Frederik de Grote (1712-1786)

 

 

Frederik Willem I – Frederik II

Frederik II en de cultuur/

   de ontmoeting met J. S. Bach

    

Frederik II en zijn

buitenlandse politiek

 

Frederik II en zijn

binnenlandse politiek

 

Het verhaal over Frederik de Grote is ontstaan uit dezelfde behoefte als de biografie over Catharina de Grote van Rusland: beide personen worden slechts zijdelings besproken in de lesboeken voor het Voortgezet Onderwijs, maar verdienen een grotere plaats. Daarnaast is (voor mij) de combinatie met de muziekgeschiedenis in het verhaal over Frederik interessant vanwege het bezoek dat J. S. Bach in 1747 aan hem in Potsdam bracht. Voor recente foto`s van Berlijn en Potsdam zie:

‘eerdere reizen’: Berlijn 2019.

 

Het verhaal is opgedeeld in drie hoofdstukken:

1. de geschiedenis van Brandenburg- Pruisen / Frederik II en zijn houding ten opzichte van de cultuur

2. Frederik II en zijn buitenlandse politiek

3. Frederik II en zijn binnenlandse politiek

 

A. De geschiedenis van Brandenburg- Pruisen tot de geboorte van Frederik II

Brandenburg- Pruisen is de benaming voor het keurvorstendom Brandenburg en het hertogdom Pruisen in de periode dat deze staten in personele unie werden geregeerd, van 1618 tot 1701. Pruisen werd als seculier hertogdom sinds 1525, evenals Brandenburg, geregeerd door een tak van het Huis Hohenzollern. Toen de Pruisische Hohenzollern in 1618 uitstierven, viel Pruisen toe aan de Brandenburgse tak. Brandenburg behoorde tot het Heilige Roomse Rijk, terwijl Pruisen formeel tot Polen behoorde(1).

Omdat de Duitse Keizer van het Heilige Roomse Rijk militaire steun van Brandenburg nodig had, stond hij aan Markgraf Frederik III toe om zichzelf tot ‘Koning in Pruisen’ te kronen. Als tegenprestatie moest deze de keizer steunen in de Negenjarige Oorlog (1688-1697) en de Spaanse Successieoorlog (1701-1714). De keurvorst kroonde zichzelf op 18 januari 1701 tot Frederik I, ‘koning in Pruisen’. De beperking ‘in’ was nodig omdat het westen van het oude Pruisen nog steeds tot Polen behoorde. De titel ‘koning van Pruisen’ zou als een territoriale claim op ook dit gebied kunnen worden opgevat.

 

Hoewel de Hohenzollernse gebieden sindsdien doorgaans gezamenlijk als ‘Pruisen’ werden aangeduid, lag het zwaartepunt ervan niet in het eigenlijke Pruisen, dat op de handelsstad Koningsbergen na economisch weinig van belang en relatief dunbevolkt was, maar in het Heilige Roomse Rijk met zijn veel dichtere bevolkingsconcentraties en culturele en economische centra. Aanvankelijk was Brandenburg nog het belangrijkste kernland van 'Pruisen' maar door belangrijke aanwinsten verschoof het economische en demografische zwaartepunt meer naar het westen.

Naast het keurvorstendom Brandenburg en de al in 1648 verkregen gebieden bezat het vorstenhuis ook het hertogdom Kleef en de graafschappen Mark en Ravensberg. Frederik verkreeg door erfenis bovendien de graafschappen Meurs en Lingen (1702) en het vorstendom Neuchâtel (1707) en door koop onder meer het graafschap Tecklenburg (1707).

 

burg Hohenzollern 

groei Brandenburg -Pruisen 1600-1795 

Frederik Willem I van Pruisen

Sophia van Hannover    

Frederik en Wilhelmina

jacques duhan    

Elisabeth van Brunswijk

     Burg Hohenzollern

 Groei Brandenburg- Pruisen

               1600-1795   

Frederik Willem I

Sophia van Hannover

Frederik II en Wilhelmina

Jacques Duhan

Elisabeth van

Brunswijk

 

Frederiks zoon en opvolger Frederik Willem I ( koning van 1713 tot 1740)  nam vlak na zijn troonsbestijging deel aan de Vrede van Utrecht (1713) die een einde maakte aan de Spaanse Successieoorlog. Door deze vrede kreeg hij Opper- Gelre en de mogelijkheid deel te nemen aan de Grote Noordse Oorlog (1700-1721). In deze oorlog verwierf hij van Zweden in 1720 Voor- Pommeren met Stettin.

 

Zijn credo was: Ein Plus machen (winst maken) en direct na zijn kroning verlaagde hij het koninklijke budget met driekwart, ontsloeg bijna de hele hofhouding, inclusief de musici en verkocht het grootste deel van zijn vaders paarden, het zilver en de kroonjuwelen. Iedere opsmuk liet hij weghalen of wit overschilderen.

85% van het staatsbudget besteedde hij aan het leger en hij bouwde een enorme troepenmacht op. In 1717 ruilde hij met August de Sterke, keurvorst van Saksen en koning van Polen, 151 stuks Chinees porselein tegen een regiment van 600 soldaten. Hij had zich voorgenomen niet meer in dienst van anderen te strijden, maar alleen te vechten op de momenten die hij zelf koos. Liever nog probeerde hij oorlogen helemaal te voorkomen door het handig afsluiten van verdragen.

Hij voerde leerplicht in, werd de grondlegger van de Pruisische ambtenarenstaat en vestigde aan de universiteiten van Frankfurt en Halle professoraten in de kameralistiek (2). In 1723 voegde hij zijn staten samen onder het overkoepelende Generaldirektorium, centraliseerde de financiën en trok migranten aan voor het door de pestepidemie van 1709 ontvolkte Oost- Pruisen. Hij trouwde met Sophia Dorothea van Hannover (1687 - 1757), de dochter van George I van Groot-Brittannië, met wie hij 14 kinderen kreeg.

 

1710

1720

1730

1740

1750

1760

1770

1780

1790

 

1712                                                                                              leven van Frederik II                                                                       1786

 

 

1733 huwelijk

1740 koning

 

 

1736                               contact met Voltaire                                         1778

 

 

1740-1742 1ste  Silezische oorlog

           1744-1745 2de  Silezische oorlog- bezetting Saksen/Leipzig

                      1747 ontmoeting met J. S. Bach

                                      1756-1763 3de Silezische oorlog (7 jarige oorlog)

                                                                     1772 1ste Poolse deling

                                                                                                1778-1779  Beierse oorlog

                                                                                                                     1785 verdrag VS

 

 

                                            1755 aardbeving Lissabon        1776  VS revolutie             1789 Franse revolutie

 

B. Frederik II (1712-1786)

Frederik was hun vierde kind. Frederika Sophia Wilhelmina (1709-1758), hun tweede kind, later gehuwd met de markgraaf van Brandenburg-Bayreuth, was Frederik`s lievelingszuster.

Frederik Willem hield streng toezicht op de ontwikkeling en opleiding van Frederik en schreef hiervoor een van zijn vele ‘Instructies’: Er mocht niet in de klassieken worden gelezen, geen geschiedenis van vóór 1600 worden bestudeerd en geen natuurkunde, filosofie of Latijn. Daarentegen werd Frederik wel ondergedompeld in het calvinisme, maar men mocht hem niet leren geloven in de predestinatie, omdat ‘dat zou leiden tot desertie bij fatalistische soldaten’ (3).

Bovenal moest hij een goed soldaat worden en daarom kreeg hij op zijn zesde al zijn eigen regiment en werd hij geslagen als hij van een paard afviel. Op zijn verjaardag kreeg hij geen hobbelpaard maar een echt kanon.

Gelukkig hielp zijn leraar, de gevluchte Hugenoot Jacques Duhan, hem in de loop der tijd een geheime bibliotheek van wel vierduizend boeken aan te leggen.

Frederik ontwikkelde een zeer gespannen verhouding met zijn vader, die vond dat zijn in muziek, filosofie, (Franse) literatuur en wetenschap geïnteresseerde zoon maar een enorme zwakkeling was.

Wilhelmina en Frederik zaten in feite klem tussen hun vader en hun moeder. Sophia Dorothea vond het Hof van Potsdam maar grof en provinciaal en uitte zich denigrerend over haar enorm dikke echtgenoot in zijn verschoten militaire uniform die elke avond dronken werd in zijn ‘rookgezelschap’ (tabakscollege).

 

Frederik speelde op vijfjarige leeftijd al goed fluit, terwijl Wilhelmina luit speelde. Hun moeder betaalde Frederik`s lessen waarvoor Johan Joachim Quantz na 1727 regelmatig in het geheim uit Dresden kwam. Later gebruikte Frederik II voor de betaling van zijn musici geheime leningen van uit Oostenrijk, Engeland en Rusland.

 

De vernederingen door zijn vader leidden in 1730 tot een mislukte poging naar Engeland te vluchten en uiteindelijk tot de executie van een van zijn beste vrienden, luitenant Hans Hermann von Katte, met wie hij volgens sommigen een homoseksuele relatie had. De Russische tsaar, de keizer en de koningen van Zweden en Engeland pleitten voor Frederik`s  leven. Uiteindelijk kreeg hij huisarrest opgelegd en mocht alleen religieuze literatuur lezen, totdat hij toestemde in een ‘goedgekeurd’ huwelijk. In 1733 trouwde hij met Elisabeth Christine van Brunswijk- Bevern, die, naar men zegt, vooral veel giechelde. Het belangrijkste deel van haar bruidsschat aan hem was de componist Carl Heinrich Graun die meekwam uit Bevern en Frederik`s Kapellmeister werd.

In 1736 vertrok hij naar Slot Rheinsburg. Hij liet het verbouwen door Johann Gottfried Kemmeter en Georg Wenzeslaus von Knobelsdorff met een vrij hoge toren, zodat hij tijdig zijn vader kon zien aankomen. Er werd theater opgevoerd en muziek gemaakt. Hij nam toen o.a. al Carl Philipp Emanuel Bach in dienst. Na 1740 heeft hij Rheinsburg niet meer bewoond en ook niet meer met zijn vrouw samengewoond. Hij ontmoette haar alleen op familiefeesten. Zijn huwelijk bleef derhalve kinderloos.

 

Op 15 augustus 1738 werd Frederik in Brunswijk, zeer tegen de zin van zijn vader, ingewijd als lid van de Orde van Vrijmetselaren. Later zou hij in slot Charlottenburg een zaal als Loge inrichten en zijn verdere leven bleef Frederik de Orde openlijk ondersteunen.

 

In 1740 stierf Frederik Willem en werd Frederik koning in Pruisen (4). Direct nadat hij de troon had bestegen, begon hij belangrijke schrijvers, wetenschappers en filosofen naar zijn hof te halen. Ook velen die zijn vader had verbannen haalde hij terug, zoals zijn oude leraar Jacques Duhan en de verlichte filosoof Christian Wolff (5).

Hij verkondigde absolute godsdienstvrijheid, voerde gerechtelijke hervormingen door, schafte marteling in strafrechterlijke zaken af, behalve bij hoogverraad en moord, en beperkte de krantencensuur. Verder verbood hij de mishandeling van cadetten en richtte een nieuwe dienst voor de armen op.

Zijn grootste vertrouweling, Charles Étienne Jordan, een van zijn geloof gevallen Lutherse predikant, gaf hij de baan van advocaat voor de armen. Naast Jordan had Frederik nog een andere zeer goede vriend: rijksgraaf Hermann Carl von Keyserling, de Russische ambassadeur in Saksen.

 

Schloss Rheinsberg

Potsdammer stadsschloss

Potsdammer stadsschloss

       George Wenzeslaus von Knobelsdorff

 Charlottenburg

charlottenburg

Rheinsburg

                Potsdammer Stadsslot

     Von Knobelsdorff

        Charlottenburg 1.                                2.

 

 sanssouci  

sanssouci 1

sanssouci 2

Hollandse wijk potsdam

operahuis 1

operahuis 2

       Sanssouci   1.                                2.                                   3.

 Hollandse wijk Potsdam

        De nieuwe Berlijnse Opera aan Unter der Linden

 

Frederik II en de cultuur

Frederik was erg geïnteresseerd in architectuur. Hij liet Slot Charlottenburg in Berlijn uitbreiden met nieuwe vleugels in rococostijl en in Potsdam heeft hij Von Knobelsdorff het Stadsslot laten verbouwen tot zijn nieuwe winterresidentie. Von Knobelsdorff kreeg ook de opdracht voor de bouw in Potsdam van Frederik`s ‘lustslot’ Sanssouci (‘Zonder Zorg’), maar op het ontwerp wilde de koning zoveel invloed hebben, dat hij afhaakte en Jan Bouman de organisatie overnam. Deze Bouman was eind 1732 door Frederik Willem I al betrokken bij de bouw Hollandse wijk in Potsdam, waar uiteindelijk onder zijn leiding tussen 1737 en 1742 honderdvierendertig bakstenen huizen gebouwd werden.

Frederik liet ook twee opera podia bouwen waarvan een geheel nieuwe, in Berlijn, aan Unter der Linden. Terstond liet hij in Italië en Frankrijk zangers en dansers hiervoor rekruteren.

 

Frederik hield erg van de schilderijen van Jean Antoine Watteau (1684-1721) en Antoine Pesne (1683-1757).

Watteau is een ‘vroege’ rococoschilder (6). Pesne wordt tot de laatbarok gerekend. Hij schilderde vele portretten en decoratieve wand- en plafondschilderingen met allegorische en mythologische thema’s en was in 1710 door Frederik Willem I naar Berlijn geroepen, waar Frederik hem leerde kennen. Sanssouci hing uiteindelijk vol met schilderijen van zijn hand.

 

  watteau fete galante

watteau kunst

Frederik II in zijn jeugd

Pesne 2

keyserlingk  

charles etienne jordan 

tabakscollege

Hasse

               Kunst van Watteau

Frederik II

door Pesne

Pesne: twee

musici

Pesne: H. Carl von Keyserling en Charles Étienne Jordan

 

     Tabakscollege

    J. A. Hasse

 Johann Georg Pisendel

     Carl Heinrich Graun

C

  Quantz

     fluit concert sanssouci

tafelronde sanssouci

  Christian Wolff

J. G. Pisandel

Carl Heinrich Graun

 C.P.E.Bach

  J. J. Quantz

      Fluitconcert in Sanssouci

 Tafelronde Sanssouci

  Christian

  Wolff

 

Frederik hield, zoals al eerder vermeld, erg van muziek en speelde goed fluit. Hij kon echter pas na de dood van zijn vader ongestoord spelen. Aan zijn hof waren jarenlang de componisten Carl Heinrich Graun, de violist Johann Georg Pisendel,

C. Ph.E. Bach als klavecimbelspeler en, vanaf 1741, nu definitief, de fluitist Johann Joachim Quantz verbonden. Hij speelde vrijwel iedere avond van zeven tot negen met hen, soms zelfs op het slagveld.

Het schrijven van fluitmuziek voor hem was niet altijd even makkelijk, want hij haatte maatstrepen. Quantz componeerde voor Frederik ongeveer 300 concerti en 200 kamermuziekwerken met fluit, in de galante stijl.

Frederik schreef het libretto voor de opera Montezuma van Graun. Verder bestaat zijn oeuvre uit drie wereldlijke cantates die verloren zijn gegaan, veel opera-aria's, waaronder een gedeelte van een opera genaamd Il Re Pastore, vier fluitconcerten, 121 fluitsonates en enige marsen. Onduidelijk is echter of hij alles zelf heeft geschreven.

 

In 1742 opende de reeds genoemde nieuwe Berlijnse Opera  -hoewel nog niet helemaal voltooid- de deuren. Frederik had hier enorm hard aan gewerkt: hij had zich bemoeid met elk detail van de decoratie, de aankleding van het gebouw en zelfs met de repetitieroosters. Men noemde het gebouw een wonder: er was op het plein buiten plaats voor duizend rijtuigen en de vloer van de zaal kon met behulp van pneumatische hefbomen opgetild worden tot het niveau van het toneel en zo omgebouwd worden tot balzaal. Het feit dat hij al dat geld uitgaf terwijl de schatkist door de oorlog (zie hoofdstuk buitenlandse politiek) behoorlijk leeg was, geeft aan hoe belangrijk de opera voor hem was.

 

In 1745 bezette hij heel Saksen, inclusief Leipzig. Hij vestigde zich in Dresden dat zwaar beschadigd was door het Pruisische bombardement en gaf temidden van de puinhopen diners. De koninklijke Kapelle onder leiding van Hasse, voerde verschillende concerten voor hem uit. Hasse droeg een nieuwe fluitsonate aan hem op en begeleidde hem op het klavecimbel. Frederik verkreeg als oorlogsbuit wat Meissner porselein serviezen en vooral een paar goede musici!

Op kerstdag 1745 kwam door de vredesovereenkomst een einde aan de bezetting en Johann Sebastian Bach zou een nieuwe cantate voor die gelegenheid hebben gedirigeerd: Gloria in Excelsis Deo (BWV 191).

 

Voor een uitgebreidere beschrijving van het bezoek aan hem in 1747 van Bach, zie de biografie van J.S. Bach. Daar wordt ook aangegeven dat er twijfels zijn over wie de componist van de oorspronkelijke 21 noten was waarop Bach moest improviseren.

Frederik komt in het verhaal naar voren als iemand die met de mensen ‘speelt’ en ze gebruikt naar welgevallen. Gaines zegt dat hij Bach als een soort kermisattractie behandelde. Bach`s Musikalisches Opfer heeft hij in ieder geval nooit uitgevoerd of zelfs maar gehoord en hij heeft hem er zelfs niet voor bedankt. Dat kan komen omdat hij het erg druk had met zijn nieuwe paleis Sanssouci, maar misschien was het ook wel vanwege de overduidelijke kritiek in het Opfer op zijn voorkeur voor de nieuwe muziekstijl: de Stile galante.

In 1774 kwam nog Wilhelm Friedemann Bach, ook een vertegenwoordiger van de galante stijl, naar Berlijn, aanbeden door Amalia, een ongetrouwde zuster van Frederik.

 

Maar in de jaren hierna werd hij ‘blind en doof’ voor de nieuwe generatie Duitse kunstenaars: Goethe schreef volgens hem‘walgelijke clichés’ en Italiaanse muziek was ‘suffe rommel’ en Franse ‘kinderachtig’. Haydns muziek was ‘herrie die pijn deed aan je oren’ en die van Mozart was ‘kattengejank’. ‘Nieuwe muziek, schreef hij in 1777, is gedegenereerd tot niet meer dan lawaai, dat onze oren geweld aandoet, in plaats van hen te strelen’ (7).

 

In 1779 had hij nauwelijks nog tanden en waren zijn vingers zo stijf van de jicht dat hij geen fluit meer kon spelen. Hij verloor alle belangstelling voor muziek en misgunde de Berlijnse Opera iedere cent, waardoor de voorstellingen enorm in kwaliteit achteruit gingen.

 

Na de dood van Frederik

Frederik stierf in 1786. Volgens zijn eigen testament wilde hij begraven worden op het terras van Sanssouci in Potsdam - naast zijn geliefde windhonden. Men vond dat echter niet passend en het stoffelijk overschot werd bijgezet in de Garnisonkirche te Potsdam, naast het graf van zijn vader. In de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog werd het gebalsemde lichaam overgebracht naar de Elisabethkirche in Marburg (Hessen) om te voorkomen dat het in handen van de Russen zou vallen. Vanaf 1953 stond zijn sarcofaag in het stamslot van het huis Hohenzollern, in Hechingen op de Schwäbischen Alb.

Op 17 augustus 1991 is het uiteindelijk met groot vertoon bijgezet op het terras van Sanssouci.

 

Frederik de Grote is naderhand zeer verschillend beoordeeld. De filosoof Immanuel Kant  beschouwde hem als de ware verlichte heerser, vooral vanwege zijn religieuze tolerantie. Na 1870 –het stichtingsjaar van het Tweede Rijk-  werd Frederik een held van de nieuwe Duitse natie, gereïncarneerd als een kruising tussen een ridder en een burger, die plat Duits sprak en bier dronk. De formele proclamatie van het Derde Rijk vond plaats bij Frederik`s graf, waar Hitler een grote krans op legde. Frederik figureerde op Nazi- posters en films. Dit heeft zijn reputatie negatief beïnvloed.

Sommige historici beschouwen Frederik`s belangstelling voor de Verlichting vooral als een modeverschijnsel, een façade.

Anderen menen dat hij zich wel zeker hierdoor heeft laten leiden in zijn beslissingen. Kortom: de discussie omtrent zijn persoon is nog lang niet ten einde.

 

portret frederik II

Napoleon bezoekt het graf van Frdereik

frederik in beeld romantiek

voorstudies gedenkmonument

NS propaganda

graf frederik II

  Der alte Fritz

Napoleon bezoekt Frederik`s graf

Frederik vol glorie

19de eeuwse prent

voorstudies gedenkmonument

 Nazi-propaganda

het graf in Sanssouci

 

 

laatste update: 5 augustus 2019

 

Noten:

(1) de voorgeschiedenis is veel ingewikkelder, maar niet essentieel voor het verhaal over Frederik II. Kijk, indien gewenst, op Wikipedia of lees het boek van Gaines.

(2) kameralistiek is de theorie met betrekking tot het bestuur van een gecentraliseerde economie. Het is de  tegenhanger van het Colbertisme- zie ook: Binnenlandse politiek van Frederik II.

(3) Zijn geestelijke leiders deden dat juist toch, met als gevolg dat hij daar wél in ging geloven.

(4) In 1772, na de annexatie van West- Pruisen werd deze titel officieel: koning van Pruisen.

(5) C. Wolff zie verder: Frederik II en zijn binnenlandse politiek

(6) Rococo: deze periode wordt gewoonlijk geplaatst van 1720- 1775.

(7) Gaines p. 255 e.v.

 

 

Bronnen:

Websites:

Voornamelijk Wikipedia en de pagina`s van eerder verschenen artikelen over deze periode op www.charlottehansson.nl.

 

Gedrukte bronnen:

J.M. Vermeer-Pardoen, Briefwisseling met Frederik de Grote 1736-1778 / Voltaire, Amsterdam 2007

Roland Vocke, Frederik de Grote : tussen Verlichting en absolutisme (Vert. van: Friedrich der Grosse), Amsterdam 1979

Karl Otmar von Aretin, Friedrich der Grosse : Herrscher zwischen Tradition und Fortschritt,  München, 1991

James R. Gaines, Een avond in het paleis van de rede. Bach en Frederik de Grote in het tijdperk van de Verlichting (Vert. van Evening in the Palace of Reason), Amsterdam 2006

Westermanns Atlas zur Weltgeschichte

Putgzer, Historischer Weltatlas , Berlijn , 2001

 

 

 

                                             Terug naar de             homepage                           van Charlotte Anna Hansson