Het is belangrijk:
- de
geschiedenis van Israël te behandelen, alvorens in de volgorde van de rondreis, met
foto`s gedetailleerder naar bepaalde gebieden te kijken.
- de
verschillende groeperingen waaruit het Jodendom in de tijd van Jezus
bestond, te bestuderen.
A. De geschiedenis van Israël
2000 1900.
1800 1700 1600 1500 1400 1300 1200 1100
1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100 0
Abraham-Isaac-Jacob
|
de Israëlieten in Egypte
en
Exodus
|
terug naar
Kanaän
|
periode der
Koningen
Salomo:
1ste Tempel
|
periode der
ballingschappen
|
terug naar Juda /
Makabeeën opstand
|
Hero-
des
|
|
Jacob/ Israël kreeg 12
zonen:
de voorvaders van de 12
stammen
|
een-
wor-
ding
|
uiteenvallen in twee
staten:
Israël naar Assyrië
Juda naar Babylonië
|
|
Judea zelfstandig
|
Hittieten
|
Hyksos
|
|
Assyriers
|
Babylon.
|
Perzische en
Hellenistische periode
|
Rome
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Abraham vertrekt uit
Mesopotamië (Ur)
|
de reizen van Abraham
|
Rijk der
Hittieten en
Hyksos (geel)
|
uittocht uit Egypte naar Kanaän
|
Tempel van koning Salomo
(zoals die er misschien
uitzag)
|
|
|
|
|
|
splitsing Israel en Juda
|
Rijk der Assyriërs
|
Rijk der Babyloniërs
|
Perzische Rijk
|
Hellenistische periode
|
De geschiedenis wordt behandeld aan de hand van de
volgende periodes:
a. Bijbelse periode: deze begint met de komst van
Abraham uit Ur in Chaldea. Deze trok
in de 19de eeuw voor Chr.
naar Kanaän en
kreeg bij de slavin Hagar een zoon, Ismaël, de stamvader van de Arabieren,
en bij zijn vrouw Sara nog een
zoon, Isaak, de
stamvader van de Joden. Omdat Ismaël en Isaak steeds ruzie hadden, moest
Abraham Hagar en Ismaël
verstoten.
Abraham en Sara liggen begraven in Hebron, in grond die Abraham had gekocht
van een Hittiet.
Jacob,
Abrahams kleinzoon, kreeg de naam ‘Israël’ en zijn twaalf zonen waren de
voorvaderen van de twaalf stammen.
In de 16de
eeuw vestigden deze stammen zich vanwege droogte in Egypte, dat in bezit
was van de Hyksos. Het
bijbelboek
Exodus vertelt de hele verdere geschiedenis. Rond 1300 trokken de Joden
onder leiding van Mozes weer weg
en een halve
eeuw later veroverden ze onder leiding van Jozua Kanaän en maakten Hebron
tot hoofdstad..
b. Periode van de Koningen: om sterker te staan
tegen de Filistijnen verenigden de twaalf stammen zich ca. 1050 onder één
koning, Saul.
Onder zijn opvolger David werden de Filistijnen verslagen en werd het rijk
enorm vergroot. Jeruzalem werd
veroverd en
tot politiek en religieus middelpunt gemaakt. Davids zoon Salomo liet er
ca. 950 zijn paleis en de Tempel
bouwen. Na
Salomo`s dood viel het rijk uiteen in twee delen: een noordelijk koninkrijk
Israël en een zuidelijk rijk Juda
waar de twee
dissidente stammen (Juda en Benjamin) woonden. In de 8ste eeuw
werd het koninkrijk Israël door de
Assyriërs
vernietigd waarna de bevolking in ballingschap werd weggevoerd, terwijl het
volk van Juda de nieuwe
heersers
erkenden. Rond 600 namen de Babyloniërs onder leiding van Nebukadnezar
Jeruzalem, de hoofdstad van Juda.
in, vernietigden
de Tempel en dwongen de Joden (Juda) tot ballingschap.
c. Perzische en Hellenistische periode: rond 550 versloeg de Perzische koning
Cyrus de Babyloniërs en stond de Joden toe
terug te gaan
naar Israël en Juda. De Tempel werd weer opgebouwd en onder het Perzische
en Hellenistische bestuur was er
vrede. Na de
dood van Alexander de Grote (323) kwam Palestina in het bezit van de
Seleuciden.
Toen Antiochus
IV Epiphanes (Mitrades) in 175 v. Chr. de macht greep en een campagne tegen
de Joden lanceerde,
kwamen deze in
opstand tegen de Hellenistische overheersers, onder leiding van de priester
Judas Mattathias, de
Makkabeeër
(moker). In 164 werd Jeruzalem veroverd en de Tempel opnieuw gewijd
(Chanoekafeest). In 129 ontstond
de zelfstandige
Joodse staat Judea en onder de Hasmoneese dynastie bloeide deze gedurende
80 jaar.
d. Romeinse en Byzantijnse periode: de Romeinen
veroverden in 63 v. Chr. Jeruzalem. Judea werd een autonome provincie
onder de
gouverneur van Syrië en in 37 v. Chr. werd Herodes, een Joodse bekeerling
uit een belangrijke familie, door de
Romeinen tot
koning ervan benoemd. Hij liet heel veel bouwen: de stad Caesarea en
paleizen in Jeruzalem en Jericho. Hij
versterkte
o.a. Massada en liet de Tempel verfraaien.
Periodes uit het leven van Jezus volgens de Bijbel
en Flavius Josephus
63
v. Chr 0
25 30 50 75
|
Herodes koning tot 4 v. Chr.
|
Hoge Priesters aan de
macht onder toezicht Romeinse
prefecti : o.a. Pontius
Pilatus: 26 - 36
|
Koning Agrippa I
(41-44)
|
nationalistische anti-Agrippa partij -
pro-Agrippa partij
|
in 66 opstand van de
Joden
in 70 verwoest Titus Jeruzalem
|
|
Annunciatie aan
Maria in Nazareth
|
geboorte van Jezus
en opdracht in de tempel
|
doop Jezus
verzoeking
|
dood
Jezus
|
Paulus bekering, reizen o.a.
naar Rome
|
|
Romeinse periode
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Na de dood van
Herodes kwam Judea onder rechtstreeks Romeins bestuur. In 66 na Chr. kwamen
de Joden in opstand
waarbij
100.000 doden vielen en de Tempel werd verwoest. Op de ruines van de stad
kwam een Romeins legerkamp.
In Massada
wilde een groep zeloten zich niet overgeven en pleegde zelfmoord. Veel
Joden trokken naar het buitenland
(Diaspora). De
Joden die nog in Judea woonden leefden redelijk welvarend tot de Tweede
Romeinse opstand in 132
(o.l.v. Smon
Bar Kochba). Keizer Hadrianus greep hard in: de provincie heette voortaan Syria
Palestina en Jeruzalem
Aelia
Capitolina. De Joden werden eruit gedreven en vormden een kleine arme
gemeenschap in Galilea.
Toen keizer
Constantijn zich in 313 had bekeerd tot het Christendom, liet hij in 335 de
Heilige Grafkerk bouwen en
Jeruzalem
kreeg zijn naam weer terug. De Joden mochten er één dag per jaar komen
treuren.
0
100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000 1100 1200 1300 1400 1500 1600 1700 1800
1900 2000
|
Palestina in handen van steeds
wisselende grootmachten; enige zelfstandige staatjes t.t.v. de
kruistochten/ veel Joden in de diaspora (verstrooiing)
|
|
|
onder rechtstreeks
Romeins bestuur
Tempel verwoest
|
Christendom staats-
Godsdienst; herstel
delen van ‘Jeruzalem’
|
de islamitische Arabieren nemen
Jeruzalem in en de Joden mogen terugkeren; bouw Rotskoepel Al Aksa
|
kruistochten
|
steeds meer Joden en
Christenen naar
Palestina ;
verwaarlozing Palestina
|
zio-
nisme
|
WO I
enz.
|
Romeinse en Byzantijnse periode
|
Omayyaden/ Kalifaat van Bagdad
|
Kruisvaarders
|
Mamelukken
|
Osmaanse Rijk
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Romeinse en Byzantijnse periode
|
Kalifaat van Bagdad
|
Kruistochten/ Mamelukken
|
Kruisvaarderstaten
|
Osmaanse/ Ottomaanse Rijk
|
e. Arabische heerschappij en kruistochten: in 638
namen de islamitische Arabieren Jeruzalem in en de Joden mochten
terugkeren
naar Jeruzalem. Aan de christenen van Jeruzalem werden ook garanties
gegeven. Op de Tempelberg werd de
Rotskoepel
gebouwd (omdat Mohammed daar ten hemel zou zijn gestegen) en vervolgens de
El- Aksamoskee.
Omdat
Jeruzalem in 1071 door de Turkse Seldsjoeken werd veroverd en synagogen en
kerken werden verbrand, riep paus
Urbanus II op
tot de kruistochten. Er werden diverse Kruisvaardersstaten gesticht. In
1187 werden de ridders verslagen door
Saladin, de
sultan van Egypte. Ze gaven Jeruzalem aan hem over en trokken zich terug in
Akko (tot 1291).
Het verarmde
gebied hoorde hierna, tot 1517, toe aan de Mamelukken, oorspronkelijk niet-
islamitische slavenmilitairen,
die voor het
Abbasiden- kalifaat o.a. in Egypte werkten.
f. Ottomaanse periode: in 1453 werd
Constantinopel veroverd door de Ottomaanse Turken en de Mamelukken werden
in
1517 uit
Palestina verjaagd. Suleiman de Grote liet grote muren bouwen om de Oude
Stad van Jeruzalem en steeds meer
Christenen en
Joden kwamen het land binnen. Ze kregen een speciale status maar mochten
hun godsdienst niet openlijk
belijden. Toen
het Ottomaanse bestuur in de 17de eeuw achteruitging werd
Palestina erg verwaarloosd. Er werden enorm
hoge
belastingen geheven waardoor de bevolking verarmde en woestijnen en
moerassen ontstonden door de enorme
houtkap. Eind 18de eeuw stroopte
Napoleon Bonaparte het Midden-Oosten af, waardoor verschillende Europese
landen wat
meer belangstelling ervoor kregen. De Engelsen en Fransen probeerden
allebei de heerschappij over te nemen
van de Turken
en vestigden er allerlei christelijke missies (scholen en ziekenhuizen). In de periode 1882-
1903 kwamen er
veel Joden uit
Rusland en Oost- Europa naar Palestina en van 1904- 1914 opnieuw. Zij
kwamen om verschillende redenen:
ontsnappen aan
pogroms in Rusland, aan slechte sociaal-economische omstandigheden in Oost-
Europa, of vanwege het
zionistische
ideaal.
1900
1925
1950
1975
2000 2025 ?
Palestina van de Osmanen
en de Engelsen
|
sinds 1948 Israël zelfstandig
|
1914-1918 WO I
Balfour declaration 1917
|
veel Joden naar
Palestina; problemen met Arabieren; verdelingsplannen; na WO II nog meer Joden
naar Palestina
|
Onafhankelijkheidsoorlog `48
Suezcrisis `56
Zesdaagse oorlog `67
Yom Kippoeroorlog `73
|
Camp David akkoorden
1979
Eerste Intifada 1987- 1993--
‘Vrede’ Israël - PLO in
1993
Tweede Intifada
|
2004 terugtrekking uit
Gaza
Hamas de baas in Gaza
Fatah in (delen van)
Westelijke
Jordaanoever
|
Osmaanse Rijk
|
Engels mandaat
|
Israël zelfstandig maar
…. nog steeds geen echt zelfstandige Palestijnse staat
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Engels mandaat
|
plannen 1923-1948
Arabische
staat
Joodse
staat
|
1949-1950
|
oorlog van 1967
|
oorlog van 1973
|
situatie 1980:
Joodse
nederzettingen
Palestijnse
kampen
|
gebieden met
(gedeeltelijk) Palestijns zelfbestuur
|
g. Eerste wereldoorlog en het Engelse mandaat: de Engelsen moedigden de Arabische
bevolking aan in opstand te komen
tegen de Turken
en beloofden hen onafhankelijkheid en economische steun. Tegelijkertijd
spraken ze met de Fransen af dat
zij Palestina
en Irak als mandaatgebied zouden krijgen na de oorlog én zij beloofden de
Joden in de Balfour Declaration
(1917) een
Joods thuisland. Eind 1917 kwam Jeruzalem in Engelse handen. Omdat de
Arabieren bang waren voor teveel
Joodse
immigratie, besloten de Engelsen dat Transjordanië (Oostelijk van de
Jordaan) een ‘Arabische’ staat zou worden .
In
tegenstelling tot de Arabieren ontwikkelden de Joden in deze periode
allerlei eigen instellingen, inclusief een soort
parlement. De
eerste groep Joden bouwden vooral kibboetsen, de tweede groep ging vooral
naar de steden (kleinbedrijf en
lichte industrie)
en de derde groep – in de jaren `30 vooral uit Duitsland vluchtend- was goed geschoold en verrijkten het
culturele
leven enorm. Toen er steeds meer Joden immigreerden, riep in 1936 het
Arabische Hoge Comité op tot een staking
tegen het
Engelse bestuur. In 1937 kwam een Engels voorstel tot verdeling van
Palestina in twee onafhankelijke staten
maar beide
partijen wezen dat plan af.
h. Tweede wereldoorlog, einde mandaat en
onafhankelijkheid: de Joodse gemeenschap in Palestina werkte samen met
de
Engelsen tegen
Duitsland (Joodse brigade), maar toen na de oorlog veel Joden naar
Palestina wilden vertrekken, werden ze
niet
toegelaten door de Engelsen. In 1947 werd de situatie voor de Engelsen
onhoudbaar en ze gaven hun mandaat terug
aan de
Verenigde Naties. Deze kwam met een plan om Palestina in twee gelijke
stukken te verdelen met Jeruzalem onder
internationale
controle. Op 15 mei 1948 riep David Ben Goerion de onafhankelijkheid uit en
op dezelfde dag vielen alle
Arabische
buurlanden Israël binnen (Onafhankelijkheidsoorlog). Dankzij de Arabische
onderlinge verdeeldheid, won
Israël. Het
Joods gebied werd enorm vergroot, de Gazastrook kwam aan Egypte en de
Westelijke Jordaanoever aan
Jordanië.
Jeruzalem werd verdeeld tussen Israël en Jordanië. Veel Palestijnen
vluchtten.
Door
financiële hulp van de Amerikaanse regering, in de diaspora wonende Joden
en herstelbetalingen van de West-Duitse
regering
konden veel grootschalige projecten opgezet worden: landbouwmechanisatie,
een koopvaardijvloot en
luchtvaartmaatschappij opzetten, mineralen exploiteren, industrieën
ontwikkelen, elektriciteit- en telefoonnetwerken
aanleggen, de
moerassen in Boven- Galilea droogleggen en overal water heen brengen, vooral
vanuit het meer van Tiberias
(Galilea).
Toen de Egyptische president Nasser in 1956 het Suezkanaal nationaliseerde,
viel Israël Egypte aan.
In 1967
ontstond weer oorlog omdat Syrië en Libanon diverse Jordaanbronnen wilden
aftakken en Syrië steeds maar
bleef schieten
vanuit de Golan hoogvlakte op de Joodse nederzettingen. In de Zesdaagse
oorlog werden de Gazastrook, de
Sinaï,
Oost-Jeruzalem, de Westelijke Jordaanoever en de Golan hoogvlakte veroverd.
In 1973 deden Egypte en Syrië
een
plotselinge aanval op Israël (Yom Kippoer= Grote Verzoendag -oorlog).
Dankzij Amerikaanse wapenleveranties won
Israël de
oorlog toch en uiteindelijk werd in Genève vrede gesloten, waarbij Israël
zich enigszins terugtrok van het
Suezkanaal en
Syrië een stuk van de Golan teruggaf. In 1979 kwam een echte vrede tussen
Egypte en Israël tot stand
(Camp David
Akkoorden met Sadat en Begin). De Sinaï werd geheel aan Egypte
teruggegeven.
Van 1987-1993
kwamen in de Gazastrook en de
Westelijke Jordaanoever de Palestijnen in opstand, waarop Rabin hard
reageerde.
Toen Saddam Hoessein van Irak de Palestijnen beloofde te helpen, ging de
PLO (Palestinian Liberation
Organisation)
achter Iraks inval in Koeweit (1990) staan. In 1993 kwam er een ‘definitief’
vredesakkoord tussen Israël en
de Palestijnen
(Rabin en Arafat), waarbij
afgesproken werd dat de Palestijnse Autoriteit de Gazastrook en de
Westelijke
Jordaanoever
zou gaan besturen. Ook met Jordanië
werd een verdrag gesloten. Uiteindelijk kwam er een tweede Intifada
(opstand)
waarna er enorme veiligheidshekken werden aangelegd tussen Israël en de
Westelijke Jordaanoever, m.n.
zichtbaar bij
Bethlehem. In 2004 werden de Joodse nederzettingen in de Gazastrook ontmanteld. In 2007 ontstond er een
Palestijnse
eenheidsregering, maar die viel toen Hamas de macht in Gaza veroverde.
Abbas stelde toen in de Westelijke
Jordaanoever
een regering samen met Fatah-leden, waarbij Hamas werd uitgesloten.
Sindsdien is er voortdurend
onderhandeld,
maar zeer weinig bereikt. De Palestijnen hebben momenteel het bestuur over
een aantal gebieden met de
zgn. A status.
B. De verschillende Joodse stromingen:
200 v. Chr. 100 v. Chr. 0 100 na Chr. 200 na Chr.
Farizeeën ( afwijzend t.o. Romeinen; aanhang van gewone
mensen; geloof opstanding) - bleven bestaan na 70
|
Sadduceeën (samenwerkend met Romeinen; aristocraten/ geen
geloof in opstanding) - verdwenen
na 70
|
Zeloten (fel verzet tegen Romeinen) – meest extreme
vorm: Sicariërs – verdwenen in loop der tijd
|
Essenen: geloof
in Messiasfiguur ; te splitsen in:
|
a.
Therapeutae
|
b. Nazareeërs - geloof in
maagdelijke geboorte Jezus ----- hieruit ontstond het
Christendom
hiernaast : Ebionieten:
- Jezus is natuurlijke zoon van Maria en Jozef
|
c. Osseeërs
|
d. Mandeeërs :
volgelingen van Johannes de Doper
bestaan nog steeds
|
Samaritanen ( door hele geschiedenis als 2de
rangs Joden beschouwd)
bestaan
nog steeds
|
1. de Farizeeën, omstreeks 200 v.Chr.
ontstaan, hielden zich strikt aan de
joodse wetgeving van de Pentateuch en aan de mondelinge overlevering (de Misjna).
Ze kwamen voort uit leken en priesters en wilden vooral de gewone mensen
bereiken, in tegenstelling tot de verhelleniseerde Sadduceeën, de
partij van de hogepriesters. Ze geloofden in engelen, geesten, de
opstanding uit de dood en het Laatste Oordeel, maar ook in de vrije wil,
hoewel het Lot soms ook hielp. Nadat de Hasmoneeën (zie 1C) ook het
hogepriesterschap op zich hadden genomen, keerden de Farizeeën zich steeds
meer tegen hen.
Hun verhouding tot de Romeinen was afwijzend, maar ging
niet zover als die van de Essenen en de Zeloten De Farizeeën speelden een grote rol bij
de Joodse Opstand. Flavius Josephus – een van de Farizeese leiders en later
een belangrijke geschiedschrijver- gaf zich in Massada over aan de Romeinen
en werd daarom door een aantal Joden als collaborateur beschouwd. Na de
Joodse Opstand verdween de partij van de Sadduceeën, maar de gematigde
Farizeeën bleven bestaan.
2. De Sadduceeën, waarvan de naam wellicht
afkomstig is van het Hebreeuwse woord voor ‘rechtvaardig’(tsadicq) behoorden
tot de priesterklasse en de hogere stand onder de leken. In Jeruzalem
vormden zij de aristocratie. In de tijd van de Hasmoneeën ( zie 1 C) onderhielden zij nauwe banden met
koningshuis.. Vrijwel alle hogepriesters in de tijd van de Herodianen waren
afkomstig uit de belangrijkste families binnen de Sadduceeën. In hun
wetsinterpretatie waren ze conservatief: zij aanvaardden alleen de vijf
boeken van Mozes zonder enige aanpassing. Ze gingen uit van de vrije wil
van de mens en wezen een goddelijk Lot of Voorbeschikking af. Politiek
gezien waren ze zeer behoudsgezind. Zij pasten zich aan het Romeins gezag
aan en waren de machtigste fractie in de Hoge Raad (=Sanhedrin- tevens een
soort parlement) en werden veelal gehaat door het volk.
3. de Zeloten vormden een (niet al te vast
omlijnde) groepering onder de Joden in de 1e eeuw Alleen tijdens de opstand van 66- 70 was
er sprake is van een min of meer centrale organisatie. Naast de Zeloten
waren er in de eerste eeuw nog vele kleine guerrilla-achtige groepjes,
die wel als 'Zelotische bewegingen'
worden aangeduid, maar wat organisatie betreft hadden zij niets met elkaar
te maken.. De naam 'zeloot' betekent 'ijveraar'. Zeloten zagen zichzelf als
'ijveraars' voor de heiligheid van de naam van God. Dat hield in dat zij
geen heer boven zich wilden erkennen dan God alleen. De consequentie
daarvan is dat zij het keizerlijk gezag (en de Romeinse overheersing in het
algemeen) godslasterlijk vonden. Zij weigerden dan ook belasting te
betalen. De meest extreme Zelotische beweging was die van de Sicariërs,
die met een dolk (Lat. sica) aanslagen pleegden op hooggeplaatste
Joden die goede contacten onderhielden met de Romeinse bezetter.
4. de Essenen ontstonden in de 2e eeuw v.Chr. Er
waren ongeveer 4000 Esseense mannen die in verschillende groepen woonden.
Ze leefden celibatair, in gemeenschap van goederen en ascetisch. Ze namen
de Thora en de Sabbatsheiliging zeer serieus en hadden allerlei rituele
reinigingen. Men kon toetreden na een proefperiode van drie jaar. Overtreding
van de regels van de orde kon leiden tot uitsluiting.
De Essenen verwierpen die tempeldienst waar de
Sadduceeën juist zo mee bezig waren. Zij geloofden in tegenstelling tot hen
wél in de onsterfelijkheid van de ziel en een goddelijk oordeel en hadden allerlei
ideeën over een messiasfiguur ( hij zou
doden opwekken en hongerenden rijk maken, enz.). De Essenen
splitsten zich ook weer in allerlei stromingen.
Het boek van Meijering weet niet in hoeverre er contact
was tussen Johannes de Doper, het vroege christendom en de Essenen en ook
niet of de gemeenschap die in Q`umran woonde ermee verbonden was. Andere
(web)bronnen leggen het verband wat meer, maar noemen de bewoners van
Q`umran Osseeërs. De belangrijkste verschillen worden hieronder
gegeven:
a. de Therapeutae: Zij woonden in Alexandrië (Egypte), bij het meer
van Mareotis en waren gespecialiseerd in genezing, en hierheen zouden Maria
en Jozef met Jezus heen gevlucht zijn om de ‘Kindermoord’ te ontlopen.
b. de Nazareeërs.
Zij
woonden ten noorden van Jeruzalem en in de grensstreken van de Jordaan. Ze geloofden in de gelijkheid van man en vrouw, waren zeer
wetsgetrouw, maar verwierpen de Pentateuch. Ze waren vegetariërs en tegen
tempeloffers. Ze geloofden dat Jezus van Nazareth
(maar vaker de Nazarener genoemd) de beloofde Messias en de Zoon van
God was. Ze waren vergelijkbaar met de (joods- christelijke) Ebionieten
die in Transjordanië woonden. De Nazareners gingen echter uit van de
geboorte van Jezus uit de maagd Maria, terwijl de Ebionieten
geloofden dat Jezus de natuurlijke zoon van Jozef en Maria
was, maar bij de doop door God was ‘uitgekozen’ als de meest
rechtschapen mens op aarde.
c. de Osseeërs: Zij specialiseerden zich in het verzamelen en
vermenigvuldigen van de Schrift. Ze woonden in grotten waarin de afgedankte
boekrollen die als heilig werden beschouwd, bewaard werden in ossuaria (langwerpige aardewerken
kruiken- net als voor overledenen), of in tenten vlak daarbij, zodat de
boekrollen ook bewaakt konden worden. In Q'um Ran zijn dan ook geen
slaapruimten te vinden, alleen scriptoria (schrijf- en leesruimten) en veel
badruimten voor rituele reiniging.
d. de Mandeeërs: Zij ontstonden door afsplitsing na de doop van Jezus door Johannes
(die eerst naar men zegt een Nazareeër was) in de Jordaan. N.b. De Jordaan
werd door de Misjna ( de mondelinge overlevering) beschouwd als onrein om
in te baden! Omdat Jezus niets wilde weten van allerlei ingewikkelde
rituelen en ‘inwijdingen’, wendde een deel van de Essenen (volgelingen van Johannes) zich van hem
af en noemden hem een verrader. Deze groepering bestaat nog
steeds..
5. De Samaritanen
In 722 v. Chr. werd een deel van de inwoners van het
noordelijke koninkrijk Israël (Samaria) door de Assyriërs weggevoerd; de
Assyriërs brachten andere kolonisten voor hen in de plaats. De noordelijke
Israëlieten vermengden zich met deze nieuwkomers en hieruit ontstonden de Samaritanen.
Zij werden echter niet door de zuidelijke Israëlieten van het koninkrijk
Juda geaccepteerd omdat zij de gemengde Samaritanen niet als echte
Israëlieten beschouwden en de Samaritanen naar hun mening niet het zuivere
Israëlitische geloof navolgden.
Toen de zuidelijke Israëlieten op hun beurt ook in
gedwongen ballingschap gingen (de Babylonische ballingschap) waaruit ze in
tegenstelling tot het gedeporteerde deel van de noordelijke Israëlieten wel
terugkeerden en vervolgens de door de Babyloniërs verwoeste tempel in
Jeruzalem wilden herbouwen, deden de Samaritanen een verzoek om te mogen
meehelpen wat de zuidelijke Israëlieten (voortaan Joden genaamd) afwezen.
De Samaritanen moesten genoegen nemen met hun eigen tempel in het
heuvelland van Samaria op de berg Gerizim, die volgens de Israëlieten van
het zuiden niet geldig was.
De Samaritanen werden vervolgd door de Seleuciden tot en
met de Mamelukken. Uit vrees voor hun leven bekeerden velen zich toen tot de islam.
Na de oprichting van de staat Israël verhuisde een
gedeelte van het Samaritaanse volk naar de plaats Holon (nabij Tel Aviv) en
verkreeg de Israëlische nationaliteit. Ze zien zichzelf als de ware joden.
Zij baseren zich alleen op de Thora, de eerste vijf boeken van de Tenach;
deze Samaritaanse Thora wijkt enigszins af van de joodse versie. Alle
andere Bijbelboeken en mondelinge overleveringen verwerpen zij. Alleen
Mozes wordt door hen aanvaard als een door God gezonden profeet. Zij houden
zich streng aan de sabbat en de besnijdenis en doen hun schoenen uit bij
het betreden van hun synagoge. Het centrum van hun godsdienst is (nog
steeds) gelegen op de berg Gerizim (881 m.) ten zuidwesten van Nablus. Op deze
berg vieren de Samaritanen elk jaar een week lang Pesach (paasfeest)
waarbij zij schapen offeren en deze vervolgens met ongerezen broden eten.
Verder verwachten zij de messias die zij als een grote profeet opvatten, op
deze berg.
|