De familie Ottoboni in het 17de
en 18de eeuwse Rome
Naast de families Barberini en Pamphili heeft ook de
familie Ottoboni een belangrijke rol gespeeld als ‘leverancier van
geestelijken (kardinaal/ paus) en mecenas der kunsten’. Een aantal aspecten
en personen zien we dus in beide opstellen terug of er wordt terugverwezen
naar een van beide.
1640 1650 1660 1670 1680 1690 1700 1710 1720 1730 1740
Lodewijk XIV Frankrijk
|
Lodewijk XV
|
|
Spaanse Successieoorlog
|
|
|
Jozef I
|
Karel VI van het Heilige Roomse Rijk
|
Paus:
|
InnocentiusX
|
Alexander VII
|
ClIX
|
Cl.X
|
Innocentius XI
|
*
1.
|
InnocentiusXII
|
CL(= Clemens) XI
|
Innoc
XIII
|
Bened.
XIII
|
Clemens XII
|
1. Pietro Vito Ottoboni (1610 -
1691
|
|
|
|
|
|
|
2.
Pietro Ottoboni
|
1689 periode van
kardinaalschap
1740
|
|
Moeilijk economisch
klimaat in Rome
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
* Pietro Vito =
Alexander VIII Ottoboni (1689-1691)
De familie Ottoboni kwam waarschijnlijk oorspronkelijk
uit Dalmatië.
Leden ervan woonden in Padua,Venetië, Florence en
Friuli, werden rijk van de handel en vochten in de vijftiende eeuw mee in de oorlog tegen de Turkse
expansie.
In Venetië bereikten ze hoge posities: ze werden
secretaris van de Republiek en in 1559 grootkanselier van Venetië.
Leonardo Ottoboni was Venetiaanse ambassadeur in
Duitsland, Spanje en Portugal en gezant bij het Concilie van Trente.
Vanwege hun bijdrage aan de strijd tegen de Turken,
verleende Keizer Rudolf II de Ottoboni in 1588 het recht om hun wapen met
een kwartier te vermeerderen. Zij mochten voortaan de keizerlijke Duitse
dubbele adelaar in hun wapen voeren. In 1646 kocht Marco Ottoboni toegang
voor de familie tot het Venetiaanse libro
d`oro.
Stamboom Ottoboni`s
|
|
|
Huis Ottoboni
|
Wapenschild
pauselijke
Ottoboni
|
|
|
Pietro Vito Ottoboni-
Paus Alexander VIII
|
Kardinaal Pietro Ottoboni
door F. Trevisani
|
De belangrijkste personen uit de familie Ottoboni waren:
- Pietro
Vito Ottoboni (1610-1691) die Paus Alexander VIII werd
- Pietro
Ottoboni (1667-1740) die kardinaal en net geen paus werd
A. Pietro Vito Ottoboni (1610-1691)
Pietro Vito Ottoboni werd in Venetië geboren als zoon
van Victoria Tornielli en Marco Ottoboni, die aldaar kanselier was. Hij
studeerde canoniek en burgerlijk recht in Padua. Hij ging naar Rome tijdens
het pontificaat van Urbanus VIII
(1623-1644) en werd gouverneur van Terni, Spoleto en
Rieti. In 1643 werd hij benoemd tot rechter in de Rota (1) waar hij veertien jaar werkte. Op
verzoek van de Venetiaanse Republiek werd hij in 1652 door paus Innocentius
X (Pamphili) benoemd tot Kardinaal-
Priester van de titelkerk San
Salvatore in Lauro.
Pietro Vito kreeg in 1654 het bisdom Brescia, gelegen in
Lombardije op Venetiaans grondgebied, waar hij tot 1664 woonde. Later verkreeg
hij nog bisdommen te Sabina (1681), Frascati (1683) en Porto en S. Rufina
(1687).
Op 6 oktober 1689 werd hij- al tachtig jaar oud-, met
hulp van de ambassadeur van Lodewijk XIV, unaniem tot paus gekozen en hij
nam de naam van Alexander VIII aan. Daarop gaf Lodewijk XIV in 1690 Avignon
en Venaissin (2) aan de Kerkelijke Staat terug.
Maar ondanks dat veroordeelde de nieuwe paus, na maanden van
onderhandeling, de declaratie uit 1682 van de Franse geestelijkheid
betreffende de vrijheden van de Gallische kerk.
|
|
|
|
|
|
|
Bisdom Brescia
|
Avignon
|
Sur le pont d`Avignon
|
Ligging Avignon en
Venaissin
|
Venaissin
|
Johannes
de Deo
|
Graftombe
Alexander VIII
|
Pietro Vito is slechts zestien maanden paus geweest.
Omdat de Pauselijke Staat (eigenlijk de Pauselijke Staten) zo verarmd was
(waren), probeerde hij deze situatie te verlichten door de belastingen te
verminderen.
In zijn nepotisme was Alexander VIII niet anders dan
zijn tijdgenoten (3) en naast dat hij
twee neven - Marco en Pietro Ottoboni- tot kardinaal verhief, gaf hij zijn
familieleden zeer rijke bezittingen. Hij wekte ook het systeem van
‘sinecure’ banen (4) tot leven.
Alexander kocht de boeken en manuscripten van koning Christina van Zweden
voor de Vaticaanse Bibliotheek, gaf Venetië ruime financiële hulp in de
oorlog tegen de Turken en stuurde zeven galleien en tweeduizend man infanterie naar Albanië
voor de strijd tegen hen. In 1690 verklaarde hij Johannes de Deo heilig (5).
Om er zeker van te zijn dat zijn gehele nalatenschap
–bestaande uit boeken,
manuscripten, tapijten en schilderijen-
in de familie Ottoboni zou blijven, liet hij hier een inventaris van
maken en legde vast hoe de vererving daarvan diende plaats te vinden. Voor
afbeeldingen van stukken uit zijn erfenis zie hieronder in de tekst over
kardinaal Pietro Ottoboni.
Alexander VIII stierf op 1 februari 1691en hij werd
begraven in de Sint Pieter. Zijn erfenis ging eerst naar Antonio Ottoboni
die in 1720 stierf en daarna naar diens jongere broer Marco, die in 1725
overleed. De volgende wettige erfgenaam was:
B. Pietro (kardinaal) Ottoboni (1667-1740)
Pietro Ottoboni, zoon van Antonio, werd ook in
Venetië geboren. Antonio stuurde hem
naar oom Pietro Vito in Rome toen die daar als kardinaal- protector van de
Venetiaanse staat in Palazzo Venezia woonde. Daar ontwikkelde Pietro zijn
belangstelling voor muziek, literatuur en kunst. In 1685 stuurde Antonio
een brief aan zijn zoon waarin hij hem adviseerde hoe hij zich moest
gedragen en waarin hij hem waarschuwde dat hij het best moeilijk zou
krijgen als ‘nieuwe rijke’ tussen de gevestigde Romeinse families.
Toen Pietro Vito in 1689 Alexander VIII werd, ontving Pietro de benoeming
tot kardinaal. Hij aarzelde echter met zijn wijdingen omdat zijn familie
bezig was een huwelijk voor hem te arrangeren. Hij had namelijk zeer goede
contacten met jonge prinsessen en wijdde zelfs een van zijn opera libretti
(La Statira op muziek van Scarlatti) aan deze dames: ‘dedicato alle Dame di Roma’. Uit correspondentie blijkt dat hij
tussen 1691en 1695 een –uiteindelijk vergeefse- romance ambieerde met zijn – al twee keer
eerder getrouwde- nicht Margherita Zeno Pio di Savoia. Maar blijkbaar was
hij toch niet aantrekkelijk genoeg voor haar: In 1694 had Antonio
geprobeerd een titel voor zijn zoon te kopen, maar dat mislukte. Dat Pietro
geen titel of privé inkomen had bleek een grote belemmering bij zijn
huwelijkspogingen.
Later werd hij gouverneur van Fermo, secretaris van
gedenktekens, hoofdinspecteur-generaal van de kerkelijke Staat, legaat in
Avignon, grootprior van Spanje en Portugal, secretaris van de Inquisitie en
vice- kanselier. Koning Lodewijk XIV van Frankrijk maakte hem in 1712
kardinaal- protector van de Franse kroon.
De correspondentie met Margeritha Zeno herleefde na
1712, tot haar dood in 1725, maar toen had Pietro net de priesterwijding
aanvaard na meer dan dertig jaar geprobeerd te hebben de familienaam voort
te zetten: In juli 1724 stelde paus Benedictus XIII hem namelijk voor de
keus: alle ambten opgeven en trouwen óf het priesterschap aanvaarden. Hij
kon niet langer -slechts diaken zijnde-
vice-kanselier van de kerk zijn!
Om de problematiek van de vererving van de pauselijke
goederen op te lossen, regelde hij in 1730 een familie- huwelijk
met een lid (Pier Gregorio) van de Boncompagni- Ludovisi
familie die er mee instemde de Ottoboni naam te gaan dragen.
In 1740 werd Pietro beschouwd als papabile, een mogelijke opvolger voor de paus, maar hij verliet
het conclaaf met koorts en stierf drie dagen later. De erfgenamen namen de
gelegenheid te baat en, omdat er nog geen paus was gekozen en alle
kardinalen in het conclaaf bijeen waren, haalden ze alles gauw weg uit de
Cancellaria wat niet helemaal vast zat.
Pietro had weliswaar veel bezit verworven, maar zijn
schulden werden begroot op meer dan 170.000 scudi. Zijn nalatenschap werd
daarom verkocht op vier veilingen waarvan de twee laatste waren gewijd aan
zijn boekenverzameling. Als gevolg hiervan is deze over de gehele wereld
verspreid geraakt.
Pas in 1752 was alles geregeld en waren zijn schulden
afbetaald.
|
|
|
|
|
La Statira
|
Palazzo della
Cancellaria
|
Andrea Adami
|
Montesquieu
|
Pietro Metastasio
|
Bezit/
behuizingen:
Pietro had een villa in Trastevere, een casino vlakbij
Palazzo Riario, een wijngaard in Parioli en hij huurde in 1712 een paleis aan
Piazza Navona toen hij kardinaal- protector van de Franse Kroon werd. Ook
bracht hij veel tijd door in zijn abdij paleis in Albano. Als
Vice-kanselier van de kerk woonde hij officieel in het Palazzo della
Cancelleria.
Mecenaat:
In 1689 had hij opdracht gegeven een theater bouwen,
maar in de jaren `90 werd dat weer ontmanteld vanwege de restricties van
paus Innocentius XII met betrekking tot festivals. In 1694 werd Pietro`s
tweede theater gebouwd door zijn inwonend architect Giovanni Pellegrini.
Hij besteedde tussen 1695 en 1706 grote sommen geld aan
de Vaticaanse tombe van zijn oom. Deze werd echter pas voltooid in het
Heilige Jaar 1725.
Toen hij in 1709 (tevergeefs) probeerde een ridderschap
te kopen van de Franse koning voor zijn hofschilder Francesco Trevisani,
benoemde Lodewijk XIV Pietro in plaats daarvan tot Beschermer van de Franse
Natie.
|
|
|
|
|
|
|
Francesco Trevisani:
opstanding Lazarus en personificatie van de muziek
|
Sabastiano Conca:
Hercules gekroond en de
Heilige Cecilia
|
Angelo de `Rossi:
Jacobus de Mindere en Johannes de Evangelist
|
Arcangelo Corelli
|
Pietro was de beschermheer van de schilders Sebastiano
Ricci, de bovengenoemde Francesco Trevisani, die bijna veertig jaar aan
zijn hof woonde, en sinds 1724 van Sebastiano Conca. Verder verleende hij
veel opdrachten aan de beeldhouwers Angelo de` Rossi en Lorenzo Merlini, de
architecten Filippo Juvara en Domenico Gregorini en aan de musici Andrea
Adami (6), Arcangelo Corelli en Alessandro
Scarlatti. Deze laatste was ‘gewoon’ bij hem in dienst, maar Corelli hoorde
geheel bij de famiglia.
Voor het Heilige Jaar 1725 liet Pietro zijn
beschermelingen van alles ontwerpen, waaronder zilveren plaquettes voor het
pauselijke altaar in Santa Maria Maggiore. In 1729 maakte hij Conca ridder
van de Gulden Spoor als eerbewijs voor diens verkiezing tot president van
de Academie van Sint Lucas.
In zijn paleis organiseerde Pietro wekelijks concerten
en operavoorstellingen. De opera Carlo Magno van de Romeinse componist
Giovanni Costanzi liet hij in de Cancellaria opvoeren ter ere van de
geboorte van een zoon van de Franse koning. Georg Friedrich Händel schreef
voor deze "Arcadische" bijeenkomsten zijn eerste oratoria en ook
Antonio Vivaldi had opdrachten aan hem te danken.
Van 1730 tot 1740 was Pietro het allermeest actief als
mecenas. Hij was nu aartspriester van de Lateraanse basiliek geworden en
werd in die functie betrokken bij de plannen voor een nieuwe voorgevel
ervan. Hij stopte daar echter snel mee uit onvrede over het ontwerp en de
architectkeuze. Hij ging zich vooral richten op zelf gekozen projecten en
liet naast altaren ook een serie tapijten maken (7).
|
|
|
|
|
|
Filippo Iuvara: Ontwerp voor een bron en Basilica
Superga
|
Tintoretto: Susanna in
bad
|
Reni: zelfmoord
Cleopatra
|
Honthorst: de tandarts
|
Er bestaat een lijst met een volledige beschrijving van
Pietro`s schilderijen, 530 stuks, en per kamer genoteerd. Voor een groot deel
is deze lijst gebaseerd op de reeds genoemde inventaris van Pietro Vito/
paus Alexander VIII.
Pietro bezat werken van Benedetto Luti, Guido Reni,
Giovanni Batista Gaulli, Tintoretto, Gaspard Dughet, Giuseppe Chiari,
Pietro da Cortona, Francesco Albani, Jacopo Bassano, Giovanni Baglione,
Giacinto Brandi, Giuseppe Cesari en Paolo Veronese, maar hij had ook
belangstelling voor Noord-Europese schilderijen, zoals van Caspar van
Wittel en Gerrit van Honthorst.
Pietro Ottoboni had - volgens Montesquieu (8) / Wikipedia - tussen de zestig en
zeventig kinderen. Portretten van zijn maîtresses hingen – ook volgens
Montesquieu/Wikipedia- aan de wand
van zijn slaapkamer (9). Naast ‘eigen’
kinderen had hij ook ‘petekinderen’, waaronder de dichter en librettist Pietro
Antonio Domenico Trapassi,
bijgenaamd Metastasio, (1698-1782).
Hoewel tot nu toe door mij geen bewijzen of
bevestigingen van deze ‘eigen’ kinderen zijn gevonden, lijken de beweringen
van Montesquieu niet onwaarschijnlijk gezien Pietro`s ‘voorgeschiedenis’.
Interessant is dan ook om te weten te komen wie die maîtresses en kinderen
dan wel precies waren en of de kinderen op een of andere manier nog hebben
geprofiteerd van de positie of de bezittingen van hun ‘natuurlijke’ vader.
Voor betrouwbare geschiedschrijving is het verder erg belangrijk dat de
betreffende tekst van Montesquieu in de toekomst expliciet wordt geciteerd.
Nu neemt elke (internet)schrijver deze (Wikipedia)tekst klakkeloos over
zonder ook maar één kritische vraag te stellen.
|