VLAAMSE
POLYFONIE: GUILLAUME DUFAY ( 1397- 1474) IN ZIJN TIJD
Op deze pagina
wordt besproken:
I. de Vlaamse
Polyfonie in vijf generaties
II. de fases
van de Honderdjarige oorlog (1337- 1453)
III. het Westers
Schisma/ de tegenpausen in Avignon en Pisa (1378- 1417; 1439-1449).
Deze info is relevant om alle spanningsvelden waarin besproken musici
leefden, beter te begrijpen.
IV. Guillaume
Dufay
I.Het renaissance-
humanisme
(1400- 1600) vond dat de mens zijn eigen verstand kon gebruiken om te
helpen zijn levensbestemming te bepalen. Men had een voorkeur voor
‘stoffelijke’ schoonheid, eenvoud en planmatigheid. Men mocht nu van muziek
genieten vanwege haar esthetische kwaliteiten en de stijl van een
compositie werd belangrijker dan de oorspronkelijke functie. In de
wereldlijke muziek ontstonden veel genres en vormen en de instrumentele
muziek kreeg een zelfstandige functie. Door de uitvinding van de
boekdrukkunst werden begin 16de eeuw veel composities gedrukt en
deze zijn vaak goed bewaard gebleven.
De overgang
van de Middeleeuwse muziek naar de Renaissance muziek vond heel geleidelijk
plaats, het eerst in Engeland -waar de muziek minder modaal was en
veelal een majeurkarakter had met vrij gebruik van tertsen en sexten (contenance
angloise)- en aan het Bourgondische hof van Philips de Goede van Bourgondië
(1396- 1467), waar het gebruik ervan ook in zwang kwam en dus op
drieklanken kwam te berusten. N.b. Dit was de
situatie tot ca. 1435 want toen verbrak Filips de samenwerking met de
Engelsen. Men gebruikte drieklanken in de grondligging als bouwstenen van
de muziek. De bovenstem kreeg de belangrijkste partij en vocale composities
waren niet langer polytekstueel, maar hadden één tekst in één taal. Het
belangrijkste genre was het chanson. Dissonanten werden weinig gebruikt.
Men dacht niet meer alleen in ‘horizontale’ melodische lijnen, maar
besteedde veel aandacht aan de ‘verticale’ samenklanken. Men wisselde imitatieve gedeelten af met homofone en vierstemmige
passages met duetten en trio`s. Er werd vooral ‘a cappella’ koorzang
geschreven en eerdere werken werden hergebruikt om iets ‘nieuws’ mee te
maken (parodie mis).
De muzikale
stroming in die tijd heet de Franco-Vlaamse School, Vlaamse
Polyfonie of Nederlandse School.
Het einde
ervan kwam door het concilie van Trente
(1545- 1563), dat de goede verstaanbaarheid van kerkmuziek eiste.
In de Vlaamse
polyfonie worden vaak vijf generaties onderscheiden. Ter verduidelijking
van het verhaal wordt daarnaast de Engelse invloed in Frankrijk ten tijde
van 0 en 1ste generatie besproken.
II. Deze
hangt weer samen met de Honderdjarige oorlog (strijd van Engeland
tegen Frankrijk om het koningschap van Frankrijk), die drie fases kent:
1. de ‘Oorlog van Eduard’
(1337-1360).
2. de ‘Oorlog van Karel’ (1369-1389)
3. de ‘Oorlog van de Lancasters’
(1415-1453) – voor ons thema het meest relevant
De vijf generaties van de Vlaamse
polyfonie:
|
|
0.De Nulgeneratie (circa 1380-1420): de Nederlandse polyfonisten die omstreeks 1400 actief
waren, vaak al buiten de Nederlanden en vaak afkomstig uit de Romaans- en
Nederlandstalige gebieden van het Prinsbisdom Luik, rekent men tot de
voorlopers en derhalve tot een 0-generatie, zoals Johannes Ciconia
en Martinus Fabri
1.Eerste
Generatie of Eerste Vlaamse School (circa 1420-1460): Deze periode
wordt ook de Bourgondische School genoemd, want het huidige Noord-Frankrijk, België en
Nederland waren toen onder de Bourgondische hertogen (1363- 1506)
verenigd. De muziek kende isoritmiek,
vierstemmigheid en de mis werd een autonome muzikale vorm.
Belangrijke componisten waren o.a.: Gilles Binchois, Antoine Busnois,
Guillaume Dufay en Thomas Fabri
|
|
|
door de Engelsen bezet
|
|
Franse gebieden onder Karel VII
|
|
Vorstendommen in bezit van de belangrijkste Engelse bond-genoot:
Huis van Bourgondië
|
|
|
|
De bezittingen van het Huis van
Bourgondië in de loop van de tijd
|
2.Tweede
Generatie of Tweede Vlaamse School (circa 1460-1490) met o.a. Loyset Compère, Johannes
Martini, Johannes Ghiselin alias Verbonnet en Johannes Ockeghem
3.Derde
Generatie of Derde Vlaamse School (circa 1490-1520): Veel componisten
trokken nu naar Italië. De gelijkwaardigheid van alle stemmen werd
nagestreefd. De vroegste Italiaanse drukken bevatten werk van componisten
uit de Nederlanden, waardoor de verspreiding van hun stijl werd bevorderd.
Ook de prachtige handschriften uit het atelier van Petrus Alamire zorgden hiervoor. Deze werden door
het Bourgondisch- Habsburgse hof als relatiegeschenken over alle
vooraanstaande vorstenhuizen verspreid. Belangrijke componisten waren o.a.:
Petrus Alamire, Antoine Brumel,
Josquin Des Prez,
Heinrich Isaac, Jacob Obrecht, Matthaeus Pipelare, Pierre de la Rue
4.Vierde
Generatie of Vierde Vlaamse School (circa 1520-1560): De vijf- en zesstemmigheid verdrong de vierstemmigheid. De majeur-
en mineurtoonsoorten kwamen op. In Antwerpen (Susato)
en Leuven (Phalesius) ontstonden de
eerste op polyfone muziek gerichte muziekuitgeverijen van enige omvang. Belangrijke
componisten waren: Jakob Arcadelt, Cornelis Boscoop, Jacobus Clemens non Papa, Thomas Crecquillon, Nicolas Gombert,
Tielman Susato, Adriaan
Willaert
5.Vijfde Generatie of Vijfde
Vlaamse School
(circa 1560-1600): In de tweede helft van de 16de eeuw was de
Franco/Vlaamse/Nederlandse stijl over geheel Europa verbreid en niet meer
aan de Nederlanden gebonden, met namen als Noé Faignient, Orlando di
Lasso, Claude Le Jeune,
Philippus
De Monte, Andreas Pevernage,
Philippe
Rogier, Cypriano de Rore,
Gerardus
van Turnhout, Jacobus Vaet,
Hubert
Waelrant,
Giaches de Wert
Nabloei (circa
1600-1630): De vocale muziek van Jan Pieterszoon Sweelinck, Cornelis
Schuyt, Cornelis en Jan Verdonck behoort tot de nabloei van de Nederlandse
School.
III. Naast de
100 jarige oorlog (1337- 1453) tussen Frankrijk en Engeland, speelde in Dufay`s tijd op godsdienstig gebied de kwestie van het Westers
of Groot Schisma (1378- 1417), met de aanwezigheid van tegenpausen
in Avignon of Pisa.
Het Westers
Schisma was niet gebaseerd op theologische verschillen of enig andere
doctrine.
1380
|
1390
|
1400
|
1410
|
1420
|
1430
|
1440
|
1450
|
1460
|
1470
|
Jan zonder Vrees
|
Filips de Goede van
Bourgondië
|
K. de Stoute
|
100 j. oorlog
|
|
100
jarige oorlog: oorlog van de Lancasters
|
|
Westers Schisma (1378-1417):
Pausen te Rome: Bonifatius IX
|
1
|
Gregorius XII
|
2
|
Martinus V
|
Eug. IV
|
Felix V 3
|
Nicol. V
|
4
|
|
Tegenpausen: Avignon
Clem.VII; Pisa
|
Benedictus XIII
|
5
|
Joh.
XXIII
|
Geen
tegenpausen meer in Avignon of Pisa
|
|
GUILLAUME
DUFAY
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1.Innoc. VII 2 1415-7 géén paus 3 (Amadeus VIII van Savoye) verbleef in Genève, Lausanne, Basel 4 Calixtus.III 5
Alexander V (in Pisa)
IV.GUILLAUME
DUFAY EN DE DISCUSSIE OVER DE INVLOED VAN DE CONTENANCE ANGLOISE
Helaas is het
uitstekende boek van Alejandro Planchart, Guillaume Dufay:
The Life and Works, voor mij, om diverse
redenen , niet helemaal ‘bereikbaar’, evenmin als het boek van Randall
Alan Rosenfeld, Music and
Medieval Manuscripts. Paleography and Performance. We
zullen het derhalve soms moeten doen met andere -misschien minder complete-
bronnen.
Onderstaand
verhaal bevat zowel een korte biografie van Dufay`s
leven in twee delen (A) als (B) de discussie over de (mate van) invloed van
de Contenance Angloise
op zijn componeren, naar aanleiding van de vermelding bij Martin le Franc.
(A).Biografie
van Guillaume Dufay:
Guillaume Dufay werd vermoedelijk op 5 augustus 1397,
waarschijnlijk in de buurt
van Beersel (bij Brussel) geboren. Zijn vader was een
onbekende priester. Met zijn moeder, Marie d(o)u Fayt,
verhuisde hij op jonge leeftijd naar Kamerijk (Cambrai) in
Frans-Henegouwen, waar hij ging wonen bij familie van zijn moeder, Jehan Hubert, sinds 1408 kanunnik van
het domkapittel van de kathedraal van Kamerijk. Van 1409 tot
1412 was hij daar koorknaap en kreeg hij les in monofone
en polyfone liturgische muziek van, onder andere, Richard Loqueville. Guillaume maakte al jong reizen: Tijdens
het Concilie van Konstanz (1414- 1418), in het gevolg verkerend
van Pierre d`Ailly, bisschop van Kamerijk, maakte
hij wellicht daar al kennis met de familie Malatesta.
Van 1418 tot
1420 was hij subdiaken van de kathedraal van Kamerijk en in 1420 vertrok
hij naar Italië. Uit zijn werken blijkt bekendheid met componisten aan
het hof van de Malatesta’s en hij was wellicht in
dienst van dit hof te Pesaro en Rimini. Na enige
tijd keerde hij terug naar Vlaanderen, maar in 1424 vertrok hij
opnieuw, nu naar Bologna. In 1426- 7 was hij weer enige tijd in Kamerijk.
Dat weten we omdat hij toen enige beneficia (prebendes) bezat in Laon en
vanuit Bologna toestemming had om daar heen te gaan.
In 1428 trad
Guillaume toe tot de pauselijke cappella in Rome. Hij kreeg steeds
meer prebendes in kerken in het Noorden, die niet verplichtten tot
aanwezigheid. Hij onderhield daarnaast ook nog banden met verschillende
hoven in Noord Italië. Zo schreef hij in 1433 de ballade C`est bien raison
voor Niccolò III, Markies van Ferrara.
In 1434 werd
Guillaume, ter onderbreking van zijn verblijf te Rome, kapelmeester van de
hertogen Amadeus VIII van Savoye en zijn
zoon Lodewijk (register musici 1437- 9). Lodewijk trouwde op 8
februari 1434 met Anne de Lusignan/ Lusitanië (Anna
van Cyprus) in Chambéry, de hoofdstad van Savoye. Filips de Goede van Bourgondië heeft Guillaume
daar ook zeker ontmoet toen hij naar dat feest kwam en Guillaume ontmoette
daar waarschijnlijk ook Gilles Binchois.
Augustus 1434
ging Guillaume naar huis in Kamerijk/Cambrai naar zijn moeder, en vandaar
weer naar de pauselijke cappella. Echter Paus Eugenius
IV (1431- 1447) lag overhoop met het Concilie van Basel (1431 e.v.). Hij werd verbannen uit Rome en wilde
nu het concilie naar Ferrara verplaatsen. Hij nam zijn gevolg daarheen mee,
maar vertrok later weer naar Florence in verband met het uitbreken van de
builenpest. En dus zong Guillaume van 1435 tot 1437 in de pauselijke
cappella, niet in Rome, maar in Florence en Bologna. Eugenius
IV werd afgezet in 1439 en vervangen door (tegen) paus Felix V,
wiens wereldlijke naam Amadeus VIII van Savoye
was (1439- 1449) -zie ook febr. 1434!.
Om kanunnik in
Kamerijk te zijn, zonder de plicht er te wonen, moest Guillaume een graad
in de rechten halen, wat hem in 1437 lukte. Tussen 1440 en 1450 werkte hij
weer in Kamerijk. In 1444 overleed zijn moeder. Van 1450-1458 was hij
opnieuw in Italië, waar hij onder andere in Turijn en Chambéry werkte. Bij
zijn definitieve terugkeer naar Kamerijk was hij inmiddels uitgegroeid tot
de beroemdste componist van zijn tijd en musici als Johannes Ockeghem (in 1462), Antoine Busnois en Loyset
Compère bezochten hem aldaar. Op 27
november 1474 overleed Guillaume te Kamerijk, na weken ziek geweest te
zijn. Hij werd er begraven in de kapel van St. Etienne. In 1859 werd zijn
grafsteen ‘herontdekt’ en deze ligt nu in een museum in Lille.
Guillaume
stierf na een leven lang heen en weer zwerven tussen allerlei vorsten- en
pauselijke hoven en zijn eigen ‘bezittingen’. Een leven vol aanpassen aan
steeds veranderende situaties op politiek en godsdienstig terrein!
(B).
a. De
discussie over de mate van invloed van de Contenance
angloise en b. was Dufay
wel of niet in dienst van Bourgondië ?:
(a). Ergens
tussen 1430 en 1435 (1) zou de dichter Martin le
Franc Gilles Binchois (2) en Guillaume Dufay
gezien en gehoord hebben terwijl zij ‘nouvelle pratique’
beoefenden. De versregels uit le Franc`s Champion des
dames die er over spreken (stanza 16257 – 16272), staan vermeld in het
boek van Rosenfeld. De Franse tekst heb ik daar
uit overgenomen, maar voor de verschillende Engelse vertalingen en
interpretaties verwijs ik naar dit boek.
Tapissier, Carmen, Cesaris (16257)
N`a pas long temps sy bien chanterent
Qu`ilz esbahirent tout Paris
Et tous ceulx qui les frequenterent
Mais onques jour ne deschanterent
En melodie de tel chois,
Ce m`ont dit ceulx qui les hanterent
Que G. du Fay et Binchois
|
Car ilz ont nouvelle pratique (16265)
De faire frisque concordance
En haulte et en basse musique
En fainte *, en pause et en muance
Et ont prins
de la contenance
Angloise et ensuij Dunstable,
Pour quoy merveilleuse plaisance
Rend leur chant joieux et notable
*ficta
|
De versregels
geven aan dat volgens Le Franc Guillaume en Binchois iets (de
faire frisque concordance,
en haulte et en basse musique, en fainte, en pause et en muance)
hebben overgenomen van Dunstable / la Contenance Angloise.
De grote vraag
is echter: hoeveel? Ook voor de discussie hierover verwijs ik naar de
boeken van Rosenfeld en Planchart.
De uitkomst van de discussie is essentieel om te bepalen hoe groot de
uiteindelijke invloed is geweest van ‘de Engelsen’ (zie ook verder).
Omdat er
fouten zijn gemaakt bij het ontcijferen van de tekst in stanza 2037 van Le
Franc, zijn bovenstaande regels (16257- 16272) de enige ‘bewijsstukken’ van
de overname van de Contenance Angloise
door Guillaume Dufay en Gilles Binchois.
De tekst in
stanza 2037, zoals men die lang heeft gelezen, staat in de eerste kolom; de
juiste ontcijfering staat in de tweede.
Tu as bien les Anglois
ouy
Jouer a la cour de
Bourgogne
……….
J`ay veu Binchois avoir vergogne
Et soy taire emprez leur(s) rebelle(s) (= rebecs)
Et du Fay despite et frongne
Qu`il n`a melodie si belle
|
Tu as les aveugles
ouy (stanza no.
2037)
Jouer a la cour de
Bourgogne
N`as pas? Certainement ouy
Fust il jamais telle besogne?
J`ay veu Binchois avoir vergogne
Et son taire emprez leur rebelle
Et du Fay despite et frongne
Qu`il n`a melodie sy belle
|
Martin
le Franc`s miniatuur
uit ‘Le champion des dames’:
|
Je hebt de Engelsen
horen spelen
aan het
Bourgondische Hof….
……….
Ik heb
Binchois beschaamd gezien
Stil,
luisterend naar hun rebecs
En Dufay, boos en scheldend
Omdat hun
melodieën niet zo mooi zijn
|
Je hebt de
blinde mannen horen spelen
aan het Bourgondische
Hof
Dat heb je
zeker. Is er ooit zoiets geweest?
Ik heb gezien
hoe Binchois zich schaamde
en stilviel
voor hun gestrijk
En Dufay, boos en scheldend
Omdat hun
melodieën niet zo mooi zijn
|
Le Martin
beschrijft in deze stanza de reactie van Dufay en
Binchois op het spel van twee blinde rebec (vielle)
spelers uit Castilië (3), niet op het spel van de Engelsen: Anglois moet namelijk zijn: Aveugles/ Avugles.
Deze ‘avugles’ waren Juan (Jehan) Fernandez en Juan de Córdoba (Jehan
de Cordoval), beiden (toen al?) in dienst van hertogin Isabella van
Bourgondië of wellicht alleen nog maar ingehuurd door de Bourgondiërs.
Ze bespeelden verschillende instrumenten, waaronder een soort draailier. De
twee Jehans kwamen in 1433 in Chambéry aan, ruim
op tijd voor het huwelijk van Lodewijk van Savoye
met Anna van Lusignon, dochter van Janus I van
Cyprus (zie boven) en ze kregen vóór 15 maart 1434 voor hun reis en
optreden betaald. Vanaf 4 januari 1435 waren ze officieel in dienst van het
Bourgondische hof.
Guillaume Dufay en Gilles Binchois zijn dus zwaar onder de indruk
of heel jaloers op het spel van twee Castiliaanse spelers, en niet op het
spel van Engelsen.
Le Franc was in
1434 zelf niet in Chambéry tegelijk met Dufay en
Binchois, maar hij kon de situatie wel beschrijven omdat hij hen wellicht
al eerder gezien had (stanza 16257 e.v.). Le Franc droeg zijn ‘Champion des dames’ (geschreven ca. 1440) op aan Filips
de Goede. Hij schreef het boek echter, in dienst zijnde van het Hof van Savoye vanaf 1439 (4) en bezag de situaties dus ‘met
terugwerkende kracht’, vanuit een ander (Savoye)
perspectief.
(b). Of
Guillaume Dufay ook echt in dienst is geweest van
de Hofkapel van Filips van Bourgondië of zijn zoon Karel de
Stoute (1433- 1477), is niet duidelijk voor mij: hij komt niet voor als
musicus in de archieven van de Bourgondische hofkapel, in tegenstelling tot
Binchois, die lid was van ca.1430- 1452 (5). Bart Van Loo en anderen
stellen dat Guillaume wel in dienst was van Filips` hofkapel. En in 1446
zou Guillaume ook nog beschreven worden als ‘capellanus’
van de hertog (5), maar Wright zegt dat het ongetwijfeld slechts een
‘erebenoeming’ was.
Kortom: a.
omdat de tekst van stanza 2037 verkeerd is gelezen, heeft men heel lang
gespeculeerd over de invloed van de Contenance Angloise op Dufay, Binchois
en het Bourgondische Hof. Nu duidelijk is dat er iets anders staat in
stanza 2037, is er slechts één serie dichtregels die als bewijs kan dienen.
En misschien was de invloed dus veel minder groot dan eerst gedacht.
b. Het is
(mij) onduidelijk of Guillaume in dienst is geweest van Filips de Goede/
Karel de Stoute óf alleen af en toe werd ingehuurd door de Bourgondiërs.
|
|
|
|
|
|
Filips
de Goede
|
De kathedraal
van Kamerijk (Cambrai)
|
‘Chansons’
van Guillaume Dufay
|
Missa
Sancti Jacobi
|
Johannes
Ockeghem
|
Antoine
Busnois
|
Zeker 70
manuscripten in landen als Italië, Frankrijk, Duitsland, Spanje en Tsjechië
getuigen van Guillaume`s composities, maar veel
anoniem werk werd ook -misschien onterecht ?- aan hem toegeschreven, zoals
de ‘Engelse stijl’ Missa Caput (6).
Hij schreef
zowel geestelijke als wereldlijke werken. Die laatste schreef hij toen hij
in dienst was van de Malatesta`s en hij bleef ze
componeren tot zijn dood (7). Hierbij gebruikte hij vormen als
de rondeau, de virelai en
de ballade. Op het gebied van de kerkmuziek schreef hij
missen, motetten, magnificats en antifonen.
Guillaume
gebruikte als eerste de term fauxbourdon:
de cantus firmus ligt in de bovenstem, twee
andere partijen liggen een sext en een
volle kwart lager; een reeks parallelle sextakkoorden dus. De
middelste stem noteerde hij vaak niet, want die kon men gewoon een kwart
lager zingen (zie voorbeeld van de Missa Sancti
Jacobi).
In
verschillende van zijn missen gebruikte hij (als eerste)
de melodie van een wereldlijk lied als cantus firmus. De missen heten dan ook naar dit lied.
Voorbeelden hiervan zijn onder andere de missen Se la face ay pale en L'homme armé. In andere missen gebruikte
hij gregoriaanse gezangen als uitgangspunt, zoals in de missen Ave
regina caelorum en Ecce
ancilla domini.
Guillaume`s Missa Sancti Jacobi is vaak vierstemmig : cantus
1, cantus 2, contratenor en tenor, of driestemmig: cantus,
contratenor en tenor. Er staan echter ook veel duetten in, tussen de drie of vierstemmige stukken,
voor cantus 1 en 2: bij het Kyrie, Gloria, Cum sancto
spiritu, Credo, Domine
Deus, Sanctus en Agnus Dei.
Alejandro Enrique Planchart heeft in
2011 een moderne uitgave van de Missa Sancti
Jacobi gemaakt, in de serie Opera Omnia: van
Guillaume Du Fay 03/ 02. Deze uitgave staat geheel op internet (www.diamm.ac.uk).
Een aantal
duetten zijn ook opgenomen in 111 Bicinia from the 15th century, Editio Musica
Budapest, Z. 14 478
Aan
deze pagina is het laatst gewerkt op 6 augustus 2021
|