera`s (‘Drammi per Musica’) er van Scarlatti, met
figuren als ‘koningen, vertrouwelingen, geliefden en dienaren’.
Alessandro`s opera`s bevatten per stuk wel vijftig of zestig airs. De
muziek van de balletten werd, net als de balletmeester, echter meestal uit
Frankrijk geïmporteerd. De ouverture werd driedelig met de tempi snel -
langzaam – snel. De nadruk kwam vooral op de zangkunst te liggen. De
dialoog werd in secco recitatief,
d.w.z. in een alleen met enige akkoorden begeleide reciterende stijl,
voorgedragen. De lyrische reacties op het gebeuren werden uitgevoerd in recitativi accompagnati,
(stromentati)
meer expressieve declamatorische ontboezemingen, begeleid en
aangevuld door het orkest, en in aria's – waarbij de basso continuo- aria
werd vervangen door de da capo- aria. La Rosaura/
Rosalba, opgedragen aan D. Francesca d`Aragona, echtgenote van de onderkoning (1690), maar
vooral ‘Il Pirro e Demetrio’ (1694) met o.a. de aria ‘Le violette’ (9) en ‘La caduta de' Decemviri ‘(1697)
waren zeer succesvol (10).
De
(40, waarvan een aantal verloren) opera`s gingen in première in het paleis
van de onderkoningen en hun zomerresidentie in Posillipo en vervolgens in het publieke theater van S.
Bartolomeo, dat negen permanente zangers had, vijf instrumentalisten en een
kopiist én Scarlatti als muzikaal leider. In 1696
vergrootte de voorlaatste Spaanse onderkoning, de Hertog van Medinacelli, S. Bartolomeo om ruimte te maken voor meer
en grotere ‘opera machines’.
Daarnaast
schreef Alessandro in deze tijd minstens zeven serenatas,
negen oratoria en 65 cantatas, waarvan de serenatas en cantatas meestal
eerst werden uitgevoerd voor de onderkoning en zijn gasten.
Naast
zijn werk in Napels was Alessandro in 1686 te Rome in Palazzo Doria Pamphili voor zijn
nieuwe opera ‘La Rosmene’, maar hij was er ook
vaak om bij uitvoeringen van zijn nieuwe cantatas
en oratoria (in Ss Crocifisso, het Palazzo Apostolico en het Collegio Clementino) te zijn. In 1689 was hij tevens kortstondig
de muzikale leider van de Santa Maria di Loreto te Rome (11). Zijn opera
‘La Statira’ op een libretto van kardinaal
Ottoboni was ter ere van de heropening van het Tordinona
Theater in 1690 aldaar.
Veel
van zijn (opera)werk werd ook elders uitgevoerd: de Accademici
Rozzi en de Accademiche
Assicurate (de vrouwelijke tak van de Rozzi) in Siena voerden bijv. van 1680 tot 1704 samen
zeven opera`s van hem op, op een totaal van een dozijn.
Na
1697 werden zijn opera-aria`s,
hoewel vaker voorzien van hobo`s en trompetten, steeds conventioneler
en ‘gewoner’ in ritme. Dit kwam misschien door de invloed van Giovanni Bononcini maar vooral door de smaak van het ‘onderkoninklijk’ hof dat eiste dat elke serieuze opera
die van Venetië naar Napels kwam, moest worden voorzien van komische scènes
(parte buffa)
(12). Alessandro had daarom best veel stress, maar vooral ook vanwege de
permanente verzoeken om nieuwe composities, terwijl er niet altijd even
vlot werd betaald.
Door
de politieke onrust vanwege de Spaanse Successie-oorlog
(1702-1713) die de status van de adel in Napels ondermijnde, werd Scarlatti`s situatie erg onzeker. Daarom vertrok
Alessandro in juni 1702 met zijn zoon Domenico
naar Florence, naar prins Ferdinando de' Medici,
musicus en eigenaar van een voorloper van de piano (= pianoforte),
gebouwd door Bartolomeo Cristofori. Omdat een benoeming aan het hof
van Ferdinando niet afkwam, vertrok Alessandro in
oktober weer via Napels naar Rome. Zes jaar lang stuurde hij daarna nog
oratoria, kerkmuziek en zeker vier nieuwe opera`s naar Ferdinando.
Deze opera`s zijn allemaal verloren gegaan.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Benedetto
Pamphili
|
Pietro
Ottoboni
|
Teatro S.
Bartolomeo
|
Giovanni
Bononcini
(1670-
1747)
|
Domenico
Scarlatti
|
Vincenzo
Grimani
|
Johann
Adolf
Hasse
(1699-
1783)
|
Johann
Joachim
Quantz
(1697-
1773)
|
W.
A. Mozart
(1756-
1791)
|
De
kardinalen Pietro Ottoboni en Benedetto
Pamphili waren verrukt van zijn muziek en
schreven zelf ook libretto's. Ottoboni bezorgde hem in 1703 een
aanstelling als assistent maestro di
cappella naast Antonio Foggia in de Santa Maria Maggiore en nam
hem zelf ook in dienst. Omdat de publieke theaters door een pauselijk
decreet sinds 1700 waren gesloten (sinds 1697 door paus Innocentius XII om
‘morele’ redenen en daarna door Clemens XI vanwege publieke rouw en de
aardbeving van 1703), werden opera`s slechts af en toe en dan alleen in
privé theaters opgevoerd, waardoor Alessandro voor Ottoboni en Pamphili, en nu ook voor prins Francesco Maria Ruspoli, vooral oratoria, serenatas
en cantates schreef. Mede hierdoor werd hij in 1706 samen met Pasquini en Corelli gekozen
in de Accademia dell'Arcadia.
Zij kregen hier de ‘pastorale’ namen Terpandro, Arcimelo (=Corelli) en Protico (=Pasquini).
Bij
Ruspoli ontmoette Alessandro ook Handel.
Opera`s
componeerde hij dus bijna alleen voor prins Ferdinando
voor opvoeringen in Pratolino, zoals reeds vermeld, en voor Venetië, namelijk
twee tragedies (in 5 bedrijven), waaronder ‘Il Mitridate Eupatore’, mét
ballet maar zonder komische karakters, voor het Carnaval van 1707.
Na
zijn terugkeer uit Venetië via Ferrara en Urbino,
waar zijn zoon Domenico Scarlatti
een aanstelling had, in Rome, werd hij maestro
di cappella van de S. Maria Maggiore. Zijn salaris was er wellicht
te laag of er waren problemen met Ottoboni, in ieder geval verkeerde
Alessandro rond die tijd in financiële perikelen die hem noopten tot
actie: Hij kreeg wat geld van Ferdinando en accepteerde eind 1708 een uitnodiging van
kardinaal Vincenzo Grimani, de nieuwe
Oostenrijkse onderkoning van Napels, weer terug te komen in zijn vroegere
baan, tegen een hoger salaris (13).
Daar
schreef hij in de volgende tien jaar 11 opera`s, waarvan Il Tigrane (1715) het
grootste succes was, maar zijn 'commedia in musica' ‘Il trionfo dell'onore’(1718) was ook zeer succesvol. Zijn opera`s
uit deze periode werden nu voornamelijk begeleid door een strijkkwartet. In
1716 verleende paus Clemens XI hem de titel ‘cavaliere’.
Alessandro werd voor het eerst zo genoemd in het libretto van ‘Carlo Re d`Allemagna’, geschreven voor het Carnaval van 1716.
Inmiddels
deed Alessandro zijn best om aan te sluiten bij de nieuwe ‘Napolitaanse’
smaak van ‘komische’ opera`s met ‘populaire’ muziek. Daarnaast ging hij ook
meer voor instrumenten componeren. Omdat hij vermoedelijk ‘in geestelijke
nood verkeerde’ vanwege de eisen van de nieuwe muzieksmaak, vroeg en
verkreeg hij verlof in oktober 1717 weer naar Rome te gaan.
In
Rome dirigeerde hij tijdens het carnaval zijn nieuwe opera ‘Telemaco’ in het Teatro Capranica, in 1719 ‘Marco Attilio
Regolo’ en in 1721 La Griselda. Daarnaast schreef
hij kerkmuziek, waaronder in 1721 een mis voor koor en orkest ter ere van
Sint Cecilia voor
kardinaal
Acquaviva.
Zijn
laatste jaren bracht Alessandro door in Napels, waar Johann Adolf
Hasse nog bij hem gestudeerd zou hebben (14). Eerdere leerlingen van
hem waren in ieder geval Leo, Pergolesi en Durante. Hasse zou hem dan in 1725 in contact hebben
gebracht met Johann Joachim Quantz, de latere
fluitleraar van Frederik de
Grote. Hasse en Quantz schreven later zeer
onbetrouwbare verhalen over Scarlatti.
Alessandro
stierf op 24 oktober 1725 en werd begraven in de Cecilia kapel van Santa
Maria dei Montesanto en zijn vriend kardinaal
Ottoboni schreef (waarschijnlijk) zijn grafschrift: Alessandro: ‘musices instaurator
maximus’ (15).
Naast
zijn opera`s componeerde Scarlatti, zoals reeds
gezegd, serenatas en oratoria, maar vooral meer
dan zes honderd kamer- cantates voor solo stem en daarnaast zijn nog
honderd cantates wellicht van hem.
Een paar zijn voor twee stemmen en vormen dan meestal ‘dialogen’: twee sopranen, sopraan en alt of sopraan
en bas. De meeste cantates zijn voor sopraan, maar een aantal ook voor alt
en sommige voor bas, meestal begeleid door continuo. Helaas zijn veel
daarvan nog steeds slechts in manuscript beschikbaar en daardoor niet erg
toegankelijk voor ‘gewone’ mensen. Voor een overzicht van zijn werk, zie
bijv. https://es.wikipedia.org/wiki/Anexo:Composiciones_de_Alessandro_Scarlatti. Http://imslp.org/wiki/List_of_works_by_Alessandro_Scarlatti geeft een
goed overzicht van zijn kamercantates (en andere werken).
Het
artikel in de New Grove van Donald J. Grout over
Alessandro geeft aan dat hij door
zijn tijdgenoten als ‘ouderwets’ werd beschouwd. Hij was zeer vakbekwaam en
overtrof daarin menigeen, maar hij was geen bewuste vernieuwer en hij
werkte in de ‘intense maar nauwe wereld van de Napolitaanse en Romeinse
aristocratie’. Het artikel vermeldt ook het gebrek aan moderne edities
van zijn werken en noemt het boek van Edward J. Dent
(zie bronnenlijst), oorspronkelijk uit 1905, als eerste poging om Alessandro`s
kwaliteiten te begrijpen: ‘We moeten
hem vooral zien als dé componist bij uitstek van de late Italiaanse barok,
die niet enorm veel directe invloed heeft gehad op latere 18de eeuwse componisten -zelfs niet op Handel-(16), maar
indirect wel op Mozart (…Mozart als zijn geestelijke afstammeling)’.
Het
eerste ‘heel moderne’ boekwerk (in het Nederlandstalige gebied) over Scarlatti, is geschreven door Ignace
Bossuyt: De
oratoria van Alessandro Scarlatti, Leuven, 2015.
Omdat dat boek alleen zijn oratoria behandelt en niet via enige bibliotheek
verkrijgbaar is, heb ik ervan af gezien het nader te bestuderen.
|