MARCO DA GAGLIANO (1582- 1643)
Het
verhaal van Marco da Gagliano is niet goed te
vertellen zonder in te gaan op de enorme betekenis van de hoven van Mantua
(Gonzaga) en Florence (de` Medici) in die tijd.
Daarom zijn hier twee aparte hoofdstukken aan gewijd.
Hoofdstuk
I:
A.
Biografie
B.
Muziek
1580 1590 1600 1610 1620 1630 1640 1650
|
1582
|
1607-1609
|
|
1643
|
|
Florence
|
Mantua:
|
Florence
|
|
|
Vincenzo I
Gonzaga
|
|
Ferdinando I de`
Medici (1549)/ 1587 - 1609
|
Cosimo II de`Medici:1609- 1621; Ferdinando
II de` Medici 1621 - 1670
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Ferdinando I de`Medici
|
Cosimo
II de`Medici
|
|
|
Marco da Gagliano
|
Ligging van Florence
en Mantua
rond 1600
|
Vincenzo
I Gonzaga
|
Ferdinando II de`Medici
|
A.Biografie:
In
de biografie van Marco da Gagliano zullen we
nogal afwijkende data zien: The New Grove geeft regelmatig andere
jaartallen dan de Wikipedia –sites. Vermoedelijk heeft dat te maken met de
verschillende manieren van dateren die toen in gebruik waren (o.a. de
Calculus Florentinus) en hoe de jaartallen
uiteindelijk overgezet zijn in onze huidige tijdrekening(1).
In
ieder geval werd Marco in 1582 geboren te Florence. Zijn ouders waren Zanobi en Camilla da Gagliano.
Sommige
moderne bronnen – zoals ook de inleiding bij de heruitgave van zijn Musiche a Una, Due e Tre Voci
uit 1615- noemen hem Marco Zenobi en laten hem
geboren worden in 1575 in het stadje Gagliano,
ten noordoosten van Florence. De New Grove bestrijdt deze theorie en
vermeldt dat hij wellicht zelfs nooit in Gagliano
is geweest.
Toen
hij vijf en een half jaar oud was werd hij opgenomen in de Compagnia dell`Arcangelo Raffaello (ook wel de Compagnia
della Natività of della Scala genoemd), een lekenbroederschap voor
jongens uit de midden- en hogere klasse. Deze zorgde voor zijn algemene
opvoeding en muzikale training.
Marco
studeerde muziek bij Luca Bati en in 1602 werd
hij diens assistent aan de S. Lorenzo te Florence (2). Hoewel hij er
niet zoveel verdiende, bleef hij deze taak bijna zes jaar vervullen.
Aanvankelijk gaf hij de geestelijken van S. Lorenzo alleen les in zingen,
maar na 1605 kreeg hij ook de taak erbij om de muziek voor de Goede Week
voor te bereiden. In december 1607 werd hij tot ‘maestro di cappella’ van
de Compagnia gekozen, maar om politieke redenen
werd zijn benoeming binnen enkele dagen ongedaan gemaakt ten gunste van
iemand anders. Veel Florentijnen die voor zijn
latere carrière belangrijk waren, zoals Cosimo de`Medici,
Ottavio Rinuccini, Jacopo Peri, Giovanni del Turco
en Giovanni de` Bardi, behoorden ook tot de Compagnia.
In
juni 1607 stichtte Gagliano, wiens academische
naam L `Affannato (de Ademloze) was, de Accademia degli Elevati, gewijd aan muziek. Hiervan waren componisten,
instrumentalisten en zangers lid, maar ook geleerden, o.a.: Jacopo Peri, Giovanni en Lorenzo del Turco, Giovanni de`Bardi, Alfonso Fontanelli, Pietro Strozzi, Rinuccini, Antonio
Francesco Benci, Piero Benedetti en Giovanni Cavaccio.
Ook Bati, Caccini,
Lorenzo Allegri, Severo
Bonini en Santi Orlandi zouden lid zijn geweest. Prins (en later kardinaal)
Ferdinando Gonzaga was
de beschermheer van de Accademia en Giovanni del Turco de secretaris. De Accademia
had echter al vrij snel last van ernstige interne twisten.
|
|
|
|
|
|
|
|
S Lorenzo
|
S
Maria del Fiore
|
O.
Rinuccini
|
Jacopo Peri
|
Pitti
paleis
|
Ferd.Gonzaga
|
M.Maddalena
|
In
1607 had Marco uitgebreid briefcontact met de Gonzaga`s
in Mantua, en vooral met de reeds genoemde Ferdinando.
Hij voorzag hen van muziek die hij gecomponeerd had op teksten door hen
geschreven of door hen uitgekozen, of van muziek van andere Florentijnse componisten
die hij onder hun aandacht wilde brengen. Later dat jaar ging hij zelf naar
Mantua waar zijn zeer succesvolle operazetting van (Ottavio
Rinuccini`s) Dafne werd
gepresenteerd op het Carnaval van 1608. ‘Dafne’
was volgens Peri geheel volgens de ideeën van de Camerata
op muziek gezet. Het succes van het stuk was mede te danken aan de
verbeteringen die Marco aanbracht bij de uitvoeringen, zoals dat
‘versieringen’ alleen werden toegepast als het verhaal dat vereiste. Verder
moesten degenen die de zangers begeleidden zodanig zitten dat zij het
gezicht van de zangers konden zien en hen goed konden horen. Ook moest
instrumentalisten niet dezelfde melodie als de zangers spelen (dubbelen),
zodat de woorden goed begrepen konden worden. Kortom: hij hield zich bezig
met alle aspecten van het stuk en niet alleen de muzikale. Hierna hielp
Marco in Mantua nog met de voorbereidingen van de serie theater-
muziekstukken die aan het hof geproduceerd werden ter ere van het huwelijk
van erfprins Francesco IV Gonzaga met Margherita van Savoye.
In
juni1608 (3) keerde hij
terug naar Florence. Bati stierf in oktober van
dat jaar en Gagliano volgde hem op als ‘maestro
di cappella’ van de kathedraal S. Maria del Fiore. Ergens tussen november 1608 en juli 1609 (4) kreeg hij dezelfde
functie aan het hof van de Medici. Juli 1609 werd hij alsnog ‘maestro di
cappella’ van de Compagnia dell`Arcangelo Raffaello. Begin 1610 (5) werd hij
kanunnik van de S. Lorenzo, waar hij ook belast was met het toezicht op de
muziek voor alle diensten. In januari 1615 (6) steeg hij nog
hoger in de kerkelijke hiërarchie toen hij er apostolisch protonotarius
werd (7). Cesare Tinghi, de chroniqueur
van het Medici hof, schreef over Gagliano`s
zingen en spelen, onder andere op theorbe en
klavecimbel, voor allerlei gasten, o.a. in het Pitti
Paleis.
Er
is een brief uit 1621 in het Gonzaga Archief in
Mantua, waarin staat dat Gagliano naar Innsbruck
werd ontboden om de keizer van dienst te zijn en volgens Poolse
aantekeningen zou hij een tijd in Warschau zijn geweest tussen 1624 en
1632. Er is echter geen bewijs dat hij toen ooit is weggeweest van Florence
en de` Medici. In 1625 zou Marco al behoorlijk ziek zijn
waardoor
hij niet meer goed kon werken. Desondanks behield hij zijn functies tot
zijn dood (8). Zijn broer
Giovanni Battista verving hem in de praktijk (9).
Maar
ondanks zijn ziekte componeerde Marco in 1628 (bijna) alle muziek van de
opera La Flora. Deze opera, op een libretto van Andrea Salvadori,
was bedoeld voor opvoering na het huwelijk van Margherita
de` Medici en Odoardo Farnese.
Oorspronkelijk zou hiervoor Salvadori`s ‘Iole ed Ercole’
met muziek van Jacopo Peri gebruikt worden.
Groot- Hertogin Maria Magdalena, de moeder van Margherita,
speelde in de kwestie van huwelijk,
libretto- keuze en de uiteindelijke uitvoering van de opera een zeer
belangrijke rol (10).
Marco
stierf in 1643 en werd begraven bij de kanunniken van S Lorenzo. Hij was
zeer invloedrijk in zijn tijd, maar na zijn dood werd hij overschaduwd door
tijdgenoten als Monteverdi.
B.Muziek:
Zoals
gewoonlijk is onderstaand overzicht toegespitst op de vocale muziek en dan
met name op die muziek die geschikt is voor de mezzo en alt- stem, in solo
dan wel duet- vorm (S of M/ A combinatie).
Marco
da Gagliano schreef enorm veel muziek voor de
Medici: balletten, intermedi, oratoria, missen,
motetten en madrigalen. Zijn werk is een mix van prima prattica
en seconda prattica.
Zijn
(prima prattica) madrigalen dateren uit de
periode 1602- 1617, ze zijn vijfstemmig en bijna allemaal ‘a cappella’. Zij
verschenen in zes boeken, allemaal gepubliceerd te Venetië. Zijn gewijde
muziek, meestal a cappella voor vier tot zes stemmen, is veelal in
manuscriptvorm gebleven.
Twee
van zijn veertien gepubliceerde opera`s hebben de geschiedenis ‘overleefd’,
namelijk de reeds vermelde Dafne (1608) en La
Flora (1628).
Verschillende
aria`s van ‘La Flora’ zijn later apart gepubliceerd en deze worden nog
steeds als concertstuk gezongen, nl.
de Alt – solo`s: Aria di Corilla
‘Io era pargoletta’( I was a little child) (11) en Dormi
Amore (12)
Helaas
werd in de 17de eeuw vooral gecomponeerd voor de hoge stem
(meestal een sopraan- castraat). Daarom zijn er meer bundels voor deze stemsoort
uitgegeven die muziek van Gagliano bevatten,
zoals Alte Meister des
Bel Canto, volume I
|
|
|
|
|
|
Dafne (1608)
|
La Flora (1628)
|
Alte Meister vol. I
|
Musiche 1615 en in SEM uitgave (deel 1) (13)
|
Jeppesen, La Flora
III
|
Datgene
wat –naast de twee opera`s- resteert van zijn seculiere muziek is opgenomen
in de Musiche uit 1615. Daarvan bestaat een
moderne uitgave in SEM uit 1969: Music for One, Two and
Three Voices (noot). Deel I bevat:
Cantai un tempo- O fortunato-
Misero che sperava
|
duet S of M/ A
|
|
Alma
mia, dove ten`vai
|
duet M/ A
|
ook
in K. Jeppesen, La Flora III (14)
|
In un limpido rio
|
duet M/A
|
ook
in K. Jeppesen, La Flora III
|
Fanciuletta ritrosetta
|
duet S/M
|
ook
in K. Jeppesen, La Flora III
|
Mira fillide
mia- E tu pur sempre- Ma lasso il mio sperar
|
duet M/A
|
|
Chi nadrisce
tua speme
|
duet M of A/ A
|
|
Pur venisti cor mio
|
duet
T/B, maar S/A ook mogelijk
|
|
O
vita nostra
|
duet
T/B, S/A ook mogelijk
|
|
Vergine chiara
|
duet
T/B S/A ook mogelijk
|
|
O
meraviglie belle
|
duet
T/B S/A ook mogelijk
|
|
Valli profonde- Precipitanti sassi- Erme champagne
|
solo
T
|
Valli profonde- ook in K. Jeppesen,
La Flora I
|
Mie
speranze lusinghiere
|
solo
M of A
|
ook
in K. Jeppesen, La Flora II
|
Io
vidi in terra
|
solo
M of A
|
|
Voor
de duetzanger is Marco da Gagliano interessant
omdat zijn duetten heel goed te zingen zijn en (deels) redelijk
verkrijgbaar zijn. Voor de M/ A solo- zanger ligt, zoals geconstateerd, de
situatie wat moeilijker.
|