DARIUS MILHAUD (1892- 1974)
De
geboorteplaats van Darius Milhaud was officieel Marseille (1), maar hijzelf
beschouwde Aix- en- Provence als zodanig. Hij werd geboren op 4 september
1892, in een gegoed en muzikaal Provençaals- joods gezin. Vanaf zijn 7de
jaar kreeg hij vioolles en hij schreef zijn eerste composities in 1905. Hij
raakte op school bevriend met de (in de oorlog gesneuvelde) dichter Léo Latil, en via hem met de dichter/
criticus Francis Jammes, en met
de joodse schrijver Armand Lunel.
Deze schreef later voor hem de libretto`s van diverse opera`s.
In
1909 begon hij in Parijs aan het conservatorium met een vioolstudie, maar
drie jaar later stapte hij over naar compositie. Hij kreeg les van leraren
als André Gédalge (contrapunt), Charles- Marie Widor (compositie),
Vincent d`Indy (directie) en Paul Dukas (orkestratie). Hij maakte er kennis
met Arthur Honegger en Jacques Ibert.
|
|
|
|
|
|
|
|
Milhaud
met zijn ouders in L`Enclos, Aix- en- Provence
|
Léo Latil, Lettres
d`un Soldat
|
Francis
Jammes
|
Armand
Lunel
|
André
Gédalge
|
Charles-
Marie Widor
|
Arthur
Honegger
|
Jacques
Ibert
|
Milhaud
ontleende zijn muzikale inspiratie onder andere aan Couperin, Rameau,
Berlioz, Gounod, Bizet, Chabrier, Stravinsky en Satie, maar ook aan Claude
Debussy en de componist en
muziekpedagoog Charles Koechlin (2). Daarnaast
beïnvloedde ook de muziek van de jonggestorven Albéric Magnard (3) en Guillaume Lekeu hem. Van Wagner en
César Franck was hij afkerig.
In
1912 begon zijn vriendschap met de dichter Paul Claudel die zijn
muzikale leven zeer zou beïnvloeden. Milhaud werd in WO I op medische
gronden afgewezen voor militaire dient: hij had reumatische artritis die
hem uiteindelijk in een rolstoel deed belanden. Claudel die behalve dichter
vooral diplomaat was, nam hem in 1916 mee als attaché van de Franse
ambassade naar Rio de Janeiro, waar hij de Braziliaanse volksmuziek leerde
kennen.
|
|
|
|
|
|
|
|
Claude
Debussy
|
Charles
Koechlin (zie
ook
Poulenc)
|
Albéric
Magnard
|
Guillaume
Lekeu
|
Eric Satie
|
Paul
Claudel
|
Milhaud,
Claudel
en
Henri Hoppenot in Rio (Brazilië)
|
Groupe de Six
|
Mihaud`s
eerste belangrijke werken waren de incidentele muziek bij Claudel`s
‘Protée’ (1913-1919) en de opera ‘La brebis égarée’ (1910-1915) op een
libretto van Jammes. Omdat hij niet in dienst hoefde, kon hij verdergaan
met het componeren van ‘Les choëphores’ waarin hij bitonaliteit,
polytonaliteit en later ook polyritmiek als de norm van zijn harmonische
taal vastlegde.
Eind
1918 kwam Milhaud naar Frankrijk terug waar hij contact kreeg met de Groupe de Six. Hun werken werden
regelmatig uitgevoerd in de Salle Huyghens (de studio van de schilder Émile
Lejeune) onder leiding van Félix Delgrange en, zoals we al in de biografie
van Francis Poulenc zagen, in het Théâtre du Vieux Colombier door toedoen
van de mezzosopraan Jane Bathori,
die veel premières van zijn liederen
zong. De (mezzo)sopraan Madeleine
Grey (geboren: Madeleine Nathalie Grumberg) vertolkte ook veel van
Milhaud`s liederen. Van Madame Jeanne- Charles Lacoste, aan wie hij diverse
werken opdroeg en die zijn liederen ook zong heb ik (nog) geen gegevens
gevonden (4).
|
|
|
|
|
|
|
Jane
Bathori
|
Madeleine
Grey
|
Milhaud
dirigeert La Création du monde
|
Darius
trouwde in 1925 met zijn nicht Madeleine
|
Christophe
Colomb op tekst van Claudel
|
Het
Huis van Milhaud in Parijs
|
Madeleine,
Darius en hun zoon Daniel (l.)
|
De
groep viel snel uit elkaar, maar niet voordat ‘Le boeuf sur le toit’ (1919)
tot stand kwam en ‘Les mariés de
la tour Eiffel’ (een gezamenlijke compositie uit 1921). Het toch vrij
conventionele ‘La brebis égarée’ veroorzaakte een rel toen het werd
opgevoerd in de Opéra- Comique in 1923 en de liederen cycli ‘Machines
agricoles’ en ‘Catalogue de fleurs’ werden niet goed begrepen door de
critici. In Londen hoorde hij in 1920 voor het eerst jazz muziek van Billy
Arnold en in 1922 ging hij op tournee naar de VS, waarna hij in 1923 het
ballet ‘La création du monde’
componeerde en later nog twee andere balletten.
Hoewel
hij in de jaren `20 als een revolutionair en ‘enfant terrible’ werd
beschouwd, geloofde Milhaud niet in revolutie, maar in de ontwikkeling en
uitbreiding van de traditie: ‘Ieder werk is niet meer dan een schakel in
een keten’.
In
1925 trouwde hij met zijn nicht Madeleine
die actrice en librettiste was. In hetzelfde jaar componeerde hij ‘Les Malheurs
d`Orphée’ en vlak daarna nog diverse andere korte kameropera`s voor kleine
bezetting. ‘Christophe Colomb’
(1928) daarentegen werd een grootse opera met verwijzingen naar het Griekse
koor, middeleeuwse mystiek, Wagneriaans ‘leitmotif’ en filmscènes er in. In
1930 kwam het stuk in Berlijn succesvol op de planken, maar werd daarna
meer dan dertig jaar niet overgenomen door andere theaters, waarna Milhaud
het eind jaren `60 drastisch herzag.
In
de jaren `20 en `30 componeerde hij bijzonder veel, maar reisde ondertussen
ook vaak naar onder andere Rusland, Syrië,
Sardinië en Spanje. Ook kwam hij regelmatig als dirigent en pianist
naar de festivals van Venetië en Florence. Zijn muzikale horizon werd
steeds breder: hij ging componeren voor kinderen en amateurs, voor de film
en voor het toneel.
|
|
|
|
|
|
|
|
Kurt
Weill
|
Lotte
Lenya
|
Pierre
Monteux
|
Mills
College Oakland waar hij ook na de oorlog nog lesgaf
|
Milhaud
en leerlingen.
Rechts:
Lily Pons
|
Mills
1944: met Stravinsky en Nadia Boulanger
|
Dave
Brubeck in Mills
|
In
1940 zou zijn opera Medée, op tekst van zijn vrouw, net opgevoerd worden in
de Parijse Opera toen de Duitse invasie begon, de Fransen zich al snel overgaven
en het Vichy bestuur werd gecreëerd. De bezetting van Parijs was voor
Milhaud het teken om met vrouw en 10-jarig kind te vertrekken nu het nog
kon. Door de uitnodiging van de Chicago Symphony een nieuw werk te komen
dirigeren, kregen zij allen een visum. Op de kade van New York werden zij
ontvangen door Kurt Weill en zijn vrouw Lotte Lenya. Milhaud`s vriend, de
Frans- Joodse dirigent Pierre Monteux die toen de San Francisco Symphony
leidde, bezorgde hem een baan als leraar compositie aan het Mills College in Oakland,
Californië. Madeleine gaf ondertussen les aan Amerikaanse studenten over
‘de Fransen’ en ‘het Franse theater’.
Na
de oorlog keerde Milhaud weer naar Frankrijk terug en doceerde hetzelfde
vak ook aan het Parijse conservatorium.
Vanaf toen gaf hij afwisselend les in Europa en Amerika (waar hij in
de zomer tevens werkte op de Aspen Music School en Festival in Colorado).
Daarnaast reisde hij begin jaren `50 naar Israël om zich in te leven in de
compositie- opdracht van de opera ‘David’. Ondanks zijn handicaps bleef hij
tot na zijn 70ste levensjaar componeren en lesgeven. In 1971
echter dwong zijn gezondheid hem zijn werk aan het Mills College op te
geven en naar Genève te verhuizen. De cantate ‘Ani maamin, un chant perdu
et retrouvé’ schreef hij nog voor het Festival van Israel (1973).
Milhaud
overleed op 22 juni 1974 in Genève en hij werd –volgens zijn wens- begraven
op het kerkhof Saint- Pierre in Aix- en –Provence in ‘de joodse hoek’.
Madeleine stierf meer dan dertig jaar later in 2008, in haar 106de
levensjaar. Zij werd naast haar man begraven.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Alice
Esty-
sopraan
|
Janine
Micheau-
sopraan
|
Doda
Conrad-
bas
|
Steve
Reich
|
Darius
Milhaud en Aaron Copland, Tanglewood 1949
|
Iannis
Xenakis
|
Karlheinz
Stockhausen
|
Paul
Collaer, vriend van Milhaud
|
Jane
Hohfeld Galante
|
Enige
van zijn leerlingen waren: Burt Bacharach, Dave Brubeck, Steve Reich, Allan
Pettersson, Karlheinz Stockhausen en Iannis Xenakis. Alice Esty, Janine
Micheau en Doda Conrad behoorden
tot de belangrijke uitvoerders van zijn werk na de oorlog.
Milhaud
schreef een autobiografie ‘Ma vie heureuse’. Paul Collaer, die zelf nooit in de Verenigde Staten is geweest,
schreef in 1947 het eerste ‘alomvattende’ boek over Milhaud. De pianiste Jane Hohfeld Galante (1924- 2010)
die meer dan zestig jaar werken van o.a.
Milhaud uitvoerde, heeft dit boek vertaald en uitgegeven met een
gereviseerde catalogus.
Milhaud
componeerde meer dan 400 werken ( 5) op het gebied van opera,
symfonische muziek, kamer- en vocale muziek, waaronder bijna 200 liederen,
inclusief 70 sololiederen met pianobegeleiding (6).
Tussen
1910 en 1919 was 72% van zijn composities vocaal, terwijl dat tussen 1920
en 1929 43 % was. De New Grove meent, net als Barbara Kelly (zie bronnen),
dat een groot deel van zijn ‘blijvende waarde’ muziek werd geschreven toen
Milhaud nog betrekkelijk jong was en dat zijn beste werk waarschijnlijk
dateert uit de periode vóór het uitbreken van WO II. ‘Daarna nam de
kwaliteit af: de oorlog sneed hem af van zijn thuisland, maar vooral van
zijn belangrijkste inspiratiebronnen: het platteland van de Provence en
zijn Joodse ‘erfenis’, hoewel Milhaud meer ‘Teutoons’ dan ‘Gallisch’ in
zijn sympathieën was.
P.
Bernac noemt Milhaud (en enige van zijn liederen) alleen op in zijn
overzicht van ‘other composers’ en spreekt – zegt hij- hier geen oordeel mee uit over de
kwaliteit van zijn liederen. G. Johnson neemt wel enige liederen van hem op
maar geeft aan dat Milhaud`s
composities voor een zanger nogal ‘intimiderend’ kunnen zijn en ‘niet
uitnodigend’ in druk. ‘Ze lijken
meer voor een instrument geschreven dan voor een zanger en de (niet
makkelijke) begeleidingen halen lang niet altijd het beste uit de
mogelijkheden van het instrument. Milhaud lijkt zelden stemadvies gekregen
te hebben van een zanger. Soms vergeet hij bij het componeren dat een
zanger ook moet kunnen ademen. Zijn cycli zijn daarnaast te groot om als
geheel uitgevoerd te kunnen worden. Poulenc kon tijdens zijn werk steunen
op het advies van Pierre Bernac, maar Milhaud had niet zo`n zanger in zijn
naaste omgeving. Daarnaast was het voor hem uitkijken bij het op muziek
zetten van proza’. Aldus het commentaar van Johnson die daarnaast zijn onvermoeibare vernieuwingsdrift
prijst en er voor pleit dat Milhaud`s liederen vaak gaan worden uitgevoerd
door goede zangers zodat men aan de klank went.
In
onderstaand overzicht is een uitgebreide selectie van de solo- liederen met
pianobegeleiding voor de stemsoort
M(ezzo)/ A(lt) opgenomen. Veel solo- liederen hebben naast een piano-
ook een orkest- begeleiding. Betrekkelijk veel werken zijn officieel
geschreven voor de M- ligging, maar de ligging is regelmatig ‘aan de hoge
kant’. Op een paar uitzonderingen na zijn de meeste liederen geschreven en
geschikt voor een uitvoering door zowel mannen als vrouwen.
Durand,
Salabert en Eschig hebben gezamenlijk een catalogus uitgegeven waarin staat
bij wie welke werken van Milhaud zijn uitgegeven. Voor uitvoeringen van
zijn liederen, zie noot 7.
|
|
|
|
Salabert (1) , Mélodies et
Chansons, Collection ‘Compositeurs du XX ième
siècle’, 1991
|
Salabert, Mélodies et chansons
Intégrale,
2009
|
Gezamenlijke
Catalogus
Milhaud:
Durand,
Salabert, Eschig
|
Jaar
|
Opus
nr.
|
Titel lied/
cyclus
|
Op tekst van:
|
Opgedragen
aan en/of in opdracht van:
|
Commentaar:
|
Stem
soort
|
Uitgave bij:
|
Beoordelingen:
|
John.
|
Cl.
|
Ik:
|
1910-12
|
1
|
Poèmes
de Francis Jammes
|
F.Jammes
|
|
|
|
Niet
gepubliceerd*
|
|
|
|
1910-16
|
2
|
3
Poèmes de Léo Latil
|
L.Latil
|
|
|
|
Niet
gepubliceerd*
|
|
|
|
1912
|
6
|
Poèmes
de Francis Jammes
|
F.Jammes
|
|
|
|
Niet
gepubliceerd*
|
|
|
|
1912-13
|
7
|
7
Poèmes de la connaissance de l`est : 1.La nuit à la véranda(h) 2.Décembre 3.Dissolution 4. Ardeur 5. Tristesse de
l`eau 6. La descente 7. Le point
|
P.Claudel
|
A.Lunel:1-2-4- 5 -7; F.
Jammes:3; Madame J. Ch. Lacoste: 6
|
Johnson:
1= Chinees/ Debussy geïnspireerd; ‘diep kath. religieuze woorden door een
Jood gezet’- ‘matige composities’
|
s/m
|
Salabert (1)
|
|
|
|
1913
(ger.31)
|
9
|
Alissa, Song Cycle for
soprano and piano
|
A.Gide
|
C.Lagouarde
|
Johnson:
half melodisch/ half spreekstijl; ‘Collaer
vergelijkt het met Monteverdi`s
Lamento d`Arianna’
|
m
|
Heugel
|
|
M
|
|
1913
|
10
|
Trois poèmes en prose de
Lucile de Chateaubriand: 1.L`aurore, 2.Á la lune, 3.L`innocence
|
Chateau-
briand
|
1..Latil 2. Madame Ch. Lacoste 3. Lunel
|
Collaer
(Cl): elegant, blij werk. Accent op eerste lettergreep woord
|
m
|
Salabert (1)
|
|
|
|
1914
|
20
|
Quatre poems de Léo Latil:
1. L`abandon 2.Ma douleur et sa compagne 3.Le rossignol 4.La tourterelle
|
L. Latil
|
À
la memoire de Maurice de Guérin
|
Johnson:
een van zijn beste cycli. Le
rossignol en La tourterelle zijn zeer lyrisch; Collaer : idem
|
m
|
Durand
|
E.
|
E
(3)
|
|
1914
|
22
|
Poème
du Gitanjali
|
Tagore/
Gide
|
Léo
Latil
|
|
m
|
Fr.
De Mus.
|
|
|
|
1915
|
27
|
D`un
cahier inédit du journal d`Eugénie de Guérin (noot): 1. Cette promenade avec toi 2. Nous volià donc
exilés 3.A mesure qu`on avance Paris
|
Onbekend
?
|
Léo Latil
|
Johnson: veel
polytonaliteit
|
m
|
Combre
|
|
|
|
1915
|
30
|
Deux poèmes d`amour:
Amour mon coeur languit, Paix mon coeur
|
R.Tagore
|
Madame Ch. Koechlin et
J.
Herscher
|
|
m
|
Schirmer
|
|
|
|
1915
|
31
|
Deux poems de Coventry Patmore:
Le depart, L`azalée
|
(vert.
P.
Claudel)
|
Bathori
|
|
m
|
Heugel
|
|
|
|
1916
|
34
|
Poèmes juifs: 1.Chant de
Nourrice, 2.de Sion,3. de Laboureur, 4.de la Pitié, 5.de Résignation,
6.d`Amour, 7.de Forgeron, 8. Lamentattion
(joods)
|
onbekend
|
veel
verschillende personen
|
Johnson:
te veel voor uitvoering van hele cyclus, maar een keuze eruit maken is
goed idee
|
a/m
|
Eschig
|
M/E
|
E
|
E=2,
4+5,7
|
1917
|
44
|
Chansons
bas de Stéphane Mallarmé: Le savetier, La marchande d`herbes aromatiques
(en nog veel andere handelaren)
|
Mallarmé
|
Mrs.
Audrey Parr
|
Johnson:
lied miniatuur
|
m
|
Eschig
|
|
|
|
1918
|
51
|
Deux petits airs:
Indomptablement a dû; Quelconque une solitude
|
Mallarmé
|
Vera
Janacopoulos
|
|
m
|
Eschig
|
|
|
|
1919
|
55
|
Les
soirées de Petrograde: I. L`ancien régime II. La révolution
(2x
6 liederen)
(vaak
door bariton gezongen)
|
R.
Chalupt
|
Valentine
Gross
|
Johnson:
het oude St. Petersburg versus het nieuwe Petrograd; Russische
vluchtelingen in Parijs hadden veel moeite hiermee!. Collaer: lijkt op
Mussorgsky/ Monteverdi
|
m
(b)
|
Durand
|
|
M
|
|
1919
|
56
|
Machines Agricoles: La
Moissonneuse Espigadora
La Faucheuse, La Lieuse, La Déchaumeuse =Semeuse=Enfouisseuse
(Samendrillmaschine)
La Fouilleuse=Draineuse, La Faneuse
|
Woorden
uit
catalogus
|
Cocteau,
Durey, Poulenc, enz.
|
|
m
|
U.E
|
|
M
|
|
1920
|
59
|
Trois
poems de Jean Cocteau: Fumée, Fête de Bordeaux, Fête de Montmartre
|
J.Cocteau
|
Eric
Satie
|
|
s
|
Eschig
|
|
|
|
1920
|
60
|
Catalogue
de Fleurs (zie: http://scholarcommons.sc.edu/cgi/viewcontent.cgi?article=3633&context=etd
) La
violette,Le bégonia
Les fritillaires,Les
jacinthes,Les crocus, Le brachycome, L'eremurus
|
Lucien
Daudet
|
À
la mémoire de Fauconnet
|
|
m
|
Durand
|
|
M
|
|
1921
|
73
|
Poème
|
Dagboek
L. Latil
|
Madame Olénine d`Alheim
|
|
m
|
Eschig
|
|
|
|
1925
|
86
|
Six chants populaires
hébraïques: La separation, Le chant du veilleur, Chant de deliverance,
Berceuse, Gloire à Dieu, Chant hassidique (joods)
|
‘Popular
Texts’
|
o.a.
Grey,
A
de Groote,
Honegger,
Bathori
|
Johnson: intense and
colourful vitality
Collaer: product of an
emotional climate
|
a/m
|
Heugel
|
M/E
|
M
|
E
(III.
délivr
nietA)
|
1925
|
88
|
Deux hymnes: Hymne de
Sion, Israël est vivant
|
A.Cohen
|
Ch. Weizmann
V.Jacobson
|
|
m
|
U.E
|
|
|
|
1927
|
96
|
Prières journalières à
l`usage des juifs du comtat venaissan: Prière du matin, de l`après-midi,
du soir (joods)
|
Liturgische
teksten
|
Bathor, A.Lunel,
etc
|
|
m
|
Heugel
|
|
|
|
1929**
|
106
|
Quatrain à Albert
Roussel (VIII)
|
?
|
|
|
m/s
|
?
|
|
|
|
1933
|
125
|
Liturgie comtadine/ Cinq
chants de Rosch Haschana (joods)
|
Liturgische
teksten
|
|
|
m
|
Heugel
|
|
|
|
1933
|
128d
|
Deux chansons: Chanson
de l`aveugle, du printemps ( uit
Madame Bovary)
|
Flaubert(?)
|
|
|
|
Enoch
|
|
|
|
1935-6
|
148b
|
Trois chansons de négresse:
Mon histoire, Abandonnée, Sans feu ni lieu
|
Supervielle
|
M.D.M.***
|
|
a/m
|
Salabert (1)
|
E
|
|
E
|
1936
|
151b
|
Six chansons de theater:
I/II Tu ne m`échapperas jamais, III/IV La première famille, V/VI La folle
du ciel
|
|
|
|
m
|
Heugel
|
|
|
|
1936-7
|
167
|
Cinq chansons: Les
quatre petits lions, Poupette et Patata, La pomme et l`escargot, Le
malpropre, Le jardinière impatient
|
Ch.Vildrac
|
D.D.M***
|
Johnson:
easy-to-listen-to
|
m
|
Salabert (1)
|
|
|
|
1937
|
171b
|
Chansons du carnaval de
Londres
|
(gebas.
op
Beggar`s
Opera)
|
|
Volgens
Johnson
(p.
328) uit 1940; piano begeleiding saai, dubbelt de stem
|
|
Salabert
|
|
|
|
1937
|
173b
|
Chanson
de capitaine; La java de la femme
(strofisch)
|
J-R..
Bloch
|
Gilles
et Julien
M.D.M.
|
|
a/m
|
Salabert (1)
|
|
|
|
1937
|
179
|
Holem
tsaudi, Gam hayom
|
(Palest.
melodie)
|
|
|
m
|
?
|
|
|
|
1940
|
216
|
Le
voyage d`été (15 liederen)
|
C.Paliard
|
|
Johnson:
advies: zoek een aantal goede liederen hieruit ter uitvoering
|
m
|
Heugel
|
M
|
M
|
|
1940-1
Mills
|
223
|
Quatre chansons de Ronsard:
A une fontaine, A cupidon, Tais-toi babillarde!, Dieu vous garde
|
P. de Ronsard
|
Lily Pons
|
Johnson: een
van meest succesvolle werken
|
m/s
|
B & H
|
E
|
|
|
1942
Mills
|
233
|
Rêves: Les marronniers,
Toi, Confidence, Le mistral, ‘Long distance’, Jeunesse
|
Anon. 20ste eeuw
|
Bathori
|
Johnson:
aan te bevelen m.n. ‘Long distance’ en Jeunesse
|
m/s
|
Heugel
|
M/E
|
M
|
|
1944
Mills
|
246
|
La liberation des
Antilles: Bonjour messieurs les libérateurs!, Trois ans de souffrance
|
Oorspr,
Creoolse
teksten
|
Henri
et Hélène
Hoppenot
|
|
m
|
Bel.
M. (??)
|
|
|
|
1946
Mills
|
265
|
Chants
de misère: Cet hiver, Cette douleur, Silence du fond de l`allée, Tant de
vagabonds
|
C.Paliard
|
M.D.M. pour sa fête
|
Collaer:
expressive van het Fr. lijden tijdens de Duitse bezetting
|
b/m
|
Heugel
|
|
M
|
|
1947
Mills
|
276
|
Trois poèmes: Ce peu..Compagnon
du silence, Ce bruit de la mer
|
Supervielle
|
M. Grey
|
|
m/s
|
Heugel
|
|
|
|
1957
|
367
|
Trois Chansons de la
‘Rose des vents’: (1. Chanson, 2. Chanson du marin) ,3. Chanson de la
servante (ballets?)
|
Vidalie
|
|
|
1=t
2=b
3=a
|
Salabert (1)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
·
Voor een overzicht van Milhauds verdwenen, dan wel
niet gepubliceerde werk, zie Collaer- Galante p. 338- 346
**
Niet opgenomen in boek van Collaer- Galante
*** M.M.M.M.= Madeleine Milhaud Music
Ménagère (Collaer p. 238); ik vermoed dat M.D.M. is ‘Madame Darius Milhaud’
; (opus 265) MDM ‘pour sa fête’ (19- 20
maart). Madeleine
was jarig op 22 maart.
D.D.M. zou iets met
Daniel Milhaud te maken kunnen hebben (?), of met ‘Dame Darius Milhaud’ (?)
Beoordeling: John.=
Johnson; Cl.= Collaer; M= Mooi/; E= erg mooi;
|