KURT WEILL (1900- 1950) en Lotte Lenya (1898-
1981)
1900
|
1910
|
1920
|
1930
|
1940
|
1950
|
Dl
is centraal keizerrijk maar overal nog kleine vorstendommen met veel invloed;
Beieren is officieel nog zelfstandig
|
WO
I
1914-
1918
|
1919
November-
revolutie;
economische
crisis Duitsland;
Hyperinflatie
1923
|
Dawesplan
(1924-29):
Roaring
Twenties
androgyne
vrouwen, kubisme
surrealisme,
etc.
|
Grote
depressie
(1929
e.v.)
|
Rijksdag
brand-
Hitler
aan de
macht
|
Jodenvervolgingen
vanaf 1933
WO
II (1939-1945)
|
Dl
bezet
door
geallieer-
den:
1945-
49
|
Vorming
BRD en DDR
|
Duitse Keizerrijk
|
Republiek van Weimar (1918- 1933)
|
Derde Rijk (1933-1945)
|
herstel
Dl./ periode van de Koude Oorlog
|
|
|
|
|
|
|
K.
Weill geboren: Dessau
|
Berlijn-
Lüdenscheid-
Leizpg-
Berlijn (bij Busoni); invloed Mahler, Stravinsky, Hindemith/ G. Kaiser
|
Berlijn:
huwelijk
Lotte
Lenya/samen-
werking
B. Brecht
|
Parijs-
Londen/
scheiding
|
New York (1935- 1950)
hertrouwd met Lotte Lenya
|
Kurt Weill gestorven:
New York
|
(lied)composities:
|
‘im
Volkston’/ religieuze thema`s
(Joodse
achtergrond)
|
Vrij-
tonale stijl
opera-
ballet- jazz-film; Zeitoper- Songspiel
|
The Playwrights`Company
(1935- 1940)-
Musicals (1940-1945)- Broadway
opera (1945-1950)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
I.Kurt Julian Weill
werd op 2 maart 1900 als derde van vier kinderen geboren in een
religieuze joodse familie in Dessau (Anhalt). Zijn vader Albert
was daar voorzanger in de plaatselijke synagoge en hij
componeerde ook liturgische muziek en gewijde motetten. Zijn moeder heette
Emma Ackermann. Vader Albert nam de kinderen regelmatig mee naar het
Hertogelijk Hof Theater. Op vijfjarige leeftijd begon Kurt met pianospelen en
twaalf jaar oud gaf hij in het stadhuis van Dessau al zijn eerste concert
met zelfgemaakte composities. Hij werd regelmatig ingehuurd als oefen-
pianist voor de operazangers van het Theater en gaf daarnaast les aan de
jongste dochter van Hertog Friedrich II.
Kurt studeerde aanvankelijk theorie
en compositie bij (de liberaal joodse) Albert
Bing, de kapelmeester van het Theater. Deze overtuigde hem er van dat
hij componist moest worden in plaats van ‘uitvoerder’. Hoewel Kurt acht
maanden voor het einde van WOI dienstplichtig werd, is hij nooit in dienst
geweest, vermoedelijk omdat hij student was. Dat hij op dat moment geld
verdiende voor het onderhoud van zijn familie wordt als niet zo
waarschijnlijk gezien (1).
Hij vertrok in 1918 naar de Hochschule für Musik in Berlijn,
waar hij compositieles kreeg van Engelbert
Humperdinck (Wagner-adept), contrapunt van Friedrich Koch (Mendelssohn-
adept) en koordirectie van Rudolf Krasselt. Kurt werd door de
revolutionaire studentenraad van de
Hochschule tot voorzitter gekozen, met de opdracht een nieuwe directeur te
zoeken in plaats van de conservatieve August Kretzschmar (2) en hij kwam
met de suggestie de bekende pianist en ‘impressionistische’ Ferruccio Busoni als zodanig te
benoemen. De chauvinistische studenten vonden deze echter niet Duits genoeg. Waarom Kurt zo snel daarna de
Hochschule verliet is niet geheel duidelijk: om financiële redenen, maar
misschien ook om iets meer van de wereld te zien.
|
|
|
|
|
|
|
|
de
ouders van Kurt
|
de
kinderen Weill
|
Paleis
Dessau- Anhalt
|
Albert Bing
|
een
jonge Kurt
|
Hochschule
für Musik
(Hanns
Eisler) Berlijn
|
Engelbert
Humperdinck
|
Busoni
en zijn masterclassleerlingen; links: Kurt Weill
|
Hij werd aanvankelijk, op uitnodiging
van Albert Bing, ‘répétiteur’ van
het operagezelschap van het voormalige Hof Theater in Dessau, maar
vanwege onmin met de muzikaal directeur vertrok hij naar het nieuwe
Stedelijke Theatergezelschap in Lüdenscheid waar hij (tijdelijk) dirigent
werd. Uiteindelijk keerde hij in 1920 terug naar Berlijn, waar hij leerling
werd van de eerder genoemde (Bach-)
Busoni, die nu aan de Preussische Akademie der Kunste een
masterclass voor jonge veelbelovende componisten gaf. Busoni was in die
tijd naarstig op zoek naar een nieuwe vorm voor de ‘aria’, in te bedden in
de opera. In de praktijk studeerde Kurt meestal bij Ferruccio`s vriend en
assistent Philipp Jarnach. Hij bleef er tot zijn diplomering in 1923,
terwijl hij zichzelf intussen op allerlei manieren in leven hield: van
orgelspelen in synagoges tot pianospelen in biertenten, het helpen van
studenten als Claudio Arrau, Nikolaos Skalkottas en Maurice Abravanel bij
hun lessen muziektheorie, en het leveren van muziekkritieken voor Der
deutsche Rundfunk.
In het begin van de jaren twintig
schreef hij een aantal werken, zoals de pantomime Zaubernacht en de
liederencyclus Frauentanz (Sieben Gedichte des Mittelalters,
opus 10) (3)
en rond 1925 werd hij, na een serie uitvoeringen in Berlijn en op
internationale muziekfestivals, erkend als een van de belangrijkste
componisten van zijn generatie, tezamen met Paul Hindemith en Ernst
Křenek.
Begin 1924 kwam hij in contact met
de expressionistische dramaturg Georg Kaiser. Bij een van zijn bezoeken aan Kaiser leerde hij
de actrice Lotte Lenya kennen. Met haar zou hij twee maal in het
huwelijk treden (zie II). Zij gingen wonen bij ‘Papa’ en ‘Mama’
Hassforth aan de Louisenplatz bij Charlottenburg.
Op een libretto van Kaiser ging in
1926 Kurt`s eerste opera, Der
Protagonist, in première. In de surrealistische –eenakter- opera Royal Palace, op een libretto van
Iwan Goll werd zijn stijl heel duidelijk: film en Amerikaanse dansmuziek
maakten er voortaan deel van uit. Voor het kamermuziekfestival in Baden-
Baden (1927), kort tevoren ontstaan dankzij Hindemith, kreeg Weill de
opdracht voor een eenakter. Op zijn zoektocht naar een libretto kwam
hij (opnieuw?) in aanraking met (de orthodox marxistische) Bertolt Brecht, dichter en zelf ook
componist (4). Een gevolg van hun samenwerking was de Kleine Mahagonny (officiële titel: Mahagonny
Songspiel). Omdat de
zangtechnische moeilijkheidsgraad van de liederen heel verschillend was,
kwam Brecht op het idee om de makkelijke vrouwenliederen (bijv. Alabama
Song) te laten uitvoeren door een actrice die ook kon zingen. En zo kwam
Weill op het idee Lotte Lenya in te schakelen. Haar stem was ‘prachtig
doorrookt en hoerig’ en ze had ‘de juiste proletarische achtergrond’. Het
werd een Succès de scandale.
Voor de opening van het Theater
am Schiffbauerdamm in Berlijn in 1928 vroeg Brecht hem om muziek te
componeren bij zijn Dreigroschenoper (een ‘Stück mit
Musik’: een gelijk aandeel van drama en muziek). De combinatie Brecht-
Weill werd hiermee in een klap wereldberoemd. Het Mahagonny Songspiel zou
daarna als basis dienen voor de grotere opera Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny, die in 1930 in Leipzig
in première ging. De stukken waren anti- burgerlijk, anti- kapitalistisch
en anti- oorlog gericht.
Omdat Brecht de rol van de muziek in
zijn politieke theater nogal beperkte en Weill daar steeds meer moeite mee
had, ging de laatste op zoek naar een andere partner. Hij kwam terecht bij
de decorontwerper Caspar Neher voor het libretto van zijn epische opera Die
Bürgschaft (1931) en
weer bij Georg Kaiser voor Der
Silbersee, geschreven in een ‘zeer verantwoorde stijl’, ‘geëigend voor
zijn serieuze onderwerpen’. In 1933
werden kort na de première van Der Silbersee, die een ballade direct
gericht tegen Hitler bevatte, verdere uitvoeringen hiervan én alle andere
muziek van Weill`s hand door de Nazi`s verboden en als ‘entartet’
bestempeld. Bij de boekverbranding in mei gingen zijn originelen
in vlammen op en kort daarop werd ook de vertoning van de populaire film
‘Die Dreigroschenoper’ verboden.
Direct na de machtsovername door
Hitler vertrok Weill met Lotte Lenya naar Parijs, waar zij al spoedig uit
elkaar gingen. In Parijs schreef hij o.a. –na een korte hernieuwde
samenwerking met Brecht- muziek voor ‘Die sieben Todsünden’, een ballet
met zang voor sopraan en mannenkwartet, voor George Balanchine’s gezelschap ‘Les Ballets 1933’.
Helaas vonden de Franse critici het
stuk maar niets. In 1934 vestigde Weill zich in het
dorp Louveciennes buiten Parijs en besloot, mede op aanraden van Milhaud,
Honegger en andere Franse vrienden, zich verre te houden van alle
rivaliteiten in het Parijse muzikale leven. Na zijn mislukkingen in
Frankrijk (en Engeland waar zijn Der
Kuhhandel/ A Kingdom for a Cow flopte) en door zijn uitsluiting van het
Duitse muziekleven was Weill bij het begin van WO II in Europa eigenlijk al
min of meer een vergeten man geworden.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Maurice
Abravanel
(latere
foto)
|
Roaring
Twenties
|
Paul
Hindemith
|
Ernst
Křenek
|
Georg
Kaiser
|
Brecht-
Weill: Mahagonny Songspiel
|
Bertolt
Brecht
|
Aufstieg und Fall der
Stadt Mahagonny
|
Lotte
Lenya
als
Jenny in de
Dreigroschenoper
|
In 1935 vertrok Weill met Lenya naar
New York, waar inmiddels ook Brecht terecht was gekomen, en werkte daar
samen met het Group Theatre en de toneelschrijver Paul Green aan de anti- oorlog musical Johnny Johnson. Door
de vriendelijke ontvangst in New York en in het besef dat het commerciële
theater meer mogelijkheden bood dan het traditionele operahuis, besloten
Weill en Lenya er te blijven, te hertrouwen en het Amerikaans
staatsburgerschap aan te vragen (5). Weill ging voor Broadway samenwerken
met Maxwell Anderson aan Kinckerbocker
Holiday en met de toneelschrijver Moss Hart en de liedjesschrijver Ira Gershwin, wat zijn eerste
hit Lady in the Dark (6) opleverde. Hierna volgden One Touch of Venus (1943) en nog veel andere musicals. Zijn
shows waren echt team- work: er moest met alles en iedereen (financiën,
uitgevers, publiek) rekening worden gehouden. De folk- opera Down in the Valley (1948) werd meer
dan honderd keer op scholen en wijkcentra door het hele land opgevoerd.
In december 1949 begon Weill aan een
musical naar Mark Twains Huckleberry
Finn, maar dat werk kon hij niet voltooien: op 3 april 1950 overleed
hij aan de gevolgen van een hartinfarct. Twee dagen later werd hij begraven
op de Haverstraw Cemetry in New York. Hoewel hij in 1947 nog
Europa en Palestina bezocht had, was hij nooit meer naar
Duitsland teruggegaan..
Men spreekt vaak over de ‘twee
Weills’: In Duitsland kende men zijn Amerikaanse werk niet en in de V.S. wist
men niets van zijn Europese stukken (7). Dankzij de inspanningen van Lotte
Lenya was er in de jaren daarna sprake van een zekere ‘Weill- renaissance’,
maar velen bleven sceptisch over zijn werk, deels vanwege de nadruk die er
nu werd gelegd op zijn samenwerking met Brecht en deels omdat men iemand die zoveel Broadway shows had
geschreven, moeilijk serieus kon nemen. Alleen Die Dreigroschenoper kon op ieders instemming rekenen.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Lexikon
der Juden in der Musik, im Auftrag der NSDAP
|
samenwerking
met
Paul Green
|
Kurt
Weill en
Ira
Gershwin
|
Kurt Weill en Lotte in
1942 New York
|
Lady in the Dark
|
Down in the
Valley
|
Lotte Lenya
|
Lotte in:
‘From Russia with love’
(1963)
|
Teresa
Stratas
|
Gedenkteken
mmv.KWF
for
Music
(2014)
in NY
|
II.Lotte Lenya, werd in
1898 te Wenen geboren als Karoline Wilhelmine Charlotte Blamauer. In
1914 vertrok ze naar Zürich, min of meer op de vlucht voor haar
drankzuchtige vader en het bekrompen milieu. Ze kreeg er de kans danseres
te worden, hoewel ze er regelmatig een bijbaantje als ‘courtisane’ had. In
1921 vertrok ze naar Berlijn in de hoop verder carrière te maken als
zingende danseres.
In 1924 maakte ze kennis met Kurt
Weill, waarna in 1926 hun huwelijk volgde. In 1927 zong ze de rol van
Jessie in het Mahagonny Songspiel. Ze was met haar onnavolgbare (ongetrainde)
sopraanstem een buitenbeentje in de operacast en nooit zeker van een plaats,
totdat ze de rol van Jenny in Die
Dreigroschenoper creëerde. Hierna begon haar theater- en filmcarrière.
Ze trad meestal op in werken van Weill`s hand, maar ook in stukken van
Wedekind en Karlheinz Martin. Hoewel ze in 1933 al gescheiden waren,
componeerde Weill voor haar de rol van Anna I in Die sieben Todsünden. Toen zij in 1935 naar New York gingen,
kwam het tot een verzoening en het jaar erop hertrouwden ze. Na het succes
van Lady in the Dark kochten ze
Brook House in Rockland County, New York. Ze nam een aantal liederen van
Weill op op de plaat, steunde de oorlog met uitvoeringen voor de Voice of
America en het Office of War Information en trok zich terug van het toneel
na minachtende opmerkingen over haar uitbeelding van de ‘Duchess’ in The Firebrand of Florence.
Na Weill`s dood in 1950 wilde ze
eigenlijk niet optreden op een herdenkingsconcert in de Town Hall, maar het
bleek een groot succes. Daarom werd het gebeuren daarna bijna jaarlijks
herhaald tot 1965. In 1951 speelde ze een rol in Broadway in Anderson's Barefoot in Athens en
trouwde vervolgens met de schrijver/ uitgever George Davis. Hij haalde haar over
de rol van Jenny in (aangepaste versies van) The Threepenny Opera te
spelen, waarvoor ze een Tony Award kreeg. Hierna trad ze bijna alleen nog
maar op in stukken van Weill. Hoewel haar stem nu bijna een octaaf lager
was geworden, maakte ze opnames van de Berlin Theater
Songs, Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny, Johnny Johnson, Happy
End, Die Dreigroschenoper, Die sieben Todsünden, en de American
Theater Songs.
Ze keerde terug naar Duitsland op
zoek naar Weill`s verdwenen bladmuziek, om zijn rechten te beheren en om er
weer op de planken te staan. In 1957 overleed George Davis plotseling,
waarna Lotte zich nog meer bezig ging houden met Weill`s erfenis. In 1962
trouwde ze met de kunstenaar Russell
Detwiler die zeven jaar later, op 44-jarige leeftijd, stierf.
In de twintig jaar na Weill`s dood
pakte Lenya haar internationale carrière als zangeres, danseres en als
specialist in het Brecht- theater weer op. Ze trad ook op in verschillende
t.v- specials gewijd aan Weill`s muziek en in de film (From Russia with
Love, Mutter Courage, Cabaret, enz.). In 1962 richtte ze de Kurt Weill
Foundation op en in 1969 ontving ze van de West- Duitse regering de Orde
van Verdienste. In 1971 trad ze op in het Holland Festival. Op 77-jarige
leeftijd wilde ze nog een aantal van Weill`s werken in première laten gaan
op het Festival van Berlijn (1975), maar moest door ziekte afzeggen. Op 27
november 1981 overleed Lotte aan kanker. Ze werd in New York
naast Kurt Weill begraven. De zangeres Teresa Stratas werd haar opvolgster
in de Weill Foundation.
Uitvoeringen:
Van
de liederen van Weill/ Weill en Brecht bestaan heel veel verschillende
uitvoeringen. Pay- Uun Hiu gaf in haar artikel aan ‘dat er bij de meeste
interpretaties (van de klassiek geschoolde zangeressen Anne Sofie van
Otter, Cathy Berberian, Teresa Stratas en van anderen als Jasperina de
Jong, Marianne Faithfull) iets ontbreekt dat Lotte Lenya en Gisela May wel hadden:
het waren ‘zingende actrices’,
(‘vamps’)”.
Zie http://www.musiques-regenerees.fr/ExilBerlin/WeillKurt/kwChrono.html
voor chronologie, uitvoerders, samenvattingen, opnames enz.
Voor een overzicht van alle momenteel
bestaande/verkrijgbare liederenbundels, zie: http://www.kwf.org/pages/ww-currently-available-published-songbooks.html#album:
1.Ballade von der sexuellen Hörigkeit und andere
Songs (formerly Song Album). German. Universal Edition
2.Brecht-Weill Song Album. German. Universal Edition.17105
3.Kurt Weill- from Berlin to Broadway
4.Kurt Weill-Broadway and Hollywood. English. Hal Leonard.
5.Songs from Die Dreigroschenoper. German. UE
6.Threepenny Opera--Vocal Selections. English Blitzstein.
7.Vocal Selections: Lost in the Stars. English. Warner.
8.The Unknown Kurt Weill. German, French, English. European American Music
(EA 493).
9.Kurt Weill Songs: A Centennial Anthology. Vol. 1-2. German, French,
English. Warner Bros. (Hal Leonard)
10.Unsung Weill. English. European American Music
11. Sechs Stücke aus dem Silbersee
Van
enige bundels is hier de exacte inhoud geheel onderaan in de tabel
opgenomen; met wat speurwerk is van de meeste liederen zo wel een uitgave
te vinden.
Liederen/ Liederenbundels:
Liederen t/m
Weills verblijf in Europa (o.a. vermeld in New Grove, zonodig aangevuld
met The Unknown Kurt Weill); niet compleet overzicht
|
tekst
van:
|
in 2: in 8:
|
Liederen na
vertrek uit Europa (New Grove aangevuld met The Unknown Kurt Weill)- tot
1944 en Kurt Weill From Berlin to Broadway (3); niet
compleet overzicht
|
tekst
van:
|
in 2:in 8:
|
ca.1913
|
Reiterlied
|
H.
Löns
|
|
1938
|
2 chansons pour L`opera
de quat’ sous
|
Y.
Guilbert
|
|
ca.1915
|
Volkslied
|
A.Ritter
|
|
1938
|
2 Folksongs of the New
Palestine:
Havu
l'venim en Baa M'nucha
|
traditioneel
|
|
ca.1915
|
Im
Volkston
|
A.Holz
|
|
1939
|
Nanna`s
Lied (nooit door Lotte L. gezongen!)
|
B. Brecht
|
x
|
ca.1918
|
Das schöne Kind
|
onbekend
|
|
1939
|
Stopping by Woods on a
Snowy Evening
|
R. Frost
|
|
1941
|
My Ship (uit Lady In The
Dark)
|
Y. Gershwin
|
x (in 3)
|
1921
|
Die Bekehrte
|
J.v.Goethe
|
|
1942
|
Song of the Free
|
A.MacLeish
|
|
1921
|
Rilke lieder
|
R.M.
Rilke
|
|
1942
|
4 Songs of Walt Whitman:
Beat! Beat! Drums!
Come Up from the Fields,
Father; Dirge for Two Veterans; O Captain! My Captain!
|
Walt Whitman
|
|
1923
|
Frauentanz
(gewijd aan Lotte Lenya)
|
|
|
1943
|
Und
was bekam des Soldaten Weib?
|
B.
Brecht
|
x
|
1925
|
Klops-
Lied
|
Folkrhyme
|
|
1943
|
Speak Low- opgenomen in
One Touch of Venus
|
Ogden
Nash
|
(in
3, 9) x
|
1928
|
Berlin
im Licht- Song (slow-fox)
|
K.Weill
|
|
1942-
44
|
Songs for War Workers:
Propaganda Songs: Schickelgruber (= Hitler) (= no 2)
Buddy on the Nightshift
(= no 5)
|
H.
Dietz
|
x
|
O.Hammerstein
|
|
1928
|
Das
Lied von den braunen Inseln
(uit
‘The Oil Islands’ van Feuchtwanger)
|
L.Feucht-
wanger
|
|
1944
|
Wie
lange noch? N.B. de melodie is die
van Je ne t`aime pas (1934)-hergebruikt door het ‘Office of War
Information’
|
W.Mehring
|
x
|
1928
|
Mahagonny-
Songspiel:
Alabama- Song
|
B.Brecht
|
x
|
|
1928
|
Dreigroschenoper:
Moritat; Seeräuberjenny;
Barbara- Song; Kanonen-
Song; Ballade vom angenehmen Leben
|
B.Brecht
|
x
|
In
en na WO II heeft Weill, zoals boven reeds gemeld, nog verschillende
ongenoemde opera`s, als The Firebrand of Florence (1945), Street Scene
(1947) en Love Life (1948) gecomponeerd. Persoonlijk ben ik echter meer
geïnteresseerd in zijn oudere werken.
|
1928
|
Die
Muschel von Margate (Petroleum-Song)
|
F.Gasbarra
|
|
1949
|
Lost In The Stars (uit
Lost In The Stars)
|
M.Anderson
|
x (in 3)
|
1929
|
Happy End: Surabaya- Johnny; Bilbao- Song
Was
die Herren Matrosen Sagen;Der Song von Mandeley
|
B. Brecht
|
x
|
|
|
|
1933
|
Der
Abschiedsbrief
|
E.
Kästner
|
x
|
|
|
|
1933
|
Fantômas
|
R.
Desnos
|
|
|
|
|
1933
|
Es
regnet
|
J.Cocteau?
|
|
|
|
|
1934
|
Complainte
de la Seine
|
M.
Magre
|
x
|
|
|
|
1934
|
Je
ne t`aime pas
|
M.
Magre
|
x
|
|
|
|
1935?
|
Youkali-
Tango Habanera (WOII lied verzet)
|
R.Fernay
|
x
|
|
|
|
1936
|
The Fräulein and the
Little Son of the Rich
|
R. Graham
|
|
|
|
|
|
x/ x of x(?) : wordt zeker of waarschijnlijk opgenomen op mijn
repertoire; x: reeds onderdeel van mijn repertoire
|
Ad 2.: Brecht-Weill Song
Album for voice and piano/guitar: Moritat Dreigroschenoper; Seeräuberjenny-
Dreigroschenoper; Alabama-Song - Mahagonny; Surabaya-Johnny - Happy End;
Barbara Song - Dreigroschenoper; Bilbao-Song- Happy End; Was die Herren
Matrosen sagen- Happy End; Kanonen- Song - Dreigroschenoper; Der Song von
Mandelay - Happy End; Ballade vom angenehmen Leben – Dreigroschenoper
Ad 8.: The Unknown
Kurt Weill: A Collection of 14 Songs as Sung by Teresa Stratas: 14 art songs dating from 1925 to 1944 as masterly performed by Teresa Stratas on the
Nonesuch record. Includes: Der
Abschiedsbrief Berlin im
Licht-Song; Buddy on the Nightshift; Complainte de la Seine; Es regnet; Je
ne t' aime pas; Klops Lied; Das Lied von den braunen Inseln; Die Muschel
von Margate; Nanna’ Lied; Schickelgruber; Und was bekam des Soldaten
Weib?; Wie lange noch?; Youkali
|
Ad 9. Kurt Weill
Songs: A Centennial Anthology, deel 1: Alabama song ; All at once ;
Apple jack ; As long as I love ; Auf nach Mahagonny ; Der Bäcker
backt ums Morgenrot ; Ballad of the robbers ; Ballade vom angenehmen
Leben ; Ballade von Cäsars Tod ; Ballade von der sexuellen Hörigkeit
; Barbara Song ; Berlin im Licht ; Big Mole ; Bilbao song ; A boy like
you ; The catfish song ; Come in, mornin' ; Complainte de la Seine ;
Dance around the golden calf ; David's Psalm; Denn wie man sich bettet,
so liegt man; Dirge for a soldier; Don't look now ; Economics ; Les
filles de Bordeaux ; Foolish heart ; Girl of the moment ; Le grand
Lustucru ; Green-up time ; Here I'll stay ; How can you tell an American?
; How much I love you ; Ich bin eine arme Verwandte ; If love remains ;
I'm a stranger here myself ; Is it him or is it me? ; It never was you;
J'attends un navire; Je ne t'aime pas ; Kanonen Song ; Können einem
toten Mann nicht helfen ; Kraniche-Duett ; Liebeslied ; Lied von den
braunen Inseln ; Lied von Schlaraffenland ; The little gray house ;
Lonely house ; Lost in the stars ; Lotterie agents; Tango ; Love song ;
Mack the Knife ; March to Zion ; Marterl; Matrosen-Tango; May and January
; Mile after mile ; Mon ami, my friend ; Moon-faced, starry eyed ;
Moritat vom Mackie Messer ; Mr. Right ; Die Muschel von Margate ; My ship
; My week
|
Deel 2 : The Nina,the Pinta, the Santa Maria; Nur die
Nacht darf nicht aufhör'n; Oh, heart of love;Oh, the Rio Grande;The
one indispensable man; One life to live; One touch of Venus ; Our ancient
liberties ; Pirate Jenny ; The princess of pure delight; The promise; A
rhyme for Angela; The right guy for me ; River chanty ; Le roi d'
Aquitaine ; The saga of Jenny; The scars ; Seeräuberjenny ;
September song ; Sing me not a ballad ; Song der beiden Verkäuferinnen
; Song of Miriam ; Song of Ruth ; Song of the free ; Song of the
Rhineland ; Speak low ; Stay well ; Surabaya-Johnny ; Susan's dream ;
That's him; There'll be life, love, and laughter; There's nowhere to go
but up ; This is new ; This is the life ; This time next year ; Thousands
of miles ; To love you and to lose you ; To war! ; Tschaikowsky (and
other Russians) ; Le train du ciel; Trouble man; The trouble with women;
Two hearts;Vorstellung des Fliegers Lindbergh; Washington Irving's song ;
We are cut in twain ; We'll go away together ; Westwind ; What good would
the moon be? ; Will you remember me; Wooden wedding ; Youkali ; Young
people think about love ; You're far too near me ; Zu Potsdam unter den
Eichen.
|
Ad 3: Kurt Weill:
from Berlin to Broadway: Mack the knife (Threepenny Opera- 1928); The
Bilbao song; Surabaya Johnny (Happy End- 1929); Alabama song (The rise
and fall of the city of Mahagonny- 1929); Listen to my song; Mon ami, my
friend (Johnny Johnson- 1936); It never was you; September song; There's nowhere
to go but up (Knickerbocker holiday- 1938); My ship; The saga of Jenny;
This is new (Lady in the dark- 1941); Speak low (One touch of Venus-
1943); Sing me not a ballad (The Firebrand of Florence- 1945); A boy like
you; What good would the moon be (Street scene- 1947); Green-up time;
Here i'll stay; love song; Susan's dream (Love life- 1948); Little grey
house; Lost in the stars; Stay well; Trouble man (Lost in the stars-
1949)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Bronnen:
Geschreven:
David Drew, Kurt Weill, in: The New Grove Dictionary of Music
& Musicians, London, 1995
Ronald Sanders, The days grow short, The Life and
Music of Kurt Weill, London, 1980
Jürgen Schebera, Kurt Weill, an illustrated life,
Yale University U.S., 1995
David Farneth, Elmar Juchem en Dave Stein, Kurt
Weill, A Life in Pictures and Documents, London, 2000
Lys Symonette, The Unknown Kurt Weill, A
Collection of 14 Songs as sung by Teresa Stratas, New York, 1982
Donald
Spoto, Lotte Lenya, een leven, De Geus, Breda 1993
Pay-
Uun Hiu, Geslapen met Weill, gegeten met Brecht, Op zoek naar de erfgename
van Lotte Lenya; artikel Volkskrant 30 oktober 1998 p.27
Websites:
wikipedia
http://www.kwf.org/ (Kurt Weill Foundation)
http://www.kwf.org/pages/music-scores.html
http://www.songwritershalloffame.org/songs/C78
: lijst van al zijn liederen
http://www.musiques-regenerees.fr/ExilBerlin/WeillKurt/kwChrono.html
http://kurt-weill-fest.de/pages_d/kwz_4_0_0_0.html : Kurt Weill Zentrum Duitsland
Dit artikel is voor het laatst bijgewerkt op 10
februari 2017
|