De betekenis van de Barberini en Pamphili in de 17de eeuw

                                                              De familie Barberini

 

De Barberini en de muziek

Panem et circenses (3c en d)

De familie Pamphili

 

 

 

Bij het bestuderen van een aantal componisten bleek al dat de hoven van de Barberini en Pamphili belangrijk waren voor de kunst en cultuur in het Italië van de 17de eeuw(1). Bij de samenstelling van de biografie van Christina van Zweden (1626- 1689) bleken paus Innocentius X (=Giovanni Battista Pamphili- die regeerde van 1644-1655) en kardinaal Antonio Barbarini voor haar zeer belangrijk. Het lezen van enige boeken van Monaldi & Sorti met betrekking tot gebeurtenissen uit dezelfde tijd gaf de doorslag voor het aanpakken van deze studie (2).

Echter, deze twee families vormden maar een deel van de opdrachtgevers van kunstenaars in Rome in de 17de (en 18de eeuw). Daarom zal in een later stadium ook een studie over de familie Ottoboni verschijnen.

 

1600              1610                 1620                   1630                   1640                   1650                  1660                   1670                    1680                  1690                 1700

(Maffeo Barbarini (1568-1644)   = Urbanus VIII     1623-1644

Innocentius X

Alexand. VII

Cl.IX

Clemens X

Innocentius XI

 

 

Kardinaal  Francesco Barbarini  1597- 1679

 

 

 

 

                         Taddeo Barberini   1603- 1647

 

 

 

 

 

 

 

                        Kardinaal Antonio Barberini        1607 - 1671

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Frankrijk:

           Lodewijk XIII

                         Lodewijk XIV (1638/43       -                         1715

 

 

Kard.de Richelieu

Kardinaal Mazarin in Franse dienst

 

 

 

 

 

 

     30 jarige oorlog                  1618 - 1648

 

 

 

 

 

 

                                 

                                                          

                                                                 Stamboom van de familie Barberini

barberini kleur

 

Inleiding:

De familie Barberini behoorde oorspronkelijk tot de lagere adel van het Toscaanse stadje Barberino Val d'Elsa en vestigde zich vroeg in de 11e eeuw in Florence. Antonio Barberini (1494-1559) speelde een actieve rol bij de verdediging van de Florentijnse Republiek in 1530. Na de restauratie van de Medici onder hertog Alessandro il Moro, week Antonio uit naar Rome en werd hij de stichter van de dynastie der Barberini in die stad. Oorspronkelijk hadden de Barberini in het wapenschild drie zilveren paardenvliegen op een rood veld, maar deze werden, om een betere ‘afstamming’ te verkrijgen, al snel ingewisseld voor drie gouden bijen op een blauw veld.

Kardinaal Maffeo Barberini, die een erkend dichter was in het Grieks en Latijn, werd in 1623 vrij onverwacht tot paus Urbanus VIII gekozen. Vervolgens benoemde hij (en dat verschijnsel heet nepotisme) zijn broer Antonio de Oudere en twee neven, Francesco en Antonio de Jongere, tot kardinaal, en zijn broer Carlo tot Hertog van Monterotondo. Aan zijn neef Taddeo schonk hij in 1630, ter gelegenheid van zijn huwelijk met Anna Colonna, het prinsdom Palestrina.

 

maffeo barbarini

Urbanus VIII 

kardinaal franceso barberini

taddeo barberini

kardinaal antonio barberini

wapenschild barberini

wapen barberini 

tn_munten

Maffeo Barberini   nu:     Urbanus VIII

Francesco B.

Taddeo B.

Antonio B.

nieuwe wapenschild, in steen;met tiara en sleutels op munten voor Urbanus

 

Om Urbanus en zijn neven goed te begrijpen moet naar verschillende aspecten gekeken worden:

  1. de buitenlandse politiek, d.w.z. het optreden buiten de pauselijke staat
  2. Urbanus en de contra- reformatie/ de besluiten van het concilie van Trente
  3. de ‘binnenlandse’ politiek
    1. de houding met betrekking tot Galileo Galilei
    2. de paleizen, bouw- en beeldende kunst
    3. muziek
    4. panem et circenses

      4.   na de dood van Urbanus VIII

 

 

Ad. 1 De buitenlandse politiek:

Urbanus VIII zat ingeklemd in de Europese strijd tussen protestanten en katholieken (zie ook 2.)

In het katholieke kamp moest hij verder nog positie kiezen tussen Frankrijk en de Habsburgers van Spanje en het Heilige Roomse Rijk (HRR) die regelmatig strijd met elkaar leverden. De Barbarini werden als aanhangers van Frankrijk (=Francofiel) beschouwd.

In 1631 trokken Spaanse troepen Italië binnen, plunderden Mantua en verspreidden overal de dodelijke pest. In 1632 gebruikten de Spanjaarden en Jezuiten Galileo`s Dialogue (zie 3a) om een aanval op Urbanus met zijn Franse (en zelfs vermeende protestantse) sympathieën, te doen.

Het enige succes voor Urbanus in die tijd was de terugverovering van Urbino.

 

Urbanus deed erg zijn best goede relaties te onderhouden met het HRR  en met Polen en met name met de Zweedse familie Vasa, die daar toen regeerde. Vertegenwoordigers van beide staten werden met zeer veel eer ontvangen.

 

    tn_europa 17de eeuw

                       tn_italie 17de eeuw

                                          Europa in de 17de eeuw

                     Het grondgebied van het huidige Italië in de 17de eeuw (1)

 

Echter, toen Urbanus ziek werd in 1635, kregen zijn neven steeds meer invloed op de politiek en zij begonnen in 1641 met de Castro- oorlogen die gericht waren tegen Farnese, hertog van Parma. De bevolking van Rome moest hiervoor betalen in de vorm van allerlei belastingen. Castro werd veroverd en in 1642 besloot Urbanus de gebieden van Farnese aan te vallen. De Noord- Italiaanse staten, gesteund door Frankrijk, Spanje en het HRR, gingen daarom een alliantie tegen hem vormen en een tegenaanval doen. Uiteindelijk werd deze afgeslagen door een leger onder leiding van kardinaal Antonio. In 1643 wilden de Barberini nogmaals hun gevechtskracht showen, waarvoor opnieuw belastingen werden opgelegd aan de inwoners van de pauselijke staat. Dit voornemen mislukte en na de dood van Antonio in de Slag van Lagoscuro, moest in 1644 de zeer vernederende vrede van Venetië getekend worden.

 

   ligging Urbino

urbino

  smalkaldisch verbond

  castro farnese

  het oude castro

     Ligging Urbino

 Uitzicht op Urbino

Het (verliezende) Smalkaldisch verbond der protestantse vorsten

         Ligging van Castro

    Castro na de verwoesting

 

Ad. 2 Urbanus en de contra- reformatie/ de besluiten van het concilie van Trente:

Voor een goed begrip van de contra- reformatie is een korte inleiding noodzakelijk:

1. Paus Paulus III Farnese (1534 -1549) hield zich erg bezig met nepotisme (=benoemen van familieleden tot kardinaal of andere hoge posten)(3), maar hij zag wel in dat de katholieke kerk zich mede hierdoor in diskrediet bracht en hij drong aan op de noodzaak van hervormingen in de kerk. Hij probeerde in 1536 een raad bijeen te roepen, maar door tegenwerking van de -veelal protestant geworden- Duitsers, liet hij dit plan varen. In 1537 kwam er een commissie die onderzoek deed naar de corruptie en het machtsmisbruik binnen de kerk. Deze commissie publiceerde de Consilium de Emendenda Ecclesia, dat benadrukte dat ook geestelijken zich aan hun eigen wetten moeten houden. Het was de bedoeling dat dit rapport geheim zou blijven, maar al snel was het overal te krijgen.

2. De grootste bedreiging voor de stabiliteit van het rijk van Karel V waren de godsdienstoorlogen. Engeland was onder Hendrik VIII in 1534 Anglicaans geworden nadat de paus hem in de ban had gedaan vanwege zijn scheiding. De protestantse kerk werd door Luther en Calvijn ook steeds invloedrijker.

Dit alles werkte de contrareformatie in de hand. Karel V wilde dat de protestanten vreedzaam zouden terugkeren naar de moederkerk. Daarom zond de paus in 1540 een gezant naar Worms, maar de compromisvoorstellen waren voor katholieken en protestanten niet aanvaardbaar. In 1541 ondernam hij nog een poging maar ook die liep op niets uit. In 1542 werd de centrale Romeinse inquisitie opgericht.

Ondertussen had de Spaanse priester Ignatius van Loyola, die in 1534 de Orde der Jezuïeten had opgericht, in 1539 een bezoek aan Rome gebracht. In 1540 keurde paus Paulus III deze sociëteit goed. Zij werden de felste tegenstanders van de reformatie (4).

In 1545 kwam het Concilie van Trente bij elkaar, maar zonder protestantse afgevaardigden.  Er werden zaken besproken met betrekking tot de gang van zaken binnen de katholieke kerk, zoals een verbod op polyfonie in de kerkelijke muziek en nieuwe voorwaarden voor de geldigheid van het huwelijk, maar de echte problemen werden  niet opgelost. De paus bleef het hoofd van de kerk, het celibaat bleef bestaan alsmede de zeven sacramenten, de rol van de vrouw bleef beperkt en beelden mochten nog steeds vereerd worden.

 

Hoewel Urbanus VIII zeker in het begin een echte contrareformatie paus was,  hield hij zich net als paus Paulus III Farnese   sterk met het nepotisme bezig (zie ook de inleiding). Urbanus probeerde wel het toezicht op allerlei geestelijke instellingen te vergroten en de invloed van Trente  werd ook duidelijk op muziek gebied:

De muzikale hervorming oriënteerde zich sterk op de stijl van Palestrina (1525-1594) (5). Dit gold echter alleen voor de publieke uitvoeringen in de kapel van Urbanus. Voor minder formele pauselijke gelegenheden en ‘wereldlijke’ aangelegenheden kwam de ‘stilo moderne’ steeds meer in beeld. Docere et delectare (instructie door geluk) werd het nieuwe credo. De muziek en de beeldende kunsten werden de primaire middelen om de ideeën van de contra- reformatie te verspreiden. (zie verder bij hoofdstuk 3).

 

 

Ad. 3 de binnenlandse politiek

De binnenlandse politiek van de Barberini`s kent vele aspecten, waardoor deze moeilijk systematisch te beschrijven is:

a. de houding ten opzichte van Galileo Galilei(1564-1642)

Voor dit verhaal zijn slechts de gegevens over Galilei na 1600 relevant: Hoewel katholiek, leefde Galilei ongetrouwd samen (6). Hij werkte tot 1610 aan de universiteit van Padua als hoogleraar en deed allerlei ontdekkingen in de bewegingsleer (kinematica), de sterrenkunde en de sterkteleer van materialen. Volgens hem was de valversnelling, in tegenstelling tot Aristoteles' ideeën, onafhankelijk van de massa.

In 1610 publiceerde hij zijn waarnemingen van de maan, de sterrenhemel, de Melkweg en de manen van Jupiter. De kraters op de maan waren in strijd met Aristoteles` leer over de volmaaktheid van de objecten aan de hemel. Op grond van de waarnemingen van Jupiter`s manen en Venus' fasen kwam hij tot de conclusie dat de Zon in het midden van het zonnestelsel stond en daarmee leverde hij het bewijs voor Copernicus`s theorie van een heliocentrische zonnestelsel.

Vanaf 1612 ontstond er verzet tegen zijn ideeën en in 1616 mocht hij ze niet meer verkondigen.

In 1622 schreef hij Il saggiatore (de analyticus). Galilei kreeg hiervoor toestemming van Urbanus VIII –die zijn vriend was en aan wie hij het boek ook opdroeg-, als hij het heliocentrisme maar als een theoretische mogelijkheid beschouwde en niet als een bewezen theorie. In 1630 mocht hij zijn Dialogo sopra i due massimi sistemi del mondo, tolemaico e copernicano uit gaan geven. Deze toestemming verkreeg hij omdat hij in het voorwoord schreef dat alle ideeën  zuiver hypothetisch waren. In het boek kwam echter heel duidelijk naar voren dat de Copernicaanse theorie de enige logische was en de Ptolemeïsche theorie dus belachelijk. Hierom moest Urbanus wel een onderzoek naar hem laten instellen (6b en c).

 

  galilei

galilei met telescoop

  ptolemeisch systeem

fasen van venus

   helicentrisch systeem

il saggiatore met de 3 bijen van barberini

dialogo

 Galileo Galilei

met zijn telescoop

Ptolemeïsche/ geocentrische  theorie

   De fases van Venus

Heliocentrische theorie

Il saggiatore.

titelblad met

de drie Bijen

Dialogo sopra i due

Massimi sistemi

 

b. De paleizen, bouw-  en beeldende kunst:

Bovengenoemde Barberini, maar ook de als non levende vrouwelijke leden, hadden een steeds groter wordende famiglia die deels tot het publieke terrein= ‘casa’ (met een maestro di casa), deels tot het privé terrein = ‘camera’(met een maestro di camera) behoorde. De hele famiglia, in het geval van Francesco oplopend tot 134 personen in 1637, woonde in het paleis.

De belangrijkste paleizen in Rome waar leden van de familie Barberini verbleven, waren:

Het Vaticaan, de pauselijke winterresidentie;

Het Quirinaal, het pauselijk zomerpaleis;

Het Palazzo Barberini, bewoond door Carlo, Taddeo en kardinaal Francesco

Quattro Fontane, bewoond door kardinaal Antonio, die ook een suite kreeg in de Cancellaria en een Vaticaans appartement

Palazzo Pio en Palazzo Rusticucci die gehuurd werden

Een villa bij Castel Gandolfo, die in 1626 aangekocht werd door de paus

en verder villa´s in Monterotondo en Palestrina

 

vaticaan

engelenburcht

Quirinaal

palazzo barberini

palazzo pio

Palazzo Rusticucci

Castel Gandolfo

Het Vaticaan en de Engelenburcht

      Het Quirinaal

  Palazzo Barberini

       Palazzo Pio

Palazzo Rusticucci

    Castel Gandolfo

 

Zoals bij 2 reeds aangegeven, werden de muziek en de beeldende kunsten de primaire middelen om de ideeën van de contra- reformatie te verspreiden. Aan de beeldhouwer Gian Lorenzo Bernini (1598-1680) werden de meeste opdrachten gegeven. In 1605 was hij naar Rome verhuisd,waar hij zijn hele leven zou blijven (behalve het jaar 1665 dat hij doorbracht aan het hof van koning Lodewijk XIV in Frankrijk). Tot 1624 was hij in dienst van kardinaal Scipione Borghese, voor wie hij een aantal standbeelden maakte. In 1624 kreeg hij de opdracht een nieuwe gevel ontwerpen voor de Santa Bibiana kerk te Rome en vroeg Urbanus VIII hem een baldakijn te ontwerpen boven het graf van Petrus in de St. Pieter, waaraan hij van 1624 tot 1634 werkte (7). In 1629 werd Bernini benoemd tot architect van het Sint Pietersplein. Van 1628 tot 1647 werkte hij aan een grafmonument voor Urbanus.

Bernini`s beelden waren in het begin nogal maniëristisch. Later werden ze steeds levendiger, realistischer en expressiever.

Urbanus VIII liet hem ook allerlei ontwerpen maken voor grootse festiviteiten en ensceneringen van opera`s.

 

bernini

palazzo barberini plafond   

bernini extase van st

bernini baldekijn

bernini pietersplein

bernini fontein

bernini david

bernini graftombe urbanus

bernini lodewijk XIV

  Bernini

plafond Palazzo

Barberini

Extase St. Theresa

Baldekijn

graf Petrus

      St. Pietersplein

Fontein

    David                

Graftombe

Urbanus   

   Lodewijk XI

 

 

Voor hoofdstuk  c en d  dient men door te linken naar een andere web-pagina (zie boven)

 

 

Ad. 4  na de dood van Urbanus:

Toen Urbanus VIII in 1644 overleed, werd hij opgevolgd door Innocentius X, uit het rivaliserende geslacht Pamphili. De Barberini zagen zich genoodzaakt hun privileges op te geven en zelfs Rome te verlaten. Antonio, Francesco en Prins Taddeo vluchtten naar Parijs. Taddeo overleed in ballingschap in 1647. Op voorspraak van kardinaal Mazarin kwamen de Barberini in 1653 opnieuw in de pauselijke gunst en kregen hun vroegere bevoorrechte posities weer terug, vooral ook omdat Taddeo`s jongste zoon Maffeo trouwde met Olimpia Giustiniani, een nicht van Innocentius X.  Taddeo's oudste zoon Carlo werd kardinaal en Maffeo erfde zijn vaders titel als Prins van Palestrina.

Het huwelijk van Taddeo's dochter, Lucrezia Barberini, met Francesco I d'Este, Hertog van Modena, stabiliseerde de relaties nog meer.

 

Noten:

(1) Italië als eenheidsgebied bestaat pas sinds 1870. Zie ook kaartje

(2)M&S brengen in detective vorm (gewaagde) theorieën die door veel historici zwaar worden bekritiseerd. Echter ik zou niet weten waarom hun ideeën net als die van Velikovsky (en van Gavin Menzies) niet gewoon eens ‘eerlijk’ bediscussieerd worden. De ideeën over een betere chronologie in de geschiedenis botsen natuurlijk fors met gevestigde belangen van m.n. de Egyptische wetenschappers. Veel –tot dusver ‘klakkeloos’ aangenomen - theorieën over chronologie, filosofische gedachten (Plato, Aristoteles) en werken van klassieke schrijvers als Tacitus, (enz.) zouden wel eens helemaal foutief kunnen blijken waardoor het fundament onder veel wetenschappen zou wegvallen. De bewijsvoering van Velikovsky, M&S en Menzies vind ik erg overtuigend en moeilijk te weerleggen/ negeren. In Mysterium,(een van de werken van M&S) figureert  Atto Melani (1626- 1714) -een Italiaanse castraat die ook werkte als diplomaat en spion-,,naast de Franse bibliothecaris Gabriel Naudé (1600–1653) en de zangeres en componiste  Barbara Strozzi (1619-1677)en Marc`Antonio Pasualini (1614-1691) (-zie verder 3.c over hem.. In het boek wordt  afgerekend met de chronologie van Scaliger (1540-1609. Verder worden (behoorlijk overtuigend) de ideeën van de jezuïetenpater, Jean Hardouin (1636-1729)behandeld, die beweerde dat alle werken uit de Oudheid (o.a. van Vergilius, Plato. Aristoteles) in de dertiende en veertiende eeuw vervalst waren en dus eigenlijk uit de Middeleeuwen dateerden

(3) Reeds op 25-jarige leeftijd, in 1493, werd hij benoemd tot kardinaal alhoewel hij nog leek was en 16 jaar later, in 1509, had hij het al tot bisschop van Parma gebracht. In die periode nam hij ook een maîtresse, die hem vier kinderen schonk. Een sterk staaltje van nepotisme was zijn benoeming van zijn kleinzonen Alessandro Farnese (14 jaar) en Ascanio Sforza (16 jaar) tot kardinaal

(4)Tussen 1610 en 1622 waren de helden van de contra- reformatie: Ignatius van Loyola, Teresa van Avila, Franciscus Xaverius reeds gecanoniseerd.

(5) Palestrina zou zijn Missa Papae Marcelli (Mis voor Paus Marcellus) speciaal gecomponeerd hebben om de deelnemers aan het concilie te overtuigen van de noodzaak tot hervorming van de kerkmuziek zonder de verworvenheden van de polyfonie op te geven. De mis kwam echter waarschijnlijk al enkele jaren voor het besluit hierover tot stand. Palestrina's stijl kreeg vooral navolging van Allegri en Tomás Luis de Victoria. Zijn stijl werd het schoolvoorbeeld van de zogeheten prima prattica of 'stile antico'.  De stijl kenmerkt zich door een streven naar controle over dissonantie, gebruik van modi (kerktoonladders) en het vermijden van overdadige instrumentale texturen en te veel ornamentiek.  Claudio Monteverdi en zijn broer bedachten de term prima pratica voor de stijl van Palestrina en de term seconda pratica voor hun eigentijdse muziek.

(6) Galileo leefde ongehuwd samen en dus ‘in zonde’ en kreeg twee dochters en een zoon. De dochters werden vanwege hun onwettige geboorte - niemand zou hen willen trouwen - naar het klooster gestuurd

(6 b) Volgens recent inzicht zouden Urbanus en neef- kardinaal Francesco het zo gedraaid hebben dat Galileo werd veroordeeld op grond van een betrekkelijk kleine beschuldiging, zodat hij werd gered van executie vanwege zijn ketterse ideeën. Terwijl Galileo onder huisarrest stond, slaagde hij erin zijn Discorsi e Dimostrazioni Matematiche, intorno a due nuove scienze (Gesprekken en wiskundige bewijzen in twee nieuwe wetenschappen) naar Nederland te laten smokkelen. Hierin verdedigde hij zijn inzichten. Het werk werd in 1637 in Leiden gepubliceerd.

(6 c) Monaldi & Sorti beweren in Mysterium dat Galileo helemaal geen onschuldig slachtoffer van de pauselijke censuur was. Hij zou er alles aan gedaan hebben om paus Urbanus VIII -zijn vriend en aanhanger- , te irriteren. Na een reactie van Urbanus te hebben uitgelokt en zonder één dag in de cel te hebben doorgebracht, werd volgens hen Galileo, bijgestaan door een zeer bekwaam advocaat die als een modern persbureau de zaak in heel Europa liet ‘opkloppen’, vrijgelaten. Zo kon hij de heldenrol spelen en werden zijn boeken, die tot dan toe in de opslagplaatsen lagen weg te schimmelen, als zoete broodjes verkocht.

(7) Urbanus VIII liet in 1632 grote hoeveelheden brons (ca 250.000 kg) van het Pantheon verwijderen om er Bernini het baldakijn van de Sint-Pietersbasiliek mee te laten vervaardigen, ontlokte dit felle kritiek bij de Romeinen, niet alleen omwille van het vandalisme, maar ook omdat het theatrale karakter van het baldakijn van slechte smaak zou getuigen. "Quod non fecerunt barbari, fecerunt Barberini" ("Wat de barbaren niet deden, deden de Barberini") werd er gezegd. De paus verdedigde zich door te antwoorden dat hij een kunstwerk had gemaakt van iets dat er geen was. Maar toch

Verdere belangrijke werken van Bernini: de Cornarokapel in de Santa Maria della Vittoria in Rome, met daarin het beeld van de Extase van Teresa van Avila. Hij werkte hieraan van 1645 tot 1652. Tussen 1656 en 1667 construeerde hij het Sint-Pietersplein. Voor Lodewijk XIV maakte hij een ontwerp gemaakt voor de oostgevel van het Louvre. Deze is echter nooit gerealiseerd, omdat het ontwerp "te Italiaans" was en te weinig classicistisch in de ogen van de Fransen. Hij maakte nog wel enkele beeldhouwwerken voor Lodewijk XIV.

 

Bronnen:

Websites: pagina`s van Wikipedia en de eigen –eerder verschenen- artikelen over 17de eeuwse componisten en Christina van Zweden en haar hof in Rome

Gedrukte bronnen:

Frederick Hammond, Music & Spectacle in Baroque Rome. Barberini Patronage under Urban VIII, Michigan (VS), 1994

Monaldi & Sorti, Mysterium, Amsterdam, 2011

The New Grove Dictionary of Music and Musicians, Londen 1995 (reprint)

Bosatlas van de Wereldgeschiedenis, Wolters-Noordhoff, 1983

Putgzer, Historischer Weltatlas , Berlijn , 2001

Westermanns Atlas zur Weltgeschichte,  Braunschweig, 1967

 

 

 

                                        Terug naar de pagina Historie of de Homepage  van Charlotte Anna Hansson