Johannes
Ciconia (ca.1370- 1412)
Het leven en
de muziek van Johannes Ciconia zijn alleen te beschrijven in combinatie met
de muziekstromingen van zijn tijd:
1.
Ars Antiqua
2.
Ars Nova/ Trecento
3.
Ars Subtilior
4.
Johannes Ciconia
1100
|
1200
|
1300
|
1400
|
1500
|
1600
|
|
Ars Antiqua
|
Ars Nova
en Trecento
|
Renaissance
|
Barok
|
|
Ars Subtilior
|
|
|
J. Ciconia
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
1.Ars Antiqua:
belangrijk
voor de ontwikkeling van de westerse meerstemmigheid (polyfonie) waren twee
componisten van de Notre Dame- school in Parijs, namelijk Leoninus (ca.
1160- 1200) en Perotinus (ca. 1160- 1220) (1). Leoninus verzamelde in zijn
boek Magnus liber organi (vermoedelijk)
meestal door hem zelf gecomponeerde organa
(zie afb I.) voor de mis en het officie. Perotinus herzag dit boek en
voegde vaak een derde stem (triplum) en soms een vierde (quadruplum) toe.
Er is in deze
periode nog weinig aandacht voor de ‘verticale’ samenklank: ‘lineaire
polyfonie’.
Wereldlijke
liederen werden waarschijnlijk monofoon, of met begeleiding van een luit,
vedel of harp uitgevoerd.
|
|
Afb. I.
Bovenregel Vox principalis (originele stem);
Onderregel: Vox
organalis/ duplum: op een octaaf, kwart
of kwint
afstand van de eerste stem = parallel organum
|
Het begin van Perotinus`Viderunt omnes, vierstemmig
organum. De tweede stem gaat zich ritmisch en melodisch vrijer ten
opzichte van de vox principalis bewegen. De vox principalis gaat tenor ( vasthouden) heten: Vrij
organum
|
|
|
Ontwikkeling van het motet, oorspronkelijk een werelds genre: Er wordt een nieuwe
tekst –meestal in het Frans i.p.v. het Latijn) aan het duplum gegeven.
Het duplum wordt genoemd motellus of
motetus, wat in de afgekorte
vorm, ‘motet’, een genre aanduiding wordt. De tenor houdt zijn latijnse
tekst (polytekstualiteit).
|
In dezelfde tijd ontwikkeling van de conductus: deze werd gebouwd op
een nieuw gecomponeerde tenor (dus niet meer op bestaande gregoriaanse
melodie). Meestal een geestelijke, niet liturgische tekst in metrische
Latijnse versen, noot-tegen-noot gezet. Duplum en triplum kregen de
zelfde tekst en het zelfde ritme.
|
2.Ars Nova:
Overal in de
14de eeuw zag men nieuwe opvattingen: men twijfelde aan het
gezag van de paus, de feodale verhoudingen en er kwam meer ruimte voor de
menselijke rede (Dante, Petrarca, Boccaccio, enz.). In de muziek ging men
in Frankrijk naar meer eenheid in
de compositie zoeken o.a. met behulp van de imitatietechniek en ritmische
vernieuwingen door kleinere notenwaarden en isoritmiek: Bij de motetten,
waar de ‘tenor’ nu ‘cantus firmus’ ging heten, begon men lange melodieën te
schrijven, in plaats van de steeds terugkerende korte melodische lijnen en
de ritmische patronen werden ook langer: een ritmisch patroon (talea), kon worden herhaald in de
melodie van de tenor (color).
Deze patronen werden ook in het duplum en triplum gebruikt, maar het
patroon werd niet altijd streng in alle stemmen aangehouden. Wij noemen
dit: isoritmisch motet.
Naast het ternaire/ perfecte metrum
(driedelig), kwam het binaire/
imperfecte (tweedelige) metrum op. Het gebruik van kruisen en mollen werd
als expressiemiddel ingezet en tertsen en sexten kwamen ook meer voor. Het
woordritme was steeds meer terug te vinden in de melodie. De muziek van de
Ars Nova was een kunst voor ingewijden en had een intellectueel karakter.
De muziek was nauw verbonden met de literatuur en de componisten waren dan
ook vaak de tekstdichters. Omdat men niet meer ‘collectief’ maar
zelfstandig componeerde, zijn de componisten goed te herkennen, zoals bijv.
Philippe de Vitry (ca. 1291- 1361), die een verhandeling ‘Ars Nova’
schreef, en Guillaume de Machaut (ca. 1300- 1377). Er werden ook steeds
meer muziekinstrumenten gebruikt.
Met Trecento wordt de Ars Nova in Italië bedoeld, daar ontstaan door
het veelvuldige contact en de uitwisseling met Franse muzikanten en
componisten (m.n. de troubadours) die naar Italië kwamen vanwege de
vervolging van de Albigenzen in de vroege 13e eeuw. Het was ook
hier een kunstvorm van vooral de intellectuelen. De nadruk kwam te liggen
op wereldlijke liederen, in het bijzonder de liefdeslyriek. Melodie en
ritmiek stonden helemaal in dienst van het woord: het gezang was
syllabisch= één noot per lettergreep. Er was vermoedelijk één zanger op de
bovenstem en instrumenten op de andere stemmen.
Enkele
liedvormen uit de Trecento-periode
zijn: Caccia, Madrigaal en Ballata. Musici uit deze
periode zijn bijv. Francesco Landini, Gherardello da
Firenze, Andrea da Firenze, Giovanni da Firenze en Niccolò
da Perugia.
|
|
|
|
|
|
Linksboven:1:
color=melodie; 2:talea=ritmisch patroon; 3:talea geplakt op de
color; Rechtsboven: isoritmische
tenor uit eerste gedeelte van het Kyrie van de mis van Guillaume de
Machaut. Color van 28 noten met de talea 7 keer toegepast.
|
Talea
en
Color; daaronder combinatie Talea/ Color
|
Cantus
firmus (rood, in de derde regel)
|
Ciconia
volgens
Google. Is:
César Franck!
|
Paus Bonifatius XI
gaf Ciconia dispensatie
|
|
|
|
|
|
|
Tempus perfectum
(prolatio maior 9/8 en minor 3/4) en imperfectum (6/8 en 2/4)
|
Ars Subtilior
|
Hoquetus
|
De proportie-canon ‘Le ray
au Soleyl’:
de melodie blijft bewaard, maar elke partij heeft een andere
mensuur.
|
|
|
|
|
|
|
|
3.Ars
Subtilior:
Tegen het
einde van de veertiende eeuw werd de nieuwe complexiteit van de Ars Nova
soms tot in het extreme doorgevoerd. Ook werden muziekstukken vaak erg
ingewikkeld opgeschreven. Complexiteit werd een doel op zich. Dit
maniërisme wordt wel Ars Subtilior genoemd. Beroemd zijn de composities
opgeschreven in de vorm van een hart of een harp. Eigenlijk was deze
periode een soort subcultuur van de Ars Nova.
De zang was
vaak melismatisch: meerdere noten op één lettergreep. Er kwamen meerdere
mensuren tegelijk in verschillende stemmen voor en de stemmen waren erg
‘onafhankelijk’ van elkaar: er was geen hiërarchie in boven- of
onderstemmen. Rusten werden als spanning opwekkend middel ingevoerd. De hoquetus,
een ritmische lineaire techniek die de afwisseling van
tonen, toonhoogten of akkoorden gebruikt en die in de Ars Antiqua
voornamelijk in de geestelijke muziek voorkwam, werd nu meer toegepast in
de wereldlijke, seculiere vocale muziek. De melodie beweegt (soms
snel) heen en weer tussen twee of meer stemmen, op zo'n manier dat de ene
stem stil is waar de andere beweegt, en andersom. Per stem geeft dat een
hikkerig effect.
4.Johannes
Ciconia:
1370
|
1380
|
1390
|
1400
|
1410
|
1370 geboorte
in
Luik
|
|
1385 duodenus
Luik
|
1391
dispensatie paus
in Rome
?.... Pavia ?
|
1401
Padua
|
1412
gestorven
te Padua
|
Paus Greg. XI in
Avignon-
terug naar Rome
|
Urbanus VI in Rome: begin Westers Schisma
|
Bonifatius IX in Rome
|
Inc.
VII
|
Gregorius XII in Rome
|
Clemens VII: tegenpaus in Avignon
|
Benedictus
XIII: tegenpaus in Avignon
|
|
A.V*
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
*in 1409 werd Petrus Philarges tot paus (Alexander
V) benoemd op het Concilie van Pisa (1409). Dit concilie
probeerde een einde te maken aan het Westers schisma, door de twee
pausen van dat moment (Gregorius XII en Benedictus XIII) af te
zetten en Alexander als nieuwe paus te benoemen. Alexander werd in zijn
claims gesteund door het grootste deel van de toenmalige Westerse
christenheid, namelijk de kerk van Frankrijk, Engeland, Bohemen en een
groot deel van de Duitse bisschoppen. Hij overleed onverwacht in 1410
en zijn opvolger werd paus Johannes XXIII. Alexander V wordt nu door de
katholieke kerk als tegenpaus beschouwd (zie ook noot 10).
Rond het
geboortejaar van ‘onze’ Johannes Ciconia bestond en bestaat onduidelijkheid
(2). Ik kies voor ca. 1370, het idee van de musicoloog David Fallows, die
in zijn artikel 'Ciconia padre e figlio' (uit 1976) van mening was dat de
Johannes Ciconia, met geboortedatum 1335 te Luik, vermoedelijk diens vader
was.
Volgens een
Luikse kroniek zou ‘Jehan de Chywogne
(3), seculier kanunnik aan de kerk van Sint-Jan-de-Evangelist, bij de dochter van Jacques d`Heur een zoon
hebben verwekt, die later in Italië verbleef’. Vader Johannes werkte te
Avignon in 1350 als secretaris voor de vrouw van de neef (oomzegger)
van paus Clemens VI, Aliénore de Comminges. In 1358 vestigde
hij zich in Italië, in Padua. Tijdens zijn verblijf in dat land
vergezelde hij kardinaal Gil Alvarez De Albornoz, bij wie hij als
adjunct in dienst was, tijdens diens reizen en veldtochten om de pauselijke
gebieden in Italië weer terug te krijgen. Zo kwam hij in contact met alle
plaatselijke muzikale stijlen. In 1372 keerde hij naar Luik
terug, waar hij voor onbepaalde tijd is gebleven (4).
‘Onze’ (zoon) Johannes, van wie geen
afbeeldingen bestaan, verschijnt
in de registers van de stad Luik in 1385 als ‘duodenus’
(5). Hij werd vermoedelijk koorknaap aan
de Luikse kapittelkerk van Sint-Jan-de-Evangelist. In de
pauselijke archieven is een brief aangetroffen van april 1391 van paus
Bonifatius IX waarin Johannes wordt omschreven als clericus en defectu natalium de presbitera natus (de
bastaardzoon van een priester). Hij diende op dat moment als clericus capelle kardinaal Philippe
d’Alençon, die Noord-Europa doorreisde als pauselijk gezant, maar Ciconia
zou zelf toen in Rome hebben verbleven, want zijn verblijf aan de basiliek
van Santa Maria in Trastevere schijnt gedocumenteerd te zijn. Mogelijk
bleef hij in Rome tot aan de dood van zijn beschermheer
in 1397 of zelfs later (6).
In 1391 heeft
Ciconia dus pauselijke dispensatie verkregen waarmee zijn zondige geboorte
werd kwijtgescholden én er werd hem een prebende aan
de Heilig- Kruiskerk in Luik beloofd. Er werd hem toegestaan een
kerkelijke loopbaan te beginnen en de paus verleende hem toestemming toekomstige
prebendes te houden, zelfs in kerken waaraan zijn vader prebendes onttrok.
Dat met de pauselijke dispensatie het recht werd verleend niet langer zijn
onwettige geboorte te moeten vermelden, verklaart waarom in de latere
Paduaanse documenten daarover ook niets wordt gezegd. In twee documenten,
van 1401 en 1405, noemde Johannes Ciconia zijn (Luikse)
vader, maar in de documenten wordt niet verwezen naar diens kerkelijke
status. Wanneer Ciconia precies naar Padua is verhuisd, is niet
bekend. Volgens de musicologen Di Bacco en Nádas zou hij ook nog tijdelijk
in Pavia hebben gewoond, aan het hof van Giangaleazzo Visconti. In ieder
geval is hij uiterlijk 1401 in Padua. Hij kreeg toen verschillende
prebendes aan kerken in Padua en de omgeving van Francesco Zabarella, de aartspriester van de kathedraal. Aan de
kathedraal werd hij uiterlijk vanaf april 1403 cantor et custos. Toen Zabarella in
1406 kardinaal werd, componeerde Ciconia het motet: Doctorum principem/ Melodia
suavissima/Vir mitis voor hem.
Nadat Venetië
in 1404 Vicenza en in 1405 Padua veroverd had, onderhandelde Zabarella in
1406 met Venetië over vrede en Ciconia schreef het motet Venecie mundi splendor/Michael qui Steno
domus/ Italie voor de stad en zijn doge Michele Steno.
In 1409 bood
Ciconia een nieuwe doge Petrum
Marcello venetum/ Petre antistes inclite aan.
Met betrekking
tot Ciconia`s sterfdatum, bestaan er
-zoals ik reeds heb aangegeven in noot 2- ook verschillende
opvattingen. Ze variëren van:
‘tussen 15- 24 december 1411’
tot ‘tussen 10 juni en 12
juli 1412’.
Ciconia`s
muziek:
Ciconia mengde
in zijn muziek verschillende stijlen: Hij schreef aanvankelijk in de Ars
Nova stijl, maar in Italië voerde hij beetje bij beetje in de madrigalen de
isoritmiek in (Una panthera). De
Ars Subtilior wordt aangetroffen in één bewaard gebleven werk, Sus un fontayne. Hij schreef zowel
geestelijke als wereldlijke muziek. Ciconia schreef ook drie
muziek-theoretische traktaten. Daarvan zijn enkel Nova musica en De proportionibus bewaard gebleven.
Naast
missen/misdelen schreef Ciconia:
De motetten
‘in gezongen stijl’ (7):
|
|
|
muziek o.a.:
|
.O beatum
incendium
|
2vv (muziek
ook gebruikt voor Aler m`en veus)
|
|
|
.O Petre
Christi discipule
|
2vv (10)
|
1409? (10)
|
|
.Regina
gloriosa
|
3 vv (basis
van Gloria en Credo ‘Regina gloriosa’)
|
|
|
De niet-
isoritmische motetten:
|
|
|
|
.O felix
templum jubila,
|
3vv. Ciconia wordt in de tekst
genoemd;(gewijd aan Stefano Carrera en voor de inwijding van een altaar
in de kathedraal van Padua= )
|
1400
|
CPDL
|
.O Padua,
sidus praeclarum
|
2vv; Ciconia
wordt in de tekst genoemd
|
|
CPDL
|
.O virum omnimoda veneracione/ Olux et decus
transium/ O beate Nicolae
|
4 vv
|
|
|
.Venecie
mundi splendor/Michael qui Steno domus/ Italie
|
3vv Ciconia
genoemd in tekst; voor de overwinning van Venetië =
|
1405
|
CPDL
|
De
iso-ritmische motetten:
|
|
|
|
.Albane misse
celitus/Albane doctor maxime
|
4vv Ciconia
wordt in de tekst genoemd (gewijd aan Albane Micheli, waarschijnlijk voor
zijn benoeming tot bisschop van Padua= )
|
1406
|
|
.Doctorum
principem/ Melodia suavissima/Vir mitis
|
4vv (gewijd
aan Francesco Zabarella, 1406-1409?)
|
1406-09
|
CPDL
|
.Petrum Marcello venetum/ O Petre antistes
inclite
|
4vv Ciconia
in tekst genoemd (gewijd aan Petro
Marcello,? voor zijn benoeming tot bisschop van Padua =)
|
1409
|
CPDL
|
.Ut te per
omnes/Ingens alumpnus Padue
|
3vv (gewijd
aan Francesco Zabarella, 1390-1397?)
|
1390-7 ?
|
|
Anonieme
isoritmische motetten:
|
|
|
|
.O proles
Yspanie
|
3 of 4vv
(anoniem toegeschreven aan Ciconia)
|
|
|
.Padu..serenans nobile/ Pastor bonus
|
3vv (anoniem
toegeschreven aan Ciconia)
|
|
|
Canonieke
werken:
|
|
|
|
.Quod
jactatur
|
3vv
|
|
|
.Le ray au
soleyl
|
?3vv (misschien
gewijd aan Gaian Galeazzo Visconti, 1390-1400??)
|
1390/1400?
|
|
Franse
virelais:
|
|
|
|
.Aler m`en
veus
|
2vv (alleen
discant, maar gecompleteerd van het contrafact motet O beatum
incendium)(toen hij Luik verliet naar Padua?)
|
1401?
|
|
.Sus une
fontayne
|
3vv (met
citaten van drie ballades van Philippus de Caserta)
|
|
|
Italiaanse madrigalen:
|
|
|
|
.Caçando un giorno
|
2vv
|
|
ISMLP+ (8)
|
.I cani sono fuora
|
2vv
|
|
ISMLP+(8)
|
.Per quella (es)strada
|
2vv
|
|
Muso (8)/(9)
|
.Una panthera
|
3vv (bovenstem met tekst)
|
|
Muso (8)/(9)
|
Italiaanse
Ballate:
|
|
|
|
.Ben che da
voi donna
|
2vv (alleen discant)
|
|
|
.Che nel servir anticho
|
3vv
|
|
(9)
|
.Con lagrime bagnando me nel viso
|
2vv (verm.
geschr. bij overlijden van Francesco II ‘Novello’ da Carrara=)
|
1406
|
A.M.M/+ (9)
|
.Dolce Fortuna
|
2vv
|
|
(9)
|
.La fiamma del to amor
|
2vv
|
|
(9)
|
.Lizadra (Ligiadra) donna
|
3vv
|
|
(9)
|
.O rosa bella
|
3vv
|
|
ISMLP + (8)
|
Anonieme
ballate aan Ciconia toegeschreven:
|
|
|
|
.Amor per ti sempre
|
?2vv
|
|
|
.Chi vole amar
|
2vv
|
|
|
.Gli atti col dançar frances
|
3vv
|
|
(9)
|
.Poy che morir mi convien
|
2vv
|
|
(9)
|
|
Noten:
(1):
http://www3.artez.nl/musictools/muziekgeschiedenis_new/middeleeuwen/me_34.html: Perotinus en zijn voorganger Leoninus
waren als kanunniken verbonden aan de Notre Dame in Parijs. Ze staan bekend
als de eerste van naam bekende West-Europese componisten. Leoninus en
Perotinus zijn feitelijk anonieme componisten over wie, behalve naam en werkplek,
verder niets bekend is. Ondanks de enorme populariteit van het Notre Dame
repertoire (het wordt overal in Europa in manuscripten gevonden) zijn hun
namen stom toevallig overgeleverd in een opstel van een Engelse student,
die ironisch genoeg zélf bekend is
geworden onder de naam Anonymus IV. Zonder dit manuscript waren Leoninus en
Perotinus net zo anoniem geweest als alle andere componisten van kerkmuziek
uit de twaalfde en dertiende eeuw.
(2): volgens
http://www.componisten.net/default.asp?c=ciconia en The New Grove (uitgave 1980) werd
Johannes Ciconia in 1335 in Luik geboren. In het artikel op componisten.net
wordt vermeld dat er tav. zijn geboortedatum al lang twijfels zijn, maar
toch kiest men voor 1335. Wikipedia kiest voor ca. 1370. Ik ook, gezien de
leeftijd waarop hij zijn composities schrijft in de Ars Subtilior/Trecento.
Het zijn stukken gecomponeerd in de bloei van iemands leven (tussen 20 en
30 jaar oud).
David Follows
die in de New Grove, editie 1980 al meewerkte aan het artikel over Ciconia,
had daar toen blijkbaar nog geen moeite met 1335.
Ook m.b.t. zijn
sterfdatum zijn er verschillen: tussen 15- 24 december 1411 (New
Grove) óf tussen 10 juni en 12 juli
1412 (Wikipedia).
(3): Johannes
Ciconia wordt ook gespeld als:
Joannes Ciconie, Giovanni Cicogna ; Jean Ciconia ;
Cigogne ; Cichonia ; Johannes Chiwagne ; Chiwogne ;
Choingne ; Chuwagne ; Chywogne ; Ciwagne ;
Ciwogne ; Schuwagne (http://imslp.org/wiki/Category:Ciconia,_Johannes)
(4):
https://nl.wikipedia.org/wiki/Johannes_Ciconia
(5): ‘duodenus’ was a formal Latin term for
any person of young age in medieval religious, educational, and musical
establishments; Wikipedia heeft een afbeelding van C. Franck staan achter
de link naar Ciconia!
(6): Voor een
langer verblijf in Rome pleiten een aantal argumenten; onder meer
Ciconia’s getropeerde Gloria 'Suscipe Trinitas', waarschijnlijk
gecomponeerd als ondersteuning van Philippe d’Alençons acties om een einde
te maken aan het Kerkelijke Schisma van 1396-1397. Wellicht
zou een verblijf in Rome ook de wederzijdse beïnvloeding kunnen verklaren
tussen Ciconia en de Romeinse componist Antonio Zacara da Teramo, die
vooral opvalt in de eerste van Ciconia’s Gloria/ Credo-misdelen, waar
de invloed van Zacara’s Gloria 'Micinella' en diens Credo 'Cursor' valt te
bespeuren, en in een aantal van hun liederen die
soortgelijke contrapuntische en declamatorische technieken
gebruiken (bron: Wikipedia).
(7): New Grove, artikel Ciconia. Suzanne
Clercx-Lejeune (biografie)/ David Fallows (lijst werken)
(8):
https://musopen.org/sheetmusic/33757/johannes-ciconia/madrigali/ (=gratis)
(9):te koop
o.a. bij: http://musicalics.com/en/node/176021 (sheet music plus)
(10): de
suggestie in de New Grove 1980 dat het stuk misschien geschreven werd voor
Benedictus XIII toen deze (tegen) paus in Avignon werd, is
onwaarschijnlijk. ‘Onze’ Johannes had dispensatie gekregen van zijn
onwettige geboorte van Bonifatius IX in Rome en dan is het niet
waarschijnlijk dat hij een stuk schrijft voor de tegenpaus. Op:
http://www.allmusic.com/composition/o-petre-christi-discipule-madrigal-contrafactum-mc0002442291
staan andere waarschijnlijkere suggesties: ‘One of the most promising
candidates for this piece is Pietro Filargo, the Milanese churchman
in Ciconia's network who was crowned Pope Alexander V in Pisa in July
of 1409; Filargo would go on to help the Catholic Church finally resolve
the "Great Schism" through conciliar mediation. However, this is
not the only major ecclesiastic named Peter with whom Ciconia had
traffic. He may also have written the piece in honor of one Pietro
Emiliani, who was made bishop of the northern city of Vicenza by Filargo
later in the same year; it also could possibly have been written for another
Peter: Pietro Marcello, who served as bishop of Ciconia's adopted home
of Padua between the years 1409 and 1428’.
|
Bronnen:
Boeken:
Sesam, Atlas
van de muziekgeschiedenis deel 1, Middeleeuwen en Renaissance, 1993
W. Steffelaar,
Muzikale stijlgeschiedenis, Amsterdam, 1999
The New Grove dictionary, London, 1980
Edgard Vreuls/
MIEV: Componeren vanaf den beginne, deel 2: meerstemmigheid ( zie ook:
http://www.miev.nl/?page_id=15)
Anthology of Medieval Music (A.M.M.) , ed. By
Richard H. Hoppin, New York, 1978
Websites:
http://www.componisten.net/default.asp?c=ciconia
https://nl.wikipedia.org/wiki/Johannes_Ciconia
http://www3.artez.nl/musictools/muziekgeschiedenis_new/middeleeuwen/me_44.html
https://www.jordanalexanderkey.com/single-post/2016/09/24/Trecento-Popular-Music-from-14th-Century-Italy-Part-1---Johannes-Ciconia-c-1370---1412-Canon-Le-ray-au-soleyl-Source-Mancini-CodexLucca-Codex-I-PEc-MS-3065-no-9-fol-LXXXIII
http://www.miev.nl/?page_id=15
|