INLEIDING
Het
gebied Emilia- Romagna werd al in de prehistorie bewoond door Ligurische
stammen. Omstreeks 1000 v. Chr. was het een van de centra van de Villanova-
cultuur uit de vroege ijzertijd. In de 7de eeuw v. Chr.
vestigden er zich Etrusken die vanuit Toscane waren gekomen. Zij stichtten
‘Felsina’ (het latere Bologna). Na de Etrusken kwamen de Galliërs en
daarna, in de 3de eeuw v. Chr., de Romeinen. Zij noemden het
gebied ‘Gallia Cisalpina’ (of Citerior). Om de bewoners in bedwang te
houden werd een aantal kolonies gesticht, verbonden door de Via Aemilia, de
weg vanuit Rimini richting noordwesten.
Vanaf
de komst van de Lombarden in de 6de eeuw tot 1859 was Emilia een
deel van Lombardije.
De
streek Romagna werd bewoond door Umbrisch sprekende mensen en vanaf de 5de
eeuw v. Chr. door Keltische of Gallische volkeren zoals de Lingones, de
Boii en de Senoni. Van de 6de eeuw tot 751 stond de streek onder
Byzantijnse controle: het Exarchaat van Ravenna. De naam Romagna dateert
uit deze tijd en verwijst naar het Oost- Romeinse bestuur. Keizer Rudolf I
stond het gebied in 1278 af aan de paus van Rome en het bleef vijf eeuwen
lang een deel van de Pauselijke Staat.
De
belangrijkste machten van Emilia waren de hertogdommen Modena, Reggio,
Parma, Piacenza en Ferrara. Bologna was lang een grensgebied tussen Emilia
en Romagna (zie verder bij Bologna). De belangrijkste steden van Romagna
waren Ravenna, Cesena, Faenza, Imola, Rimini en San Marino.
Na
de Napoleontische oorlogen werd Emilia, om Lombardije te verzwakken, door
het Huis Savoye tot een eigen zelfstandig gebied gemaakt. Na de eenwording
van Italië in 1870 werd het gebied samengevoegd met Romagna tot Emilia-
Romagna.
|
|
|
|
|
Villanova cultuur
|
Gallia
Cisalpina
|
Het
Longobardische/
Lombardische
Rijk in de 6de eeuw; bezit Byzantijnse
Rijk
|
Het Exarchaat Ravenna
(584-
751)
|
Kerkelijke Staat door de schenking
van Pepijn en Karel de Grote
|
BOLOGNA:
Zoals
al eerder vermeld stichtten de Etrusken in de 6de eeuw v. Chr.
‘Felsina’, dat uitgroeide tot hun belangrijkste nederzetting ten noorden van
de Apennijnen. Ca. 400 v. Chr. werd de stad veroverd door de Gallische
‘Boii’ die haar ‘Bonnon”noemden. Na de Tweede Punische Oorlog (218- 201 v.
Chr) , waarin Bonnon aan de kant van Hannibal vocht, werd het de Romeinse
kolonie ‘Bononia’. De stad lag gunstig aan een kruispunt van wegen en de
inwoners kregen al snel het Romeins burgerrecht. Na de ineenstorting van
het Romeinse Rijk verloor Bononia/ Bologna haar aanzien en werd
overvleugeld door Ravenna.
Pepijn
de Korte, koning der Franken, schonk in 756 de door hem veroverde gebieden
van het Exarchaat Ravenna aan de paus. Deze Pepijnse schenking, het begin
van de wereldlijke macht van de paus, werd in 774 bevestigd door Pepijns
zoon, Karel de Grote. Tijdens de Investituurstrijd (11de en 12de eeuw), waar de
Welfisch- Ghibellijnse strijd (1) bij hoorde, bevond de stad
zich in een soort frontlinie: Bologna hoorde –in het keizerlijke bestuur-
bij het exarchaat Ravenna, maar ten zuiden van de stad begon het
machtsgebied van de markiezen (i.c. Mathilde)
van Toscane, volgelingen van de paus. In 1077 had Bologna een bisschop die
de keizer steunde, maar in 1088 plaatsten Canossa- aanhangers een
pauselijke favoriet op de troon. Datzelfde jaar geldt ook als
stichtingsdatum van de universiteit. In 1115, bij de dood van Mathilde,
verwoestte een volksopstand het oude koninklijke paleis in Bologna dat werd
vereenzelvigd met haar invloed. Keizer Hendrik V verleende in 1116, bij
zijn bezoek aan Bologna, keizerlijk pardon aan de paleis- verwoesters (2). Dit wordt
beschouwd als het geboortebewijs van de Commune van Bologna. Tot 1167
behoorde de stad nog tot het keizerlijke kamp.
In
1194 vestigde keizer Hendrik VI, de vader van Frederik II, een keizerlijk
munthuis in Bologna.
De
troubadour- staatsman Rambertino
Buvalelli (1170/1180- 1221) was een belangrijk persoon voor Bologna:
hij had in zijn jeugd rechten gestudeerd aan de universiteit en was
verbonden geraakt aan het hof van de Estes, waar hij werd gesteund door
Azzo VI. In 1203 en 1212 was hij procurator in Bologna, waartussen en
waarna hij daar en elders nog diverse andere belangrijke ambten bekleedde (3). In 1212
arriveerde ook abt Emo uit Nijeklooster in Bologna (4).
|
|
|
|
De
ommuringen van Bologna
|
Reconstructie
van Bologna met torens in de vroege M.E.
|
Le
due Torri Pendenti: Asinelli en Garisenda
|
Piazza Maggiore
|
In
de 12de en 13de eeuw had Bologna veel paleistorens,
misschien wel 180. Waarom die werden gebouwd is niet helemaal duidelijk:
misschien gebruikten de rijkste families ze voor offensieve of defensieve
(uitkijktoren)doeleinden in tijden van onderlinge strijd of gewoon alleen
maar om hun macht te tonen. De Asinelli (98 m.)- en Garisenda (48 m.) toren
behoren tot de minder dan twintig torens die nu nog over zijn.
Eind
13de eeuw begonnen er in de stad enorm veel partijtwisten op te
komen waardoor uiteindelijk Bologna in verval raakte:
De
rijke bankiersfamilie Pepoli die de pausgezinde Welfen steunde, zorgde
ervoor dat de Ghibellijnse Lambertazzi in 1274 uit de stad verdreven werden
en zij nam zelf het bestuur in handen. Hun zetel was het Antico Palazzo
Pepoli, gebouwd door Taddeo Pepoli (1337-1347). Via huwelijken zorgden de
Pepoli`s voor dynastieke allianties met Obizzo III d`Este van Ferrara
en condottiero Roberto Alidosi,
pauselijk vicaris en heer van Imola.
Vervolgens
kreeg Giovanni, een natuurlijke zoon van aartsbisschop Giovanni Visconti,
rond 1351 macht als bevelhebber in Bologna. Hij nam de naam Oleggio aan, de
naam van een kasteel in de streek van Novara. In 1355 liet hij zich
–ondanks het verzet van zijn drie neven Visconti, ‘heren van Milaan’- tot heer van Bologna uitroepen en in 1358
werd hij ook door hen als onafhankelijk soeverein aanvaard. In 1359 werd
hij opnieuw door de Visconti`s aangevallen en hij dreigde te verliezen want
ook de bevolking van Bologna was nu tegen hem vanwege zijn tirannieke
houding. Hij schonk toen de stad aan de Kerkelijke Staat in ruil tegen het
markizaat Fermo en nam er zijn intrek, totdat hij daar zonder nazaten
stierf en Fermo weer aan de Kerk toeviel. Die moest daarna de zaken met de
Visconti`s en Bologna verder zien te regelen!
In
de 15de eeuw was er een lokale clan aan de macht, de familie
Bentivoglio. Van deze familie waren heersers over Bologna, Giovanni I
(1401- 1402), Annibale I (1443; in dat jaar werd hij ook vermoord), Sante I
(1443- 1463) en Giovanni II (1463 tot zijn verbanning in 1506 door paus
Julius II). In 1506 werd Bologna
ingelijfd bij de Kerkelijke Staat, welke situatie tot 1859 duurde.
|
1= San Petronio
2=Palazzo del Podestà/
Palazzo di Re Enzo
3=Palazzo Comunale
4=Fontana del Nettuno
5=Torri Pendenti
6=Santo Stefano
7=Palazzo Bevilacqua
8=San
Domenico
|
|
|
|
Palazzo
di Re Enzo
|
Palazzo del Podestà
|
Palazzo
Comunale
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Zeer
belangrijk is de Basilica di San Petronio (1.)
(n.b. Petronius was een bisschop uit Bologna uit de 5de eeuw en
de patroonheilige van Bologna), tegenwoordig de vijf na grootste kerk van de
wereld. Met de bouw werd in 1390 begonnen en deze duurde enkele eeuwen.
Oorspronkelijk zou de San Petronio de oude Sint- Pietersbasiliek in Rome
overtreffen, maar de paus wilde dat niet en Pius IV verbood de verdere
verbouwing ervan, vandaar de onafgemaakte façade. In 1530 werd er voor het
laatst een keizer van het Heilige Roomse Rijk, namelijk Karel V, gekroond
door paus Clemens VII. Ook vonden er enige bijeenkomsten van het Concilie
van Trente (1545- 1563) plaats. In de kerk bevindt zich de grootste zonnewijzer
ter wereld en een heel oud nog bespeelbaar orgel. Er is ook een fresco met
een –voor moslims beledigende- scène uit het Inferno van Dante Alighieri
waarop Mohammed in de hel ten prooi valt aan de demonen. De hierop geplande
aanslag door moslimterroristen werd door de politie verijdeld.
|
|
|
|
|
Kerk 11de
eeuw
S. Sepolcro 12de
e.
(met replica H.
Graf )
SS.Vitale e Agricola, 5- 8ste eeuw
Chiesa della
Trinità
Kruisgang
|
San Petronio en de afbeelding met Mohammed
|
Santo Stafano
|
Daarnaast
is beroemd de Basilica di Santo Stefano (6), een complex van ‘Sette Chiese’
en ‘Santa Gerusalemme’. Volgens de verhalen zou de reeds genoemde Petronius
die hebben gesticht bovenop een tempel van Isis, maar er zijn ook verhalen
(geen bewijs) dat Constantijn de Grote er in de 4de eeuw reeds
een kerk had gesticht.
Verder
is er de Basilica di San Domenico (8), waar zich het graf bevindt
van Dominicus, de stichter van de dominicanenorde die in 1221 in de kerk overleed. De kerk werd
het prototype van veel andere Dominicuskerken.
De
kathedraal
San Pietro (niet op het kaartje) is de zetel van het aartsbisdom.
Deze kerk dateert vooral uit de 17de eeuw, hoewel een aantal
onderdelen uit vroegere eeuwen zijn. Op dezelfde plek had al eerder een 11de
eeuwse kathedraal gestaan die in 1141 door brand werd verwoest.
|
|
|
|
|
|
San Domenico met het graf van Dominicus
|
Het
standbeeld van de 13de eeuwse jurist Rolandino de' Passaggeri
vóór de San Domenico
|
San
Pietro kathedraal
|
Palazzo
Bevilacqua
|
Fontana
del Nettuno
|
Beroemde
wereldlijke gebouwen zijn, behalve de reeds genoemde Torri Pendenti (5.),
het Palazzo di Re Enzo (2.), het Palazzo del Podestà
(2.), het Palazzo Bevilacqua (7.) en de Fontana del Nettuno(4.).
Het
Palazzo
del Podestà is van oorsprong middeleeuws, maar werd eind 15de
eeuw omgevormd tot renaissancepaleis. De van kantelen voorziene toren
dateert uit de 13de eeuw. Het Palazzo Comunale
bestaat eigenlijk uit twee gebouwen: links bevindt zich het Palazzo
d`Accursio, in de 13de eeuw gebouwd in opdracht van de uit Florence
afkomstige rechtsgeleerde Accursius. Het rechtse deel dateert uit de 15de
eeuw ( en herbergt allerlei collecties). Het 15de eeuwse Palazzo
Bevilacqua is het mooiste voorbeeld van vroege
renaissancearchitectuur in Bologna. Hier kwamen van maart 1547 tot januari
1548 de bisschoppen van het concilie van Trente bijeen nadat ze naar
Bologna waren uitgeweken om de pest te ontvluchten.
De
Fontana
del Nettuno, ook Fontana del Gigante genoemd, dateert uit de 16de
eeuw. Giambologna was de maker er van.
DOZZA
Dozza
ligt een paar kilometer ten zuidoosten van Bologna. Na de val van het
Romeinse Rijk vielen Duitse en Longobardische stammen het gebied binnen.
Net als de rest van het gebied viel ook Dozza onder het Exarchaat Ravenna
(6de – midden 8ste eeuw). In de 8ste eeuw
werd het gebied geschonken aan de kerk van Imola en rond 1150 werd Dozzo
een vrije Comune.
Rots
en burcht waren in handen van de (dan weer de ene, dan weer de andere)
machtige familie uit Bologna en Imola. In 1412 werd Dozza feodaal bezit van
de Imolese familie Alidosi, die het aan de familie Riario schonk. Caterina
Sforza, echtgenote van Girolamo Riario, bezat het gebied van 1494- 1499 (Rocca
Sforzesca) en zij zorgde voor de muren rond Dozza. Tijdens het
bewind van Cesare Borgia kwam Dozza weer in het bezit van de kerkelijke
Staat en in 1528 schonk paus Clemens VII het als leen aan de familie
Malvezzi uit Bologna en in 1531 aan de familie Campeggi die het van een
fort liet ombouwen tot paleis. Het werd de privé residentie van de
Markiezen Malvezzi Campeggi tot 1960. Moderne nationale en internationale
kunstenaars beschilderen nu nog steeds de oude huizen tijdens het
tweejaarlijkse (schilder)festival.
|
|
|
|
|
|
Rocca Sforzesca
|
Het
stadje Dozza: een ‘openlucht galerie’, vanwege de prachtig beschilderde
huizen.
|
RIMINI
Rimini,
tegenwoordig vooral bekend als badplaats, werd in 268 v. Chr. door de
Romeinen gesticht als Colonia Ariminum (gelegen aan de monding van de rivier
de Ariminum) om weerstand te bieden tegen de Galliërs. Van hieruit
veroverden de Romeinen de Povlakte. De stad bloeide omdat er twee
belangrijke verkeersaders, de Via Flaminia uit Rome en de Via Aemilia bij
elkaar kwamen. In het noorden bevindt zich de Ponte di
Tiberio, de brug over de Marecchia die in de 1ste eeuw
onder keizer Tiberius werd voltooid en nog steeds wordt gebruikt.
Het
bestuur in Rimini was van de 13de tot de 16de eeuw in
handen van de familie Malatesta (= ‘slecht hoofd’). Deze familie zou in de
12de eeuw al domeinen hebben bezeten in het dal van de
Marecchia. Malatesta de Verucchio werd in 1275 door de Welfen van Bologna
uitgekozen om tegen de Ghibellijnen van de Romagna te vechten, waarbij hij
Rimini veroverde. In 1293 werd hij hier podestà en in 1295 heer. Vervolgens
liet hij alle Ghibellijnse families uit de stad verbannen. Zijn
afstammelingen veroverden Cesena, Pesaro en nog veel andere steden, maar
zij verloren ze stuk voor stuk weer aan de paus. Veel Malatesta dienden als
condottieri in veelal Welfische staten, waaronder Sigismondo Pandolfo Malatesta (1417-
1468), die vele jaren oorlog voerde
tegen de paus (5) en het hertogdom
Urbino. Sigismondo was heer van Rimini van 1432 tot 1468, pauselijk vicaris,
filosoof en de belangrijkste mecenas van de stad. Hij was onbetrouwbaar en
meedogenloos, maar ook een groot kenner van de klassieke oudheid. In zijn
dienst bevonden zich veel dichters, musici, schrijvers, artiesten en
beeldhouwers. Hij liet de Tempio Malatestiano -
oorspronkelijk de 13de eeuwse S. Francesco- aanpassen door Leon Battista Alberti.
Cesare Borgia verdreef in 1528 de laatste regerende
Malatesta, Pandolfo IV, uit Rimini en de stad bleef vanaf toen in
pauselijke handen.
|
|
|
|
|
|
Het oude centrum van Rimini
|
Arco di
Augusto
Rimini
|
Ponte di
Tiberio Rimini
|
Tempio
Malatestiano
Rimini
|
Rocca Malatestiana
Cesena
|
Biblioteca
Malatestiana Cesena
|
CESENA
De
stad is officieel in de derde eeuw v. Chr. ontstaan als Romeinse stad
onder de naam Caesena. Waarschijnlijk werd deze plaats aan de voet van
de Apennijnen daarvoor al bewoond door de Etrusken.
Van
3- 5 februari 1377 vond er een bloedbad plaats: kardinaal Robert van
Genève, gezant van paus Gregorius XI die net weer vanuit Avignon naar Rome
was teruggegaan, wilde de Pauselijke Staat heroveren. Hij slaagde er niet
in Bologna te veroveren en hij verloor van Florence. De bevolking van
Cesena kwam ook in opstand omdat de soldaten niet betaalden voor hun
aankopen. Robert beval iedereen te vermoorden (2.500- 5.000 doden) en 8.000
inwoners vluchtten naar Rimini. Toen Gregorius in 1378 overleed kozen de
Romeinse kardinalen de aartsbisschop van Bari als paus Urbanus VI. Vanwege
zijn voortvarende optreden wilde de Fransen hem kwijt en een ander college
van kardinalen in Avignon koos Robert tot paus Clemens VII…..dit was het
Westers Schisma. Clemens VII werd later tot tegenpaus verklaard.
In
de 15de eeuw was de familie Malatesta (zie Rimini) er aan de
macht en deze liet verschillende sporen na: de Biblioteca Malatestiana, ingericht in het
klooster van de franciscanen met financiële steun van Malatesta Novello
(1447-1452) en de Rocca Malatestiana, die in
de 14de eeuw werd gebouwd in opdracht van Galeotto Malatesta en
in de 15de eeuw werd uitgebreid door Matteo Nuti.
FERRARA
De
oorsprong van Ferrara is onzeker, de aanname dat het ligt op de plek van
het oude Forum Alieni is onwaarschijnlijk. Vermoedelijk werd de
stad gesticht door inwoners van de lagunes aan de monding van de Po. De stad
wordt voor het eerst genoemd in een document uit 754 als een
stad die deel uitmaakte van het bisdom Ravenna. Na 984 komt
men Ferrara tegen als feodaal bezit van Tedaldo, graaf
van Modena en Canossa, neef van keizer Otto I. Later
werd de stad onafhankelijk (een vrije comune) en in 1101 werd ze
ingenomen bij de belegering door gravin Matilde van Toscane (zie ook
Bologna). Tegen die tijd werd het gebied voornamelijk overheerst door
diverse grote families, waaronder de pausgezinde familie Adelardi (of
Aleardi). De familie d`Este (6) verscheen op het toneel toen een
dochter van de Adelardi trouwde met Azzo d`Este. De Estes verdreven de
keizersgezinde familie Salinguerra uit de stad en ze waren er vanaf 1259 de
baas. Belangrijke d`Estes waren Niccolò (1338- 88), die het kasteel liet
bouwen, Niccolò III (1393- 1441) en Lionello (1441- 50). Onder Borso (1450-
71) werd de stad verfraaid met paleizen en kerken en werden de muren
uitgebreid. Tijdens Ercole I (1471- 1505) beleefde de Ferrarese renaissance
haar gouden eeuw. In 1598 kwam Ferrara onder de Kerkelijke Staat. Het
Castello Estense werd gebouwd in 1385, maar pas geheel voltooid in
de 16de eeuw. De Cattedrale dateert nog uit de
comune- tijd. De bouw begon in de 12de eeuw in opdracht van de
familie Adelardi.
Het
Palazzo
Comunale werd in de 13de eeuw gebouwd en was de
residentie van de Estes vóór de bouw van het Castello. Het Palazzo
Schifanoia (= ‘mijdt verveling’) was een soort vrijetijds lusthof.
Het werd eind 14de eeuw gebouwd, maar later weer aangepast. Met
de bouw van het Palazzo dei Diamanti werd begonnen in 1493 in opdracht van
Sigismondo d`Este. Het ontleent zijn naam aan de ruim 12.000
piramidevormige stenen aan voor- en zijgevel.
|
|
|
|
|
|
Ferrara: Castello
Estense
|
Cattedrale
|
Palazzo Comunale
|
Palazzo Schifanoia
|
Palazzo dei Diamanti
|
RAVENNA
De
oorsprong van de naam Ravenna is onduidelijk, hoewel sommigen denken dat
die Etruskisch is. Wanneer de stad is gesticht is ook onzeker, maar misschien
door de Thessaliërs (Griekenland), de Etrusken en/of de Umbriërs. De huizen
waren gebouwd op palen op een aantal kleine eilanden in een moerassige
lagune. In 89 v. Chr. werd de stad opgenomen in de Romeinse Republiek.
Augustus legde er de militaire haven Classe aan en Trajanus bouwde er
begin 2de eeuw een 70 km. lang aquaduct.
In 402 werd
het door moerassen afgeschermde Ravenna onder keizer Honorius de
hoofdstad van het West- Romeinse Rijk in plaats van Milaan. Er woonden
toen 50.000 mensen. In 409 passeerde koning Alaric I van de Visigothen
Ravenna echter gemakkelijk, plunderde Rome (410) en nam de dochter van
keizer Theodosius I, Galla Placidia
(zij stierf in 450 zie: Galla Placidia mausoleum) mee
als gijzelaar. Uiteindelijk keerde ze wel weer terug in Ravenna, waarna de
stad een periode van vrede kende waarin het Ariaanse Christendom dankzij
het keizerlijk hof een belangrijke positie kreeg. In 476 werd de laatste
keizer van de troon gestoten door de Germaanse generaal Odoaker, maar ook
deze maakte van Ravenna zijn residentie.
Na
de verovering van Italië door Theodorik
de Grote (op bevel/ verzoek van de Oost-Romeinse keizer
Zeno) in 493 werd het als zetel van diens Ostrogotische Rijk opnieuw
hoofdstad. Theodorik liet er
diverse gebouwen neerzetten, waaronder de Sant`Apollinare Nuovo, de
San Vitale, de Sant`Apollinare in Classe en
een mausoleum voor hemzelf. Acht vroegchristelijke gebouwen uit
de 5de en 6de eeuw staan op de Werelderfgoedlijst. Na
Theoderiks dood in 526 begon keizer Justinianus, die streefde naar de
hereniging van het Oost- en West- Romeinse Rijk, een offensief tegen de
Goten. In 540 werd Ravenna ingenomen. Van 553 tot zijn dood in 565 beleefde
de stad een enorme bloei onder Justinianus en zijn vrouw Theodora. Maar
hierna trad het verval in door het wanbestuur van de exarchen en de
dreiging van de Longobarden die in 751 Ravenna veroverden, waarna de stad
iedere betekenis verloor.
Hierna
volgden eeuwen met feodale opstanden, opstand tegen het bisschoppelijke
bestuur, het uitroepen van een Comune en het bestuur van verschillende
‘signori’. Van 1431 tot begin 16de eeuw werd Ravenna bestuurd
door Venetië en vervolgens door de Kerkelijke Staat. Tot in de 19de
eeuw bleef het een achtergebleven gebied en pas na WO II bloeide de stad
(en de haven) weer op.
|
|
|
|
|
|
|
Ravenna:
San Vitale met mozaïek van Theodora en haar dames
|
Mausoleum Galla Placidia
|
Sant`Apollinare Nuovo
|
Mausoleum van Theodorik
|
Sant`Apollinare in
Classe
|
FAENZA
Volgens
de mythologie zou de naam van de eerste nederzetting, Faoentia, van
Etruskische en Keltische oorsprong zijn. In het Latijn betekent het ‘ik schitter
tussen de goden’. De Romeinen ontwikkelden de stad verder onder de naam
Faventia en vanaf de 2de helft van de 1ste eeuw na
Chr. bloeide de stad (ook toen al door de keramiek).
Het
Ostrogotische leger versloeg het Byzantijnse in de Slag bij Faventia (542).
De stad raakte in verval na de 2de eeuw, maar bloeide weer op
vanaf de 8ste. Rond 1000 begon met het bestuur van de
Bisschoppen en het tijdperk van de Comune een lange periode van rijkdom. In
de Welfisch- Ghibellijnse strijd was de stad eerst aanhanger van de keizer,
maar veranderde in 1178 van zijde en werd lid van de Lombardische Liga.
Begin 14de eeuw begon het bewind van de Welfische familie
Manfredi, die bijna twee eeuwen duurde. Het hoogtepunt werd bereikt onder
Carlo II Manfredi, ( 1439- 1484) die het stadscentrum vernieuwde.
Galeotto
Manfredi werd in 1488 vermoord door zijn vrouw en zijn zoon Astorre III
volgde hem op, om op zijn beurt gedood te worden door Cesare Borgia die
Faenza in 1501 had ingenomen. Na een korte periode van overheersing door de
Venetianen, werd Faenza een deel van de Pauselijke Staat tot 1797.
De
naam Faenza werd synoniem met keramiek (majolica) in een aantal talen:
faience.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Kathedraal
van Faenza
|
Faenza: Majolica uit de 14de
eeuw: eerste mensfiguren; van
Middeleeuwen tot Moderne Tijd!
|
|
|
|
|
Kerkelijke Staat:
14de
eeuw
|
Kerkelijke Staat:
1860-
1870
|
URBINO
Het
Romeinse stadje Urbinum Mataurense (=kleine stad aan de Mataurus rivier)
werd een belangrijk strategisch punt in de oorlogen tegen de Gothen in de
eeuw. In 538 werd het veroverd op de Ostrogothen door de Byzantijnse
generaal Belisarius.
Weliswaar
schonk Pepijn de Korte Urbino in 754-56 aan de paus, maar men bleef in de
Comune naar onafhankelijkheid streven. Rond 1200 werd Urbino bezit van het
huis Montefeltro en de edelen uit dit huis konden de stedelingen dwingen
hen tot podestà te kiezen. Bonconte di Montefeltro verkreeg zo de titel in
1213 en het gevolg was dat de inwoners in opstand kwamen en een verbond
sloten met de onafhankelijke comune Rimini (1228), waarna ze in 1234 de
controle over de stad weer terugkregen. Uiteindelijk kregen de edelen van
het huis Montefeltro toch weer het beheer terug en ze hielden het tot 1508.
In de Welfen- Ghibellijnen- strijd van de 13de en 14de
eeuw waren zij de leiders van de Ghibellijnen van het Marche en Romagna
gebied.
Het
beroemdste lid van de familie was Federico
da Montefeltro, heer van Urbino 1444- (en hertog vanaf 1474)- 1482. Hij
nam het bewind over van zijn vader Guidantonio, nadat de legitieme opvolger
Oddantonio, vanwege zijn ongebreidelde lust en buitensporige belastingen
tijdens zijn zeventien maanden durend bewind, was vermoord. Federico
reorganiseerde het bestuur en de stad. Belangrijke personen aan zijn hof
waren: Piero della Francesca (schreef over het perspectief), Francesco di
Giorgio Martini (verhandeling over architectuur) en Raphael`s vader
Giovanni Santi (dichter).
Cesare
Borgia onteigende, met medeweten van zijn vader paus Alexander VI,
Federico`s zoon, Guidobaldo da Montefeltro en zijn vrouw Elisabetta Gonzaga
in 1502 (7). Paus Leo X
wilde er een jonge Medici als hertog benoemen, maar dat werd verhinderd
door de vroege dood van Lorenzo II (8). Hierna werd Urbino een deel
van de Pauselijke Staten, onder de dynastie van de hertogen Della Rovere
(1508- 1631). Zij verhuisden in 1523 het hof naar Pesaro en Urbino verviel
langzaam. In 1626 lijfde paus Urbanus VIII het hertogdom definitief in bij
het pauselijk bezit. De kunst van het hertogelijk paleis (inclusief
meubilair) werd de bruidschat van de laatste directe afstammeling van de
Della Rovere, Vittoria, die met Ferdinand II de Medici ( Florence) trouwde.
Deze werken zouden de basis van de toekomstige Uffizi Gallerij gaan vormen.
Ander werk werd naar Rome gebracht.
Kardinaal
Giovan Francesco Albani Urbino werd in 1701 paus Clemens XI. Verschillende
gebouwen, kerken en kloosters in Urbino werden nu gerenoveerd, zoals het
Palazzo Albani, de gevel van het Stadhuis, het Aartsbisschoppelijk Paleis,
de Albani Kapel en de kerken van Franciscus, Dominicus en Augustinus en de
Duomo di Urbino. Met Clemens` dood
in 1721 eindigde de periode van bloei en wederom brak er een lange
periode van verval aan.
In
1789 werd begonnen met de restauratie van de hele kathedraal nadat er een
aardbeving was geweest. Tussen 1797 en 1800 werd de stad bezet door de
Fransen die belangrijke kunstwerken weghaalden en naar Parijs of Milaan
overbrachten. In de 19de eeuw werd een deel van de muren van
Urbino gesloopt om een betere toegang tot de stad te realiseren. Momenteel
hoort Urbino bij de regio Le Marche.
De
klei- aarde zorgde vanaf de 15de eeuw voor een aardewerk
industrie (botteghe) die ‘majolica’ maakte.
De
belangrijkste bezienswaardigheden van Urbino zijn het Palazzo Ducale (2de
helft 15de eeuw begonnen door Federico II) waarin de Galleria
Nazionale delle Marche zich bevindt, en het geboortehuis van Raphael.
|
|
|
|
|
|
Federico da
Montefeltro met Guidobaldo
|
Federico door Piero
della Francesca
|
Elisabetta
Gonzaga
geschilderd
door
Raphael
|
Urbino: Palazzo Ducale
|
Urbino: geboortehuis
Raphael
|
|