Wat is de herkomst van bovenstaande verhalen over Vikinginvasies
en vondsten in Nederland?
A.Willemsen gaat er in haar boek ‘Vikingen’ van uit
dat er aanvallen in Nederland zijn geweest op grond van kronieken en
vondsten (zie enige afbeeldingen hierboven) en ze citeert diverse
publicaties hierover. Ze sluit zich in haar boek, zegt ze, aan bij de
mening van vele historici.
Over de geschreven bronnen zegt ze op p. 163, ‘dat er
heel weinig ooggetuigenverslagen zijn en dat de kroniek van Regino van
Prüm (zie onderaan deze pagina) uit 881/882 zo goed als de enige is’. ‘De
meeste bronnen die we hebben over Vikingen zijn pas achteraf -in de elfde
eeuw- op perkament gezet, vrijwel zonder uitzondering door christelijke
kroniekschrijvers’.
In de kroniek van Regino wordt gesproken over ‘Wal
fluvium ingressa en Niumaga palatio regio applicuit’
dat op de vermelde
site (vertaling van Nederlandse historici) en bij Willemsen wordt
vertaald als ‘de Noormannen voeren
de Waal op en legden aan bij de koningspalts Nijmegen’.
Als men uitgaat van de juistheid van deze vertaling dan
is inderdaad hiermee onomstotelijk aangetoond dat de Vikingen bij
Nijmegen zijn geweest!
2. De
tegengestelde mening van A. Delahaye
Albert Delahaye, in: De Ware Kijk op .. Deel 1 Land van Bethune
en Frisia (1984) en deel II
(1999) heeft een heel andere kijk
op de geschiedenis van de Nederlanden en de Vikingaanvallen in deze tijd:
Zijn commentaar valt uiteen in verschillende delen,
namelijk:
- De
foutieve west- oriëntatie waardoor diverse ‘Nederlandse’ plaatsen in
noordwest Frankrijk blijken te liggen. Hij geeft ook aan wat er naar
zijn mening aan de hand was met de teksten die betrekking zouden
hebben op Nijmegen, Dorestad en Wieringen.
- Teksten
die aannemelijk maken dat met Frisia in die tijd niet op het huidige Friesland werd
bedoeld, maar vooral het gebied van het huidige West-België tot
Normandië / Bretagne in Frankrijk.
- De transgressietheorie waarmee hij
aangeeft dat er überhaupt geen bewoning kan zijn geweest in grote
delen van Nederland.
Ad a. De
foutieve west- oriëntatie en de onjuiste vertaling van de kroniek van
Regino van Prüm:
‘In de Franse bronnen over
de Noormannen worden de steden Noviomagus, Trajectum en Dorestadum en de
streken Frisia, Batua en Walacria geregeld in samenhang genoemd, maar door de reeds in h. 1 vermelde
foutieve west- oriëntatie
werden ze onterecht in Nederland geplaatst.
Uit alle teksten die in samenhang met elkaar gelezen
moeten worden, blijkt duidelijk dat het niet over Nederland gaat, maar
over aanvallen op noordwest Frankrijk.’
Zijn boeken citeren hiervoor een aantal
oorspronkelijke bronnen:
1.De Annales
Vedastini (890): "De Noormannen voeren de Seine op, voeren de Oise
op en bereikten Noviomagus, waar zij zich een winterkwartier
inrichtten."
2.Uit de Historia regum Francorum, HdF, VII, p.
259 (836):De
Noormannen vielen heftig Gallië binnen.
Zij vernielden Dorestadum (is Audruicq en niet Wijk
bij Duurstede), de plaats Andowerpium (is de "aanwerp" bij Marck bij Calais en niet Antwerpen) en
de haven Witla (is Wissant) bij de mond van de Mosa (is niet de Maas maar
de Moeze, een algemeen Vlaams woord voor moeras of moerassige riviermond)
en eisten schatting van de Frisones (zijn de Vlamingen en niet de Friezen
in Nederlands Friesland). Vandaar verwoestten zij het eiland Walacria
(tussen Brugge en Uitkerke en niet Walcheren) en eisten ook daar
schatting.
3.Uit de Annales Mettensis, HdF, VIII, p.66 (885):
"Godfried de Noorman, die Frisia gekregen had en door zijn huwelijk
met Gisela een schoonzoon van het vorstenhuis was, begon lastig te
worden. Hij beweerde, dat de koning hem bedrogen had door hem een land te
geven, waar geen wijn groeide, hij wilde een deel van het lle-de-France.
De diplomatie van het hof wist geen ander middel te bedenken dan hem naar
een bijeenkomst te lokken en hem dan te vermoorden. Het is nodig, om hier
een deel van de letterlijke tekst te geven, omdat die bijzonder
merkwaardig is : "Godfried eiste Confluentes (dat is
Conflains-Saint-Honorine), Andrenacum (Andrésy) en Sincicha (Sincény) op,
waar een overvloed van wijn was. De edelen, die met de bisschop van
Colonia naar het ontmoetingspunt gezonden waren, vertrokken vanuit
Colonia naar de Batua. . . Godfried begaf zich naar een plaats, Herispich
genoemd (dat is Quiercy vlak bij Noyon), waar de Renus en de Wal (lees:
Oise en Gouelle) samenvloeien . . . Godfried werd vermoord en alle
Noormannen werden gedood, die in de Batua gevonden werden".
Het verhaal vervolgt met:
4."Siegfried, de broer van Godfried, nam meteen
wraak. Hij plunderde op beide oevers van de Oise, voegde zich bij de
Noormannen, die in de vallei van de Seine, in Neustrië en Bourgondië
bezig waren, en sloeg met hen het beleg om Parijs. Tevergeefs probeerde
de koning hen uiteen te drijven. In Lotharingen nam Arnulf, koning van
Germanië, de strijd op. De Franken hadden inderhaast een versterking op
de Oise gebouwd, nu Pontoise geheten. Die werd in de herfst door de
Noormannen belegerd. Zij verhinderden de bezetting om water uit de rivier
te putten; iets anders hadden zij niet. Zij gaven zich tenslotte over na
de vrije aftocht naar Beauvais bedongen te hebben. De versterking werd
vernield en in brand gestoken. Een kroniekschrijver verkneukelt zich
erover, dat een rijke buit in de versterking verborgen was, die de
Noormannen niet te pakken kregen. Zij bezetten Rouen, dat zij tot aan de
vrede niet meer prijs zouden geven."
Het hele bericht gaat over Frankrijk. Slechts de ene zin waar Batua
genoemd werd, werd op Nederland ( met de Betuwe) begrepen !! Zie het
eens voor je: Na de moord op Godfried in de Nederlandse Betuwe, nam zijn
broer wraak op de oevers van de Oise in Frankrijk. Daar verzamelde hij
ook de Noormannen die konden vluchten vanuit de Betuwe. Kun je het nog
volgen?? (=commentaar van de schrijver)
Alle teksten over Noviomagus, van Karel de Grote tot
1047, hebben betrekking op Noyon, dat oorspronkelijk
ook Numaga heet. Als men doorklikt op bovenstaande
link, vindt men een aantal citaten die de juistheid hiervan moeten
aantonen. In Noyon gebruikt men exact dezelfde bronteksten als in
Nijmegen om de geschiedenis te vertellen. In Nijmegen heeft men bepaalde
bronnen weggelaten als de vermelding van Noviomagus te veel plaatsvond in
combinatie met duidelijk alleen ‘Franse’ plaatsnamen ( uit Delahaye, De
Bisschop van Nijmegen).
Samengevat: de enige bron die
Willemsen kan citeren, nl. de kroniek van Regino van Prüm, is onjuist
vertaald
door de vermelding ‘Wal
fluvium ingressa en Niumaga palatio regio applicuit’ op Nederland
i.c. Nijmegen
van toepassing te verklaren, terwijl
iedereen in Frankrijk en verre omstreken, ‘Niumaga’ vertaalt met ‘Noyon’.
|
|
Op bovenstaande
kaartjes worden de plaatsen genoemd die voorkomen in de berichten over
de Noormannen. Op het kaartje links zijn de
plaatsen genoemd in Vlaanderen en Frans-Vlaanderen, op het rechter
kaartje staan de plaatsen en rivieren in de rest van Frankrijk, genoemd
in de berichten. . (kaartjes van Delahaye)
|
Ad b De
juiste ligging van Frisia volgens Delahaye: (enige citaten)
-‘Het land van de Friezen is hetzelfde land dat ook
Francia Rinensis heet en voorheen Gallia Belgica Alobrites werd genoemd.
(De Ravennas).
-Het land van de Friezen wordt in de tiende eeuw
beschreven als een drooggevallen zoutmeer. De eeuwenlange winning van
zout in Vlaanderen (De Panne) wijst de juiste streek aan.
-Karel de Grote laat de bewaking van het gehele
kustgedeelte van Het Kanaal tegen invallen van de Noormannen over aan de
Friezen. In ruil krijgen de Friezen vrijheid van belasting of betaling van
schattingen. ‘Het is absurd te veronderstellen dat Karel de Grote de
Friezen vanuit het huidige Friesland heeft laten komen’.
-In de "Lex Frisorum" (wet van de Friezen)
staat letterlijk dat deze wet geldt van Sincfal tot aan Armorica, dus van
het Zwin in België tot aan Armorica (de streek tussen Normandië en
Bretagne, bij de Romeinen bekend en nu nog als streeknaam Armorique
bekend).
-De laatste grote veldslag tussen Karel Martel en de
Frisones vond in 732 plaats bij Poitiers. ‘Zelfs deze fysieke onmogelijkheid
voor de Nederlandse Friezen, heeft de historici nooit aan het denken
gezet!’
Ad c De
transgressietheorie:
‘Zo'n 1000 jaar voor
Chr. begon de Noordzee duidelijk agressiever tegen de kust op te
treden. Dat gebeurde eerst in het noorden, in het gebied van de
tegenwoordige Waddeneilanden, en later, in de laatste eeuwen voor het
begin van onze jaartelling, ook in het zuidwesten. De beschermende
gordel van strandwallen en duinen werd sterk aangetast, of zelfs
vernietigd. De zee drong opnieuw in de kustvlakte binnen. De Romeinse
tijd lijkt een wat rustiger interval, maar daarna zette de al eerder
begonnen ontwikkeling met kracht door. Zowel het noorden als het
zuidwesten van ons land heeft zijn huidige aanzien pas in de
middeleeuwen gekregen. Ook de tegenwoordige duinen dateren van na 1000 A.D’.
Deze theorie wordt door
diverse geleerden gesteund, zie
onderstaand citaat en nog vele andere citaten op de site (en in de
boeken) van Delahaye.
‘De holocene
geschiedenis van de lage helft van ons land is het resultaat van een
spel, met wisselende kansen van drie krachten: een stijgend zeeniveau,
een dalende bodem en een natuurlijke ophoging door sedimentatie.’
(Bron: W. H. Zagwijn).
|
|
3. Commentaar op Willemsen van Semafoor ( een onafhankelijk forum,
opgericht om zo objectief mogelijk naar deze geschiedenisperiode te
kijken ):
*A. Willemsen, in haar boek :Vikingen!
Overvallen in het stroomgebied van Rijn en Maas, gaat er van
uit dat er wél aanvallen in Nederland zijn geweest op grond van enige
vondsten, waarvan te betwijfelen is af ze echt iets met bewoning uit die
tijd te maken hebben. Zij kan echter maar zeer weinig andere bewijzen
noemen. ‘De belangrijkste Nederlandse bodemvondsten die in relatie
met Vikingen worden genoemd, zijn die in Wieringen en Zutphen. Wie wat
beter leest ontdekt dat er ook niet veel meer gevonden is, dat echt
direct in relatie met de Vikingen’ gebracht kan worden. Zo spreekt
Willemsen bijvoorbeeld van een in 2002 in de Maas (bij de monding van de
Neerbeek) gevonden zwaard van een type dat traditioneel in verband
gebracht wordt met Vikingen, maar waarvan het niet zeker is dat dit
gebruikt is door Vikingen. Ter illustratie van boek en tentoonstelling
blijken de meeste van de circa 160 afbeeldingen en geëxposeerde
voorwerpen uit door Vikingen bewoonde gebieden in Scandinavië en het
aangrenzende Sleeswijk-Holstein, Groot-Brittannië of Ierland afkomstig.
Commentaar van zelfde site op bovengetoonde
vondsten:
Nergens zijn andere afbeeldingen te vinden van
vondsten uit de Vikingtijd in het gebied alhier en waar al een relatie
met Scandinavië of Vikingen waarschijnlijk of zeker is, blijft het de
vraag of dit ook niet een handelsrelatie geweest kan zijn, die de
Vikingen ook met de Balkan of zelfs de Arabische wereld gehad hebben.
Bekend is dat smeedwerk als sieraden en zwaarden in Vikingenstijl
verhandeld en zelfs geïmiteerd werd, zodat vondsten van ‘Vikingen’-wapens
ook nog weinig zeggen over de gebruikers van die wapens.
Verder wordt op dezelfde Semafoor site gesproken over:
‘een artikel van Armin Wirsching (Stürmten die
Wikinger 400 Jahre zu spät in die Normandie ) waarin hij constateert dat
het in de analen niet voldoende wordt verklaard waarom het tussen 840 en 911 generaties lang niet
mogelijk was tegen de Noormannen een werkzame tegenstand te organiseren.
Hij suggereert dat dit komt omdat ze slechts op perkament hebben
plaatsgevonden. Hij vermoedt dat de verhalen over Vikingenaanvallen
waarvoor niet of nauwelijks bewijs in de archeologie te vinden is door
latere kroniekschrijvers zijn verzonnen, om de “overvallen” plaatsen
ouder en daarmee belangrijker te laten lijken. Het zouden dan
verdubbelingen van eerdere gebeurtenissen zijn. Hij geeft daarbij een
aantal merkwaardige gevallen aan van de zich herhalende geschiedenis’
(zie ook hoofdstuk 3 voor doorlinking)
4. Mijn eigen commentaar:
Op grond van nauwkeurige bestudering van bovenstaande
teksten (en nog vele andere) in de boeken van Delahaye en op grond van
mijn eigen kennis van de Middeleeuwse geschiedenis en geschiedschrijving,
ben ook ik van mening geraakt dat er wel ‘veel over Vikingaanvallen
wordt geschreven en gesproken in Nederland’, maar dat ‘met betrekking tot
hun aanwezigheid in de streken Duitsland, Frankrijk en de Benelux er nog
wel erg veel onbekend en – vooral-
onbewezen is. Hoogstens is er een zeer incidenteel verblijf van
kleine aantallen Vikingen ergens op Nederlandse bodem geweest’
( zie ook: http://www.bureaupubliciteit.nl/vikingen.htm).
Het zou van enorm veel durf getuigen als er over bovengemelde
controverse, die heel diep gaat, wat meer vrijuit gesproken zou kunnen
worden op universiteiten en hogescholen en als er enige weerslag van de
discussie te vinden zou zijn in de leerboeken op het hoogste niveau van
het voortgezet onderwijs. Het is erg moeilijk les te geven met boeken
waarvan men overtuigd is dat er een aantal zeer onjuiste dingen in staan.
De originele tekst over Godfrieds belening en huwelijk (uit de Kroniek
van Regino van Prüm):
Rau, R. (ed.) Quellen zur
karolingischen Reichsgeschichte I (Darmstadt: Regino
Chronicon, Liber de gestis regum Francorum - Regino Kroniek, Boek van
de daden van de Frankische koningen
(vertaling door aantal Nederlandse historici: )
Rau, Quellen, p. 260 (881)
Per idem tempus Nortmannorum classis Wal fluvium
ingressa Niumaga palatio regio applicuit ibique castra posuit.
Quod factum cum ad notitiam Ludowici perlatum esset, absque dilatione
cum exercitu venit et munitionem obsidione clausit. Conserto
nonnullis diebus certa-mine non adeo prevaluit, quia palatium
ingentis magnitudinis mirique operis hostibus tutissimum prebebat
receptaculum.
Item eodem anno mense Novembrio duo reges Nortmannorum,
Godefridus et Sigifridus, cum inestimabili multitudine peditum et
equitum consederunt in loco, qui dicitur Haslon, iuxta Mosam. Et
primo quidem impetu finitima loca depopulantes Leodium civitatem,
Traiectum castrum, Tungrensem urbem incendio cremant; secunda
incursione Ribuariorum finibus effusi cedibus, rapinis ac incendiis
cuncta devastant, Coloniam Agrippinam, Bunnam civitates cum
adiacentibus castellis, scilicet Tulpiacum, Iuliacum et Niusa, igne
comburunt; post haec Aquis palatium, Indam, Malmundarias et Stabulaus
monasteria in favillam redigunt.
Ea tempestate Carolus imperator in Italia morabatur, ubi
diversis legationibus Germaniae ac Galliae pulsatur, ut ad
suscipienda regna sibi hereditario iure competentia festinaret et
periclitanti imperio succurreret, quod capite amisso ludibrio
hostibus erat. Qui nihil tardatus cum omnibus copiis in Franciam
venit et cum Langobardis, Baioariis, Alamannis, Thuringis, Saxonibus,
Fresonibus et omnibus regnis suae ditioni subditis Nortmannos in
supradicto loco obsidere exorsus est; sed conatus eius parum effectum
obtinuit, quamquam, ut diximus, ex diversis regnis et gentibus
inestimabilis multitudo in unum confluxisset, indignatione caelesti
super populum christianam religionem profanantem deseviente.
Novissime Godefridus rex Nortmannorum ea conditione
christianum se fieri pollicetur, si ei munere regis Fresia
provincia concederetur, et Gisla filia Lotharii in uxorem
daretur.
|
Rond deze tijd (*) voer een
vloot met Noormannen de Waal op en legde bij de koninklijke
palts Nijmegen aan, waar zij hun kamp opsloegen. Toen men deze
gebeurtenis ter kennis van Lodewijk bracht, trok hij zonder uitstel
met een leger op en belegerde hen in hun vesting. Nadat zij enige
dagen met elkaar gestreden hadden, lukte het hem toch niet de
overwinning te behalen omdat de palts door zijn enorme omvang en zijn
stevige manier van bouwen de vijanden een zekere toevlucht bood.
Op dezelfde wijze verschansten
zich in november van datzelfde jaar (**) twee Noormannenkoningen
Guðröðr en Sigfrøðr in Haslon, bij de Maas, met een onvoorstelbare
menigte te voet en te paard. Bij hun eerste strooptocht verwoestten
zij de omgeving en brandden zij Luik, Maastricht en Tongeren plat,
bij hun tweede strooptocht deden zij het gebied der Ripuariërs aan en
teisterden alles met moord, roof en brand, de steden Keulen en Bonn
met de nabijgelegen burchten Zülpich, Jülich en Neuss lieten zij in
vlammen opgaan; hierna legden zij de palts Aken en de kloosters
Cornelimünster, Malmedy en Stavelot in de as.
In die dagen verbleef keizer
Karel in Italië waar hem door verschillende gezantschappen uit
Duitsland en Gallië werd gevraagd om het hem door erfrecht toekomende
rijk met spoed te aanvaarden en het bedreigde rijk dat een leider miste
en daardoor door de vijand werd bespot te helpen. Zonder aarzeling
kwam hij met al zijn strijdkrachten naar Francië en begon met
Langobarden, Beieren, Alamannen, Thuringers, Saksen, Friezen en alle
rijken die onder zijn heerschappij stonden de Noormannen in de
voornoemde plaats te belegeren; maar zijn inspanningen oogsten erg
weinig effect, hoewel er zich, zoals we zeiden, van verschillende
rijken en stammen een ontelbare menigte had verzameld, woedde er een
hemelse toorn over het van het christelijke geloof verwijderde volk.
Uiteindelijk werd Guðröðr (******), de koning van de Noormannen,
op voorwaarde dat hij beloofde christen te worden, beleend met de provincie
Frisia, en hij kreeg Gisela, de dochter van Lotharius, als bruid.
|
|
|