De betekenis van de Barberini en Pamphili in de 17de eeuw

 

De familie Barberini

De familie Pamphili

 

 

 

 

3 c. De Barberini en de muziek

De Barberini hadden de beschikking over de Cappella Pontificia (Sistina) voor openbare diensten in het Vaticaan en het Quirinaal. De Cappella was officieel gebonden aan de persoon van de paus en oefende slechts 1x per jaar. Behalve voor het verzorgen van pauselijke diensten werd deze bijvoorbeeld ook ingehuurd voor de eerste mis van nieuwe kardinalen. Later werden er steeds leden aan onttrokken door de Barbarini om rollen te vervullen in de Opera(1). Dat onttrekken gebeurde op zo`n grote schaal dat diensten vaak afgezegd moesten worden vanwege een gebrek aan zangers. De favorieten van de Barberini die formeel tot de Cappella behoorden, o.a. Pasqualini, werden ook steeds minder gedisciplineerd. In 1638 werd kardinaal Antonio ‘protector’ van de Cappella, maar dat veranderde niet veel aan de situatie.

 

Naast de ‘ingeleende’ leden van de Cappella, hadden de Barberini ook veel musici in privé-dienst. Zij behoorden meestal tot de ‘famiglia’. Hieronder wordt ‘per Barberini’ aangegeven  wie hun belangrijkste beschermelingen waren: 

Urbanus begunstigde de carrière van de sopraan- castraat en componist Loreto Vittori (1600-1670), de luitist Andrea Falconieri (1585-1656) en Marc`Antonio Pasqualini (zie ook Antonio)

Francesco nam in 1624 Johann Kapsberger (1580-1651) in dienst als componist, m.n. voor luit. G. Frescobaldi (1583-1643) kwam in 1634 en hij bleef tot Francesco`s dood in dienst. De organist Froberger kwam in 1637 uit Wenen bij Frescobaldi studeren. Cipriani, Ferrotti, Contini en Zampetti werden regelmatig tussen 1626- 1644 door Francesco ingehuurd, net als Ciacchi die vooral instrumentalist was. Les werd er gegeven door Carissimi en Stefano Landi (1586/7 – 1639), zanger en harpist, die sinds 1629 altcastraat was bij de Cappella Pontificia, maar werd betaald door Francesco.

Taddeo had weinig musici in zijn huishouden. Vermeld kunnen worden bij hem Michelangelo Rossi en de sopraan-castraat Giuseppe Bianchi

Antonio had als zanger de castraat Marc`Antonio Pasqualini in dienst, die zijn favoriet was. Verder beschikte hij over Loreto Vittori, Filippo Vitali, Lorenzo Sances, de harpist- zanger Marco Marazzoli en de harpist Orazio Michi. Hij had ook vrouwelijke favoriete zangers als Adriana Basile Baroni en haar dochters Caterina en Leonora. Vrouwen konden niet publiekelijk optreden in Rome, maar wel in de ‘exterritoriale’ Franse ambassade (bij opera`s) en ook in enige conventen.

 

 

 

 

 

Barberini harp

Venus speelt op de Barberini harp (allegorie)

Johann Kapsberger

Pasqualini gekroond door Apollo

   Stefano Landi

    Frescobaldi

 Leonora Baroni

 

De Barberini beschikten over veel instrumenten die ze ter beschikking stelden aan hun musici. Ook partituren werden door hen verschaft. Francesco en Urbanus VIII beschikten over gedrukte collecties. Antonio had meestal kopieën in manuscript- vorm: cantates voor solostem (en b.c.) en oratoria. Hij werd met name de representant van de Stilo moderne.

 

3 d. Panem et circenses

De economische situatie was slecht. De prijzen stegen evenals de belastingen en er was gebrek aan brood. Hiervan had vooral het gewone volk last. Daarom was het voor de Barberini en de stedelijke magistraten belangrijk regelmatig grote publieke festiviteiten te organiseren. Het boek van Hammond geeft een opsomming daarvan, waarin alle aspecten per feest worden behandeld (2).

 

Zo waren er vanaf 1623 feesten vanwege de possessio van Urbanus (3), de heiligverklaring van Elizabeth van Portugal, de herdenking van de Slag bij Lepanto en vanwege nog heel veel andere gebeurtenissen.

Twee maal per jaar werden  kerken, paleizen en pleinen met licht versierd en met vuurwerk opgeluisterd, te weten op het feest van Petrus en Paulus en op de verjaardag van de kroning van de paus.

Verder werden er cavalcades gehouden voor een ceremoniële intrede van een ambassadeur of een vorst. Dat waren een soort processies met paarden en koetsen die onder een triomfboog doorreden, langs huizen die versierd werden met schilderijen en tapijten. De te passeren fonteinen waren dan gevuld met wijn.

Er werden religieuze processies gehouden en publieke feestmalen..

Verder waren er carnavalsoptochten, maskerades en watergevechten waar karren met instrumentalisten, zangers, dansers en acrobaten rondtrokken. Als tegengif tegen het uitbundige Romeinse carnaval waren er echter ook Quarantores, 40- uren gebeden die doorlopend in verschillende kerken achter elkaar gehouden werden.

De kerken in Rome hadden ook hun eigen jaarlijkse feesten (4).

Daarnaast werden regelmatig toernooien georganiseerd, waarbij uitbundig gemusiceerd werd.

 

      Possessio

Banquet in de tuin van Palazzo Chigi

Quarantore in

Cappella Paolina

 

Tapijt waarop Urbanus het feest van St. Petrus viert

 Toernooi Piazza Navona

Toernooi Piazza Navona 1634 (Chariot of Fame)

In opdracht van de Barberini werden er, voor bovengenoemde festiviteiten naast gewijde opera`s ook seculiere opera`s geschreven, gebaseerd op Boccaccio, Ariosto en Tasso. Soms waren de composities hiervoor gelegenheidscomposities waarvan de partituren niet bewaard zijn gebleven. Een speciale doelgroep voor ontvangsten met een opera waren de Jezuïeten (5).

Giulio Rospigliosi (1600-1669), een ‘product’ van de jezuïeten, die zelf in 1667 paus werd als Clemens IX, schreef alle libretti voor de Barberini (6). Daarvan werden als enige gedrukt:

Sant`Alessio (1632) over het conflict tussen de heidense liefde en de christelijke plicht-  en Erminia sul Giordano.

Francesco zorgde in 1635 voor de totstandkoming van I Santi Didimo e Teodora (met een vergelijkbaar thema als Sant`Alessio). In 1637 ontstond L`Egisto of Chi soffre speri (hier was Bernini bij betrokken) en in 1638, toen voor het eerst in Rome in plaats van een tijdelijk omgebouwde zaal een echt theater kwam, net als de Medici en Farnese hadden, ontstonden de opera San Bonifatio en het gebarenspel- ballet La pazzia d `Orlando.

 

                            

Het schip van Bacchus

Giulio

Rospigliosi

      Sant`Alessio

Erminia sul

Giardano

Il Palazzo incantato

d`Atlante

  La pazzia d `Orlando

Kardinal

Mazarin

 

De Troades ontstond nog in 1640, maar in 1641, ten tijde van de Castro- oorlogen, was er geen tijd meer voor opera. Toen in 1642 de oorlog weer positief voor Urbanus verliep, gaf Antonio opdracht tot het maken van de opera Il Palazzo incantato d`Atlante, o la Guerriera amante ook wel Lealtà con valore geheten. Deze opera was een echte ‘zangersopera’ en vermoedelijk bedoeld om de talenten van Pasqualini -die inmiddels de bijnaam Malagigi had gekregen- te etaleren.

Na 1643 was er wederom geen tijd meer voor het theater vanwege de opnieuw ongunstig verlopende strijd en in 1644 overleed Urbanus. De familieleden moesten hun toevlucht zoeken in Frankrijk waar Mazarin al vanaf 1641 steeds meer Italiaanse muziek geïntroduceerd had en tevens had geprobeerd de beste musici aan de Barberini te ontfutselen. 

Na 1653 kon de familie (met famiglia) wel weer terugkeren naar Rome, maar was ze niet meer de machtigste in Rome. Zoals in mijn artikel over Christina van Zweden in Rome is aangegeven, hebben zij en kardinaal Antonio Barberini daarna nog lang samengewerkt op muziek gebied:  ze maakten veelal gebruik van dezelfde musici en zangers.

 

(1) Carlo Moretti da Recanati, Fabio Costantini en verschillende leden van de Cappella Pontificia: de tenor Francesco Ravano, de bas Bartolomeo Nicolini, de bas Girolamo Navarra, de tenor Francesco Bianchi, de tenor Simone Papi, de contra-alt Mario Savioni, de sopraan- castraat Gregorio Lazzarini

(2) Het gaat daarbij om datum/typologie/ plaats(en), opdrachtgever(s)/ uitvoerder(s)/ gedichten/ muzikale composities/ kunstenaars/deelnemers/ bronnen en bibliografie. Enige afbeeldingen zijn ook ontleend aan dit boek.

(3)De possessio is een plechtige processie van het Vaticaan naar de basiliek van San Giovanni in Lateranen, waarbij de paus werd gekroond als bisschop van Rome en tegelijk door de tocht symbolisch de stad in bezit nam.

(4) Hammond geeft een opsomming: Maffeo stichtte (vóór hij paus werd) de familiekapel in Sant Àndrea della Valle, als paus liet hij de St. Pieter voltooien, restaureerde de Lateraanse doopkapel, liet de Santa Bibicura herbouwen en het Carmelieten klooster van de Incarnatie ontwerpen waar zijn twee nichten en hun moeder in gingen. Antonio stichte o.a. Santa Maria della Concezione. Anna Colonna doneerde veel aan het Colonna klooster van Regina Caeli. Francesco was titulair kardinaal van Sant`Onofrio, Sant`Agata dei Goti enz. Op p. 148/49 van het boek staat een enorme opsomming van alle kerken waaraan bijdragen werden verleend. Antonio werd in 1629 aartspriester van de Santa Maria Maggiore.

(5)Belangrijk is te weten dat de Romeinse jezuïeten opera gebruikten als educatiemiddel. Er werd door hen geschoold in spelen, zingen, dansen en componeren. Dansen werden steeds meer een autonoom onderdeel in de opera, in de vormen van de Moresca en het Pastoraal dansen in het bos of bij de kust (boschereccia/ marittima/pesctoria)

(6)Rospigliosi was daarnaast ook Corago voor de Barberini, dwz. coördinator van alles wat er bij de productie van een opera kwam kijken.

 

 

  Terug naar de pagina Historie                  of de Homepage                    van Charlotte Anna Hansson