Ernest Moeran (1894- 1950)
Ernest
John Moeran (Jack) werd in 1894 geboren in Heston (nu samen met Isleworth) in
Middlesex, maar verhuisde al snel naar Bacton in Norfolk (East Anglia),
waar zijn moeder, de dochter van de rijke industrieel George Smeed, vandaan
kwam. Zijn vader, Ier van geboorte, werd daar Anglicaans geestelijke.
Ernest bezocht de middelbare school in Uppingham, waar hij viool leerde
spelen en ook in een kwartet zat.
Hier ontstonden ook zijn eerste composities die hij later
vernietigde. In 1913 ging hij muziek studeren aan het Royal College of
Music in Londen, waar Charles Villiers Stanford (1a.)
zijn compositieleraar was. Voor een goed begrip van Stanford`s
betekenis wordt geadviseerd eerst diens biografie te lezen, alsmede het
overzicht te bekijken van zijn leerlingen en hun plaats in de
muziekgeschiedenis (1b).
In Bacton verzamelde Moeran in 1913 zijn eerste volksliedjes.
Na 18 maanden ging hij vanwege het uitbreken van de Eerste
Wereldoorlog in dienst en kwam bij het zesde motorrijders bataljon van het
Norfolk Regiment, waarmee hij twee jaar later naar Frankrijk werd uitgezonden.
|
|
|
|
|
|
Middlesex
|
Norfolk (East Anglia)
|
Norfolk landschap
|
Bullecourt
N.Frankrijk
|
Bullecourt
slagveld
|
Linies Bullecourt
|
Nadat hij in mei 1917 bij Bullecourt ernstig hoofdletsel door
granaatscherven op had gelopen, werd hij ongeschikt verklaard voor verdere
actieve dienst. Hij zou de rest van
zijn leven last van de verwonding houden.
In 1919 werd hij gedemobiliseerd en was hij korte tijd leraar
aan zijn oude school in Uppingham. In 1920 keerde hij terug naar het Royal
College, waar hij tot 1923 bij John Ireland studeerde.
Tijdens zijn studie verzamelde hij volksliedjes en ging
daarmee verder na het behalen van zijn diploma. In 1921 ontmoette hij in
Norfolk Bob Miller die veel liedjes kende. Miller introduceerde hem bij
veel andere volksliedzangers waaronder Harry Cox. Ook in pubs werd zijn
verzameling uitgebreid tot uiteindelijk meer dan tweehonderd melodieën.
Moeran`s werk is in te delen in drie stijlperiodes, waarbij
onder elke periode de belangrijkste solo- liederen worden
vermeld.
Schuingedrukt staan de liederen die zijn opgenomen in
de muziekbundel voor mezzo- stem (zie bronnen). Blauw
zijn aanbevelingen van mijn kant. Vetgedrukt staan de liederen die speciaal worden
aangeprezen in de CD uitgave:
1ste
periode:
rond 1920 werd Moeran vooral geďnspireerd door volksliederen en het
landschap ( bijv. Norfolk Folksongs). Hij concentreerde zich qua
composities op de kleinere genres: pianostukken, strijkkwartetten en een
viool sonate. Zijn muziek werd in
deze tijd beďnvloed door Ireland, Vaughan Williams en Delius (zijn
chromatische harmonieën- zie ‘In Youth is Pleasure’ en ‘When Daisies Pied’)
en hij was bevriend met Arnold Bax en Harriet Cohen, de geliefde van Bax en
pianiste.
Van
1925 tot eind 1928 woonde hij in Eynsford (Kent), waar hij een huis deelde
met de componist en musicoloog Philip Heseltine
(= Peter Warlock) en de schilder Hal Collins. Warlock`s invloed is
herkenbaar in de ‘Seven Poems of James Joyce’ (1929) en heel sterk in ‘The
lover and his lass’. Aan deze periode hield Moeran behalve veel liederen,
wellicht ook een drankprobleem over (2). Samen met Warlock schreef hij het
dranklied ‘Maltworms’ (tekst William Stevenson 1530-1575). In het voorwoord
bij de CD- uitgave van zijn solo- liederen wordt gezegd dat het overmatige
drinken misschien gezien moet worden als een gevolg van zijn
oorlogservaringen.
Solo-
liederen: tot 1924 allemaal gezet op
dichters die tijdgenoten waren:
.The North Sea
Ground (april 1915)
.4 Songs from
‘A Shropshire Lad’(Housman) (Midsummer 1916)
.Mantle
of Blue (tekst van de Ierse dichter Padraic Colum ‘A Cradle Song’),
ca. 1916 geschreven, uitgegeven 1998
.Twilight (John
Masefield) eerste versie van 1920, 1936 gepubliceerd; twee zettingen: de
lage voor vrouwenstem
.Ludlow Town cyclus, solo bariton en piano (1920); geen echte
cyclus, want geen echte samenhang
.Spring goeth
all in white (Robert Bridges) (1920)
.When June is
come (Robert Bridges) (1923)
.Two Songs:
-Bean Flower (Dorothy L. Sayers ) (1923);
-Impromptu in March
(Doreen A.E. Wallace) (1923) voor de tenor Philip Wilson
.The Monk`s Fancy (Henry Hope), vermoedelijk 1923, maar pas
uitgegeven in 1994
.6 Norfolk Folksongs, solo en piano (1923)
.A Dream of
Death (W.B. Yeats), (1925)
Solo- liederen: 1924- 1929 gezet
op dichters van eind 16de en vroeg 17de eeuw (cf.
Warlock); n. b. deze
oriëntatie zette zich voort tot ca. 1940.
.Shakespeare:
Come Away, Death (1925), The Sweet o` the Year (1930) voor de tenor John
Armstrong
.4
Shakespeare Songs, solo, piano (gepubliceerd 1940):
-The
lover and his Lass (oorspr. ca. 1934 voor SS koor en
piano en in 1940 omgewerkt tot solo- lied);
-Where
the Bee Sucks, When Daisies Pied en When
Icicles Hang by the Wall
(alle drie van 1940)
.The Merry
Month of May en Troll the Bowl (Thomas Dekker) 1925
.In Youth is Pleasure
(Robert Wever), 1925 (erg aangeprezen door Holt op p. 381)
.T` is time I
think, by Wenlock town (Housman) en Far in a western brookland (1926)
.Maltworms
(Stevenson) 1926- zie tekst hierboven
.4 English
Lyrics (Thomas Champion, John Fletcher, William Browne, Christopher
Marlowe), solo, piano (1933)
2de periode: na de dood
van Heseltine/ Warlock in 1930 trok Moeran
zich terug in de Cotswolds, in een periode van ‘zelf- kritiek’. Zijn stijl
versoberde en hij oriënteerde zich steeds meer op Ierland, bijv. op het
werk van James Joyce (1882- 1941). In tegenstelling tot bij O`Sullivan (
zie 3.) is er bij Joyce geen spoor van nationalisme te vinden. In 1934 ging
Moeran weer aan de slag met de symfonie waar hij jaren tevoren aan begonnen
was en voltooide deze uiteindelijk in 1937. Hij schreef in deze periode
meer grootschalige werken en veel minder liederen, piano stukken en
kamermuziek.
Solo-
liederen 1930- 1943:
.7
Poems of James Joyce, solo, piano (1930)
.Three
James Joyce songs met
-Rosefrail
(1929) ( uit Pomes
Penyeach/ ‘A Flower given to my Daughter’); er bestaan twee zettingen, waarvan de laagste is opgenomen in de vermelde
muziekbundel.
-Tilly
(1931) verwijst naar het 13de gedicht van de collectie (13de=
het extraatje van de melkboer) die oorspronkelijk werd verkocht voor een
shilling (= 12 pence) (3)
-Rahoon
geschreven door Joyce in 1913 na het bezoek met zijn vrouw aan
het graf van haar eerdere liefde Michael Bodk te Rahoon in Galway City
(oorspr. titel She weeps over Rahoon); ‘Rahoon’ werd geschreven in ca. 1946
en opgedragen aan Kathleen Ferrier. Er bestaan twee handschriften van: de
versie voor Ferrier (opgenomen in de muziekbundel) en een versie een toon
hoger.
.The Day of
Palms (Arthur Symons) dateert van ca. 1930
.Loveliest of
trees en Oh fair enough are sky and
plain, voor bariton en piano (1931)
.6 Suffolk Folksongs, solo, piano (1931)
.Weep you no more (anonieme 16de eeuwse tekst)- solo versie
uit 1933/34, maar pas gepubliceerd in 1994
.Blue- eyed Spring (Robert Nichols) , voor solo en piano
(1934)
3de
periode:
in de jaren ’40 werd Moerans muziek extroverter en moderner. In deze tijd
zette hij een aantal gedichten van de Ierse dichter Seumas O`Sullivan (eig.
James Starkey) (1879 – 1956) op muziek. In 1943 ontmoette hij de celliste
Peers Coetmore met wie hij in 1945 trouwde. Het huwelijk was echter ongelukkig
vanwege hun botsende karakters en omdat Coetmore vaak lang van huis was
vanwege concerten en tournees. Zij ging al snel, zonder hem, in Melbourne
(Australië) wonen.
Solo-
liederen na 1943:
6 Poems of Seumas O
`Sullivan, solo,
piano (1943-4), opgedragen aan de Ierse sopraan Violet Byrne:
-Evening,
The Poplars (beide zeer Iers van karakter!!), A Cottager, The Dustman (‘Child`s fancy’), Lullaby, The Herdsman (weliswaar grotendeels op één toon, maar zeker een
interessante piano partij) ;
-de zevende zetting van O `Sullivan, If There Be Any Gods, werd pas in 1998 gepubliceerd
Ernest
Moeran overleed door/ na een val in het water tengevolge van een hartstilstand
tijdens een wandeling op de pier in Kenmare (zuid- west Ierland). Er
bestaan geruchten dat de oorzaak geen hartfalen was, maar dat hij zelfmoord
zou hebben gepleegd. Hij werd ook begraven in Kenmare.
|
|
|
|
|
|
|
Bob Miller
|
Harry
Cox
|
Volksliederen zingen
|
Harriet
Cohen
|
Kenmare
in Ierland
|
E.
J. Moeran
|
Collected
solo songs vol. 2
|
Tijdens
zijn leven werd zijn muziek regelmatig uitgevoerd en in 1925 verscheen er
al een grammofoonplaat met twee van zijn liederen. Na
zijn dood werd het echter stil. In de tweede helft van de jaren vijftig
werd zijn muziek als ouderwets beschouwd. Terwijl voor zijn symfonie nog
enige belangstelling bleef bestaan, duurde het tot het midden van de jaren
tachtig voor men weer aandacht besteedde aan zijn overige muziek. In 2010
verscheen een CD met –bijna- al zijn liederen (zie
bronnen).
Bij een vergelijking tussen (de teksten van) de muziek van
Ivor Gurney en Ernest Moeran, zie ik bij laatstgenoemde -hoewel hij, net
als Gurney, vocht in WO I en ernstige verwondingen opliep- minder
een verwerking van zijn trauma`s. Moeran maakt geen expliciete
vergelijkingen tussen zijn geboortegrond en de slagvelden zoals Gurney
doet. Natuurlijk kun je het vele gebruiken van volksliederen ook zien als
een soort verheerlijking van het vaderland. Ik denk dat Moeran, die
afkomstig was uit een hogere sociale klasse dan Gurney, van jongs af aan
veel minder spanningen heeft gekend, minder op zijn tenen heeft hoeven
lopen en zichzelf heeft hoeven te bewijzen, waardoor hij relatief ‘gezond’
de oorlog in is gegaan, daar ook korter was en er net wat minder geestelijk
aangetast raakte. Lichamelijk heeft hij duidelijk wel een permanente dreun
opgelopen, gezien de opmerkingen over zijn slepende manier van lopen en
spreken…en de vraag of deze manier
van doen een gevolg was van dronkenschap ….of dat dronkenschap een
(tijdelijk werkend) geneesmiddel was tegen de pijnen.
Het regelmatig door Engeland en Ierland trekken op zoek naar
nieuw volksliedmateriaal was in ieder geval goed om eventuele onrust weg te
werken. Met zich binden heeft hij moeite gehad, gezien enige kortstondige
relaties en zijn late huwelijk, maar de vraag is natuurlijk of dat (louter)
een gevolg was van zijn oorlogsverwondingen.
|