Stamboom
van de familie Barberini
|
|
Inleiding:
De familie Barberini
behoorde oorspronkelijk tot de lagere adel van het Toscaanse stadje
Barberino Val d'Elsa en vestigde zich vroeg in de 11e eeuw in Florence. Antonio Barberini (1494-1559)
speelde een actieve rol bij de verdediging van de Florentijnse Republiek in
1530. Na de restauratie van de Medici onder hertog Alessandro il Moro,
week Antonio uit naar Rome en werd hij de stichter van de dynastie der
Barberini in die stad. Oorspronkelijk hadden de Barberini in het
wapenschild drie zilveren paardenvliegen op een rood veld, maar deze
werden, om een betere ‘afstamming’ te verkrijgen, al snel ingewisseld voor
drie gouden bijen op een blauw veld.
Kardinaal Maffeo
Barberini, die een erkend
dichter was in het Grieks en Latijn, werd in 1623 vrij onverwacht tot paus Urbanus VIII gekozen.
Vervolgens benoemde hij (en dat verschijnsel heet nepotisme) zijn broer Antonio de Oudere en twee neven, Francesco en Antonio de Jongere, tot kardinaal, en zijn
broer Carlo tot Hertog van Monterotondo. Aan zijn neef Taddeo schonk hij in
1630, ter gelegenheid van zijn huwelijk met Anna Colonna, het prinsdom
Palestrina.
|
|
|
|
|
|
|
|
Maffeo Barberini nu:
Urbanus VIII
|
Francesco B.
|
Taddeo B.
|
Antonio B.
|
nieuwe wapenschild, in
steen;met tiara en sleutels op munten voor Urbanus
|
Om Urbanus en zijn neven goed te begrijpen moet naar
verschillende aspecten gekeken worden:
- de
buitenlandse politiek, d.w.z. het optreden buiten de pauselijke staat
- Urbanus
en de contra- reformatie/ de besluiten van het concilie van Trente
- de
‘binnenlandse’ politiek
- de
houding met betrekking tot Galileo Galilei
- de
paleizen, bouw- en beeldende kunst
- muziek
- panem et circenses
4. na de dood van Urbanus VIII
Ad. 1 De buitenlandse politiek:
Urbanus VIII zat ingeklemd in de Europese strijd tussen
protestanten en katholieken (zie ook 2.)
In het katholieke kamp moest hij verder nog positie
kiezen tussen Frankrijk en de Habsburgers van Spanje en het Heilige Roomse Rijk
(HRR) die regelmatig strijd met elkaar leverden. De Barbarini werden als
aanhangers van Frankrijk (=Francofiel) beschouwd.
In 1631 trokken Spaanse troepen Italië binnen,
plunderden Mantua en verspreidden overal de dodelijke pest. In 1632
gebruikten de Spanjaarden en Jezuiten Galileo`s Dialogue (zie 3a) om
een aanval op Urbanus met zijn Franse (en zelfs vermeende protestantse)
sympathieën, te doen.
Het enige succes voor Urbanus in die tijd was de
terugverovering van Urbino.
Urbanus deed erg zijn best goede relaties te onderhouden
met het HRR en met Polen en met name
met de Zweedse familie Vasa, die daar toen regeerde. Vertegenwoordigers van
beide staten werden met zeer veel eer ontvangen.
|
|
Europa in de 17de eeuw
|
Het grondgebied van het
huidige Italië in de 17de eeuw (1)
|
Echter, toen Urbanus ziek werd in 1635, kregen zijn
neven steeds meer invloed op de politiek en zij begonnen in 1641 met de
Castro- oorlogen die gericht waren tegen Farnese, hertog van Parma. De
bevolking van Rome moest hiervoor betalen in de vorm van allerlei
belastingen. Castro werd veroverd en in 1642 besloot Urbanus de gebieden
van Farnese aan te vallen. De Noord- Italiaanse staten, gesteund door
Frankrijk, Spanje en het HRR, gingen daarom een alliantie tegen hem vormen
en een tegenaanval doen. Uiteindelijk werd deze afgeslagen door een leger
onder leiding van kardinaal Antonio. In 1643 wilden de Barberini nogmaals
hun gevechtskracht showen, waarvoor opnieuw belastingen werden opgelegd aan
de inwoners van de pauselijke staat. Dit voornemen mislukte en na de dood
van Antonio in de Slag van Lagoscuro, moest in 1644 de zeer vernederende
vrede van Venetië getekend worden.
|
|
|
|
|
Ligging Urbino
|
Uitzicht op Urbino
|
Het (verliezende)
Smalkaldisch verbond der protestantse vorsten
|
Ligging van Castro
|
Castro na de verwoesting
|
Ad. 2 Urbanus en de contra- reformatie/ de besluiten
van het concilie van Trente:
Voor een goed begrip van de contra- reformatie is een
korte inleiding noodzakelijk:
1. Paus Paulus III Farnese (1534 -1549) hield zich erg
bezig met nepotisme (=benoemen
van familieleden tot kardinaal of andere hoge posten)(3), maar hij zag wel in dat de katholieke
kerk zich mede hierdoor in diskrediet bracht en hij drong aan op de
noodzaak van hervormingen in de kerk. Hij probeerde in 1536 een raad bijeen
te roepen, maar door tegenwerking van de -veelal protestant geworden-
Duitsers, liet hij dit plan varen. In 1537 kwam er een commissie die
onderzoek deed naar de corruptie en het machtsmisbruik binnen de kerk. Deze
commissie publiceerde de Consilium de Emendenda Ecclesia, dat
benadrukte dat ook geestelijken zich aan hun eigen wetten moeten houden.
Het was de bedoeling dat dit rapport geheim zou blijven, maar al snel was
het overal te krijgen.
2. De grootste bedreiging voor de stabiliteit van het
rijk van Karel V waren de godsdienstoorlogen. Engeland was onder Hendrik
VIII in 1534 Anglicaans geworden nadat de paus hem in de ban had gedaan
vanwege zijn scheiding. De protestantse kerk werd door Luther en Calvijn
ook steeds invloedrijker.
Dit alles werkte de contrareformatie in de hand. Karel V
wilde dat de protestanten vreedzaam zouden terugkeren naar de moederkerk.
Daarom zond de paus in 1540 een gezant naar Worms, maar de
compromisvoorstellen waren voor katholieken en protestanten niet
aanvaardbaar. In 1541 ondernam hij nog een poging maar ook die liep op
niets uit. In 1542 werd de centrale Romeinse inquisitie opgericht.
Ondertussen had de Spaanse priester Ignatius van Loyola,
die in 1534 de Orde der Jezuïeten had opgericht, in 1539 een bezoek aan
Rome gebracht. In 1540 keurde paus Paulus III deze sociëteit goed. Zij
werden de felste tegenstanders van de reformatie (4).
In 1545 kwam het Concilie
van Trente bij elkaar, maar zonder protestantse afgevaardigden. Er werden zaken besproken met betrekking
tot de gang van zaken binnen de katholieke kerk, zoals een verbod op
polyfonie in de kerkelijke muziek en nieuwe voorwaarden voor de geldigheid
van het huwelijk, maar de echte problemen werden niet opgelost. De paus bleef het hoofd
van de kerk, het celibaat bleef bestaan alsmede de zeven sacramenten, de
rol van de vrouw bleef beperkt en beelden mochten nog steeds vereerd
worden.
Hoewel Urbanus VIII zeker in het begin een echte
contrareformatie paus was, hield hij
zich net als paus Paulus III Farnese
sterk met het nepotisme bezig (zie ook de inleiding). Urbanus
probeerde wel het toezicht op allerlei geestelijke instellingen te
vergroten en de invloed van Trente werd ook duidelijk op muziek gebied:
De muzikale hervorming oriënteerde zich sterk op de
stijl van Palestrina (1525-1594) (5).
Dit gold echter alleen voor de publieke uitvoeringen in de kapel van
Urbanus. Voor minder formele pauselijke gelegenheden en ‘wereldlijke’
aangelegenheden kwam de ‘stilo moderne’ steeds meer in beeld. Docere et delectare (instructie door
geluk) werd het nieuwe credo. De muziek en de beeldende kunsten werden de
primaire middelen om de ideeën van de contra- reformatie te verspreiden.
(zie verder bij hoofdstuk 3).
Ad. 3 de binnenlandse politiek
De binnenlandse politiek van de Barberini`s kent vele
aspecten, waardoor deze moeilijk systematisch te beschrijven is:
a. de houding
ten opzichte van Galileo Galilei(1564-1642)
Voor dit verhaal zijn slechts de gegevens over Galilei
na 1600 relevant: Hoewel katholiek, leefde Galilei ongetrouwd samen (6). Hij werkte tot 1610 aan de universiteit
van Padua als hoogleraar en deed allerlei ontdekkingen in de bewegingsleer
(kinematica), de sterrenkunde en de sterkteleer van materialen. Volgens hem
was de valversnelling, in tegenstelling tot Aristoteles' ideeën,
onafhankelijk van de massa.
In 1610 publiceerde hij zijn waarnemingen van de maan,
de sterrenhemel, de Melkweg en de manen van Jupiter. De kraters op de maan
waren in strijd met Aristoteles` leer over de volmaaktheid van de objecten
aan de hemel. Op grond van de waarnemingen van Jupiter`s manen en Venus'
fasen kwam hij tot de conclusie dat de Zon in het midden van het
zonnestelsel stond en daarmee leverde hij het bewijs voor Copernicus`s
theorie van een heliocentrische zonnestelsel.
Vanaf 1612 ontstond er verzet tegen zijn ideeën en in
1616 mocht hij ze niet meer verkondigen.
In 1622 schreef hij
Il saggiatore (de analyticus). Galilei kreeg hiervoor toestemming van
Urbanus VIII –die zijn vriend was en aan wie hij het boek ook opdroeg-, als
hij het heliocentrisme maar als een theoretische mogelijkheid beschouwde en
niet als een bewezen theorie. In 1630 mocht hij zijn Dialogo sopra i due massimi sistemi
del mondo, tolemaico e copernicano uit gaan geven. Deze toestemming
verkreeg hij omdat hij in het voorwoord schreef dat alle ideeën zuiver hypothetisch waren. In het boek
kwam echter heel duidelijk naar voren dat de Copernicaanse theorie de enige
logische was en de Ptolemeïsche theorie dus belachelijk. Hierom moest
Urbanus wel een onderzoek naar hem laten instellen (6b en c).
|
|
|
|
|
|
|
Galileo Galilei
|
met zijn telescoop
|
Ptolemeïsche/
geocentrische theorie
|
De fases van Venus
|
Heliocentrische theorie
|
Il saggiatore.
titelblad met
de drie Bijen
|
Dialogo sopra i due
Massimi sistemi
|
b. De paleizen,
bouw- en beeldende kunst:
Bovengenoemde Barberini, maar ook de als non levende
vrouwelijke leden, hadden een steeds groter wordende famiglia die deels tot
het publieke terrein= ‘casa’ (met een maestro di casa), deels tot het privé
terrein = ‘camera’(met een maestro di camera) behoorde. De hele famiglia,
in het geval van Francesco oplopend tot 134 personen in 1637, woonde in het
paleis.
De belangrijkste paleizen in Rome waar leden van de
familie Barberini verbleven, waren:
Het Vaticaan,
de pauselijke winterresidentie;
Het Quirinaal,
het pauselijk zomerpaleis;
Het Palazzo
Barberini, bewoond door Carlo, Taddeo en kardinaal Francesco
Quattro Fontane,
bewoond door kardinaal Antonio, die ook een suite kreeg in de Cancellaria
en een Vaticaans appartement
Palazzo Pio en
Palazzo Rusticucci die gehuurd
werden
Een villa bij Castel
Gandolfo, die in 1626 aangekocht werd door de paus
en verder villa´s in Monterotondo en Palestrina
|
|
|
|
|
|
|
Het Vaticaan en de
Engelenburcht
|
Het Quirinaal
|
Palazzo Barberini
|
Palazzo Pio
|
Palazzo Rusticucci
|
Castel Gandolfo
|
Zoals bij 2 reeds aangegeven, werden de muziek en de
beeldende kunsten de primaire middelen om de ideeën van de contra-
reformatie te verspreiden. Aan de beeldhouwer Gian Lorenzo Bernini (1598-1680) werden de meeste opdrachten
gegeven. In 1605 was hij naar Rome verhuisd,waar hij zijn hele leven
zou blijven (behalve het jaar 1665 dat hij doorbracht aan het hof van
koning Lodewijk XIV in Frankrijk). Tot 1624 was hij in dienst van kardinaal
Scipione Borghese, voor wie hij een aantal standbeelden maakte. In 1624
kreeg hij de opdracht een nieuwe gevel ontwerpen voor de Santa Bibiana kerk
te Rome en vroeg Urbanus VIII hem een baldakijn te ontwerpen boven het graf
van Petrus in de St. Pieter, waaraan hij van 1624 tot 1634 werkte (7). In 1629 werd Bernini benoemd tot
architect van het Sint Pietersplein. Van 1628 tot 1647 werkte hij aan een
grafmonument voor Urbanus.
Bernini`s beelden waren in het begin nogal
maniëristisch. Later werden ze steeds levendiger, realistischer en expressiever.
Urbanus VIII liet hem ook allerlei ontwerpen maken voor
grootse festiviteiten en ensceneringen van opera`s.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bernini
|
plafond Palazzo
Barberini
|
Extase St. Theresa
|
Baldekijn
graf Petrus
|
St. Pietersplein
|
Fontein
|
David
|
Graftombe
Urbanus
|
Lodewijk XI
|
Voor hoofdstuk c
en d dient men door te linken naar
een andere web-pagina (zie boven)
Ad. 4 na de
dood van Urbanus:
Toen Urbanus VIII in 1644 overleed, werd hij opgevolgd
door Innocentius X, uit het rivaliserende geslacht Pamphili. De Barberini
zagen zich genoodzaakt hun privileges op te geven en zelfs Rome te
verlaten. Antonio, Francesco en Prins Taddeo vluchtten naar Parijs. Taddeo
overleed in ballingschap in 1647. Op voorspraak van kardinaal Mazarin
kwamen de Barberini in 1653 opnieuw in de pauselijke gunst en kregen hun
vroegere bevoorrechte posities weer terug, vooral ook omdat Taddeo`s
jongste zoon Maffeo trouwde met Olimpia Giustiniani, een nicht van Innocentius
X. Taddeo's oudste zoon Carlo werd
kardinaal en Maffeo erfde zijn vaders titel als Prins van Palestrina.
Het huwelijk van Taddeo's dochter, Lucrezia Barberini,
met Francesco I d'Este, Hertog van Modena, stabiliseerde de relaties nog
meer.
|