Benjamin Britten ( 1913 – 1976)
Benjamin
Britten was, volgens Peter Evans althans, de grootste Engelse componist na Purcell. Hij heeft zeer veel muziek nagelaten, met de
uitgave waarvan men nog steeds bezig is.
2013 is het honderd jaar geleden dat Britten werd geboren: voorwaar
een extra reden voor een biografie.
Suffolk
|
|
Lowestoft en Aldeburgh liggen allebei in Suffolk
|
|
Enige
van de reizen die Benjamin Britten (vaak samen met Peter Pears) maakte
|
(Edward)
Benjamin Britten werd in 1913 in het Engelse Lowestoft
(Suffolk) geboren. Zijn vader was tandarts en zou
geen belangstelling voor de kunsten gehad hebben, maar zijn moeder was
(amateur)zangeres en zij moedigde Benjamin aan om te componeren. Hiermee
was hij al op vijfjarige leeftijd begonnen en er zijn achthonderd werkjes
bekend uit zijn jeugd. Hij kreeg pianoles alsmede –van Audrey Alston- vioolles. Op het Norwich Festival in 1924
maakte hij kennis met de muziek van Frank Bridge. Alston
regelde op het Festival van 1927 een ontmoeting tussen Bridge en Britten.
Naar aanleiding daarvan stelde Bridge voor dat Britten pianoles van Harold
Samuel zou gaan nemen in Londen en compositieles van hemzelf. Voor een goed
begrip van de plaats van Bridge -en
van zijn leermeesters Delius en Stanford- in de muziekgeschiedenis, wordt
geadviseerd de websites met informatie zoals vermeld in noot 1 nu eerst
door te lezen.
Bridge
hielp Britten een goede compositietechniek te verkrijgen en zorgde dat hij
verder keek dan de ‘nationalistische school’ zoals die gedoceerd werd op de
meeste instellingen in Engeland.
In
1930 kon hij dank zij een beurs gaan studeren aan het Royal College of
Music in Londen. Hier kreeg hij pianoles van Arthur Benjamin en
compositielessen van John Ireland, maar deze vielen – vergeleken bij die
van Bridge- bijzonder tegen. Ook tegen viel het feit dat hij er nauwelijks
in slaagde zijn muziek uit te (laten) voeren.
Hij
zocht buitenlandse stimulerende voorbeelden zoals Arnold Schönberg, Gustav Mahler en Alban
Berg en wilde graag naar Wenen om bij laatstgenoemde te studeren. Dit plan
werd gedwarsboomd door de autoriteiten van het Royal College. Zijn bezoek
aan Florence in 1934 moest hij afbreken vanwege de dood van zijn vader en
toen hij alsnog in datzelfde jaar in Wenen aankwam, ontmoette hij wel Erwin
Stein (2), een leerling
van Schönberg, maar helaas niet Berg. Dat dit
bezoek aan het Europese vasteland meer een ‘sociale tour’ was, waarbij de
muziek op de tweede plaats stond, komt omdat zijn moeder hem begeleidde.
Zij zag hem voortdurend als ‘haar lieve getalenteerde jongetje’ en
‘beschermde’ zijn omgeving.
In
1935 moest hij, na zijn Europese trip, op zoek naar werk en schreef in
opdracht van de Film Unit van het GPO (General Post Office) muziek bij een
serie korte documentaires. Hij werkte daar samen met W. H. Auden, die nog sterker dan Bridge een pacifist was. Uit
deze samenwerking ontstonden –soms heel ironische- sociale en politieke stukken, zoals de
Songcyclus met orkest Our Hunting Fathers (1936) en de koraal Ballad of Heroes
(1939) (3).
De
tenor Peter Pears ontmoette Britten in 1937 door
toedoen van Peter Burra (4). Vanaf 1939 woonde hij met Pears samen en hij en Elizabeth Mayer (5) hadden
inmiddels de beschermende rol van Britten`s
moeder overgenomen.
Toen
Auden naar de VS emigreerde, vertrok Britten
samen met Pears er ook heen. De redenen hiervoor
waren dat zijn verhouding met zijn mede- componisten moeizaam was, dat de
Spaanse Zaak (de Burgeroorlog) was verloren en dat de
Nazi`s
steeds verder terrein wonnen. Daarnaast had hij het emotioneel moeilijk
vanwege zijn liefde voor Pears.
Hun
verhouding werd steeds meer een creatief partnerschap en leverde opera`s en
songcycli op zoals de Michelangelo Sonnets (1940) en de Rimbaud cyclus Les illuminations
(1939). Met Auden produceerde Britten in 1941 de
operette Paul Bunyan (6).
Aanvankelijk
woonden Britten en Pears vrij beschermd in het
huis van Elizabeth Mayer op Long Island, maar later vertrokken ze naar een
soort kunstenaars commune in Brooklyn, waar Auden
de scepter zwaaide. Uiteindelijk besloot Britten - mede omdat hij besefte
dat men in Engeland behoorlijk te lijden had onder de oorlog en hijzelf
veilig zat- in 1942 terug te keren
naar Engeland. Tijdens deze reis schreef hij zijn Hymn to Saint Cecilia en A Ceremony of
Carols. In dezelfde tijd begon hij ook te werken aan zijn serie Britse Folksong arrangementen en
ontdekte Purcell in wiens ‘declamatorische’ stijl
hij ook ging componeren. Britten maakte voor zijn Folksong arrangementen
gebruik van kant- en- klare bundels en ging niet zelf op pad –zoals diverse
andere collega`s- om liederen te verzamelen. Voor zijn Ierse liederen
gebruikte hij de verzameling Irish Melodies van
Thomas Moore (1779 – 1852) (13).
|
|
|
|
|
|
|
Frank
Bridge
|
Arthur
Benjamin
|
John
Ireland
|
W.
H. Auden
|
Bij Elizabeth Mayer
|
Pears, Kathleen
Ferrier en Britten en Nancy Evans (9)
|
Toen
Britten weer in Engeland terugkeerde, was zijn omgeving hem nogal vijandig
gezind. Omdat hij en Peter vanwege hun pacifistische opvattingen niet in
dienst wilden, moesten zij voor een tribunaal verschijnen om vrijstelling
te krijgen.
Het
verslag van de hoorzitting van het tribunaal gaf –onterecht- aan dat
Britten wel bereid was om eventueel bij de medische dienst te werken of
civiele dienstplicht te vervullen. Britten ontkende dat met klem (7).
Vooral
door toedoen van Britten`s uitgever Ralph Hawkes en collega`s als Vaughan
Williams en Walton, kregen Britten en Pears vrijstelling. Net als een aantal andere
kunstenaars kwamen zij in dienst van de CEMA (the
Committee for the Encouragement of Music and the Arts (8))
Tijdens
de oorlogsjaren gaven zij onder de CEMA-vlag overal concerten. Daarnaast
componeerde Britten ook muziek bij propagandaprogramma`s op de radio. In 1945 werd zijn opera Peter Grimes uitgevoerd ter ere van
de heropening van het Sadler`s Wells Theatre en dit stuk bleek een groot succes. Buitenlandse
operahuizen haalden hem vanaf dat moment gretig binnen.
Hierna
schreef hij, naast allerlei instrumentele muziek, onder andere de Donne Sonnets
en de cantate St. Nicolas. Hij
ging nu vooral kameropera`s componeren, met slechts een paar solo-instrumenten
en een beperkt aantal zangers, zodat die ook in de provincie uitgevoerd
konden worden. Een voorbeeld hiervan is de moralistische opera The Rape of Lucretia uit 1946 (9).
In
1947 formeerde Britten de English Opera Group, die opera`s van hemzelf en
andere, vooral Britse, componisten in première bracht. Belangrijke zangers
hiervan waren Kathleen Ferrier, Peter Pears,
Janet Baker en Heather Harper. Omdat het
rondreizen toch te duur bleek, besloten Britten en zijn mededirecteuren dat
de opvoeringen op één vaste plaats moesten gaan plaatsvinden en mede daarom
werd in 1948 het Aldeburgh Festival opgericht.
Vanaf
dat moment was Britten`s voornaamste bezigheid
muziek componeren die daar uitgevoerd kon worden. Hij schreef graag voor
speciale doelgroepen zoals amateurs en vooral voor kinderen en voor zijn
vrienden. Natuurlijk schreef hij nog steeds veel voor Pears,
maar ook voor Mtislav Rostropovich,
zijn vrouw Galina Visjnevskaja
en Dietrich Fischer- Diskau die de festivals
regelmatig bezochten.
Van
1948 tot 1950 correspondeerde Britten met Henriëtte Bosmans en trad met Pears
op in Nederland. Het contact verwaterde toen zijn carrière een grotere
vlucht nam: In 1951 schreef hij voor het Festival of Britain Billy Bud en in 1953 Gloriana
(over Elizabeth I) ter ere van de troonsbestijging van Elizabeth II. In
1954 kreeg hij opdracht voor de kameropera The Turn of the Screw
voor de Biennale van Venetië.
In
1955 ging hij met Peter Pears op een recital tour
naar het verre Oosten en hierna waren Balinese (1957) en Japanse (1964)
invloeden duidelijk herkenbaar in zijn composities. In 1961 voltooide hij
zijn War Requiem, op teksten van Wilfred
Owen (10), voor de
inwijding van de nieuwe Coventry Cathedral. Galina Visjnevskaja kreeg hierin
de sopraanpartij.
DULCE
ET DECORUM EST (=
oorspr. citaat Horatius)
Bent double, like old beggars under
sacks,
Knock-kneed, coughing like hags, we cursed through sludge,
Till on the haunting flares we turned our backs
And towards our distant rest began to trudge.
Men marched asleep. Many had lost their boots
But limped on, blood-shod. All went lame; all blind;
Drunk with fatigue; deaf even to the hoots
Of tired, outstripped Five-Nines that dropped behind.
Gas! Gas! Quick, boys! – An ecstasy of fumbling,
Fitting the clumsy helmets just in time;
But someone still was yelling out and stumbling,
And flound'ring like a man in fire or lime. .
Dim, through the misty panes and thick green light,
As under a green sea, I saw him drowning.
|
In all my dreams, before my helpless
sight,
He plunges at me, guttering, choking, drowning.
If in some smothering dreams you too could pace
Behind the wagon that we flung him in,
And watch the white eyes writhing in his face,
His hanging face, like a devil's sick of sin;
If you could hear, at every jolt, the blood
Come gargling from the froth-corrupted lungs,
Obscene as cancer, bitter as the cud
Of vile, incurable sores on innocent tongues,
My friend, you would not tell with such high zest
To children ardent for some desperate glory,
The old Lie; Dulce et Decorum est
Pro patria mori.
Wilfred
Owen, 8 – 10- 1917 -
Maart, 1918
|
|
|
Siegfried Sassoon
Onder:
Gasaanval en de
|
Wilfred Owen
gevolgen
|
Zwaarbeproefd,
kromgebogen als oude kerels,
Vloekten
we ons hijgend hoestend door het slijk.
Achter
ons verdween de gruwel van het front
Voort
ploeterden we, naar verder weg gelegen onderkomens.
Er
waren er die lopend sliepen. Anderen, hun laarzen kwijtgeraakt,
strompelden op bebloede voeten.
Uitgeput
was iedereen, verstomd, niets ziend,
Doof
zelfs voor de vlakbij neervallende gasgranaten.
Gas!
GAS! Werd er gebruld. Als de donder rukten we
die
rotmaskers net op tijd over ons hoofd.
Een
kreeg het niet voor elkaar
En
krijste vertwijfeld als een dier in nood.
Vaag
zag ik door mijn beslagen glazen, in een dichte waas
Als
onder water in een snotgroene zee, hoe hij verzoop.
|
Elke
nacht droom ik van hem. Hij stort zich op mij, kokhalst, snakt naar adem
en verzuipt opnieuw.
Machteloos
kijk ik toe. Jij zou ook eens in zo`n afgrijselijke droom, Mee moeten
lopen met de kar waarop hij toen werd afgevoerd. Zien hoe hij aldoor zijn
ogen opensperde,Zijn mond open en dicht ging
als bij een stomme vis, en bij iedere gierende ademstoot moeten horen hoe
het bloed omhoog borrelde uit zijn verrotte longen, als gore etter uit
een verkankerde wond in een onschuldig lijf. Mijn vriend, je zou het
voorgoed uit je kop laten Jonge jongens, hunkerend naar heldenroem,
Zo
stomweg die godvergeten leugen wijs te maken:
Dulce et decorum est pro patria mori.
(vertaling
Tom Lanoye
2002 ‘Niemandsland’)
|
|
|
Britten
ontmoette ook Sjostakovitsj en bezocht Rusland in
1963 en 1965. In dat laatste jaar verbleven hij en Pears
in het Componisten Huis in Armenië waar hij de cyclus The Poet`s Echo, op gedichten van
Pushkin, schreef voor Visjnevskaja.
Zijn
contract met Boosey & Hawkes
verlengde hij niet meer in 1964 en in plaats daarvan steunde hij de
oprichting van Faber Music.
In
1965 kreeg hij opdracht van de VN tot het schrijven van een anthem Voices for Today dat
tegelijkertijd werd uitgevoerd in Londen, Parijs en New York.
Een
karaktertrek van hem werd tijdens de Aldeburgh
festivals inmiddels steeds duidelijker, namelijk dat hij iedereen van wie
de muzikale prestaties naar zijn gevoel niet optimaal genoeg waren, direct
opzij schoof. Dit maakte dat men hem vereerde, maar ook zeer vreesde.
In
1973 kwam de opera Death in Venice,
hoewel Britten ernstig ziek was, toch tot stand. Hierna was hij echter niet
meer in staat grootschalig werk te produceren, hoewel hij nog wel voor Pears een liederencyclus schreef op teksten van Burns,
voorzien van harp begeleiding. Dat deed hij omdat hij hem niet meer kon
begeleiden op de piano en niet wilde dat een ander deze taak overnam. Voor
Janet Baker schreef hij nog Phaedra, een solo- cantate met orkest.
Hij
werd in 1976 in Aldeburgh begraven, waarna er in
Westminster Abbey een herdenkingsdienst voor hem werd gehouden.
Britten
kreeg talrijke onderscheidingen van Britse en buitenlandse instellingen en
universiteiten: in 1952 werd hij Companion of Honour,
in 1964 kreeg hij de Aspen Award, in 1965 werd
hij lid van de Order of Merit (Orde van
Verdienste) en in 1976 ontving hij de titel Baron van Aldeburgh.
In ‘The Red House’ waar Britten en Pears woonden
van 1957 tot 1976, is nu de Britten – Pears
Foundation gevestigd.
|
|
|
|
|
|
The Red House
Aldeburgh
|
Aldeburgh Festival
gebouwen
|
Britten,
Aaron Copland en Pears
|
Dietrich Fischer- Diskau
|
Mtislav Rostropovich en Galina Visjnevskaja
|
Sjostakovitsj en Britten
in Moskou (1966)
|
Benjamin
Britten schreef in zijn leven naast symfonische
werken en instrumentele muziek,
heel veel vocale muziek:
A.
In zijn opera`s wil hij vooral
laten zien hoe onschuld een prooi voor geweld kan zijn, een outsider (homo)
een prooi voor de maatschappij. Een aantal voorbeelden van zijn opera`s en
balletten zijn:
Paul Bunyan (1941); Peter
Grimes (1945); The Rape of Lucretia (1946); Albert Herring (1947); The
Beggar`s Opera (1948); Billy Budd (1951); Gloriana (1953); The Turn of the
Screw (1954); A Midsummer Night`s Dream (1960); The prince of the pagoda`s
(een ballet); Drie parabels: Curlew River (1964)- gebaseerd
op het Japanse Noh spel,
The Burning Fiery Furnace (1966) en The Prodigal Son (1968); de anti- oorlogsopera Owen Wingrave
(1970) en Death in Venice (1973)
|
|
|
|
|
|
Auden en
Britten werkend aan Paul Bunyan; Paul met Babe
|
The Rape of Lucretia met (o.a.) Kathleen
Ferrier
|
The Beggar`s Opera
|
B. Voorbeelden
van zijn koorwerken zijn: Missa Brevis (1959); Te Deum
(1934), Jubilate (1961); Festival Te Deum (1944)
en Amo ergo sum (1949); verder: A Boy was Born
(1933), Ballad of Heroes (1939); Hymn to St Cecilia (1942); Ceremony of
Carols (1942); Rejoice in the Lamb (1943); Spring Symphony (1949); Cantata Academica (1959); War Requiem (1961); Cantata Misericordium (1963) en Voices for Today (1965).
Voor
een krijgsgevangenenkamp schreef hij The Ballade of Little Musgrave and Lady Barnard
(1943).
Voor kinderen componeerde hij o.a. Friday Afternoons, opus 7 (1933-5); St Nicolas
(1948); The Little Sweep (1949); Noye`s Fludde (1957);
Children`s Crusade (1968) en Welcome Ode, opus 95 (1976).
C.
Meer dan 100 (solo) liederen
heeft Britten gecomponeerd, vooral met piano begeleiding. Hij schreef ze
meestal in cyclusvorm, met vijf
tot negen liederen per cyclus. Hij gebruikte hiervoor veel Engelse bronnen
en daarnaast teksten van Rimbaud, Michelangelo, Hölderlin
en Pushkin in de oorspronkelijke taal. Zijn eerste drie cycli schreef hij
voor de sopraan Sophie Wyss en de volgende zeven
voor Peter Pears.
Voorbeelden
van zijn cycli zijn: de Auden cyclus On this Island opus 11 (1937); Les illuminations
opus 18 (1939); Serenade (op Engelse gedichten)(1943); Donne
Sonnets (Purcell-achtig)
opus 35 (1945); A Charm of Lullabies,
opus 41 (1947); Winter Words opus 52; Songs from the Chinese, opus 58 (1957); Hölderlin-
Fragmente, opus 61 (1958); Songs and Proverbs of William Blake
opus 74 (1965) (geschreven voor Fischer- Diskau)
en de Pushkin -cyclus The Poet`s Echo opus 76
(1965).
Daarnaast
schreef hij zgn. Canticles:
(5) uitgebreide vocale stukken, over religieuze onderwerpen maar zonder
liturgische associaties.
Men
is nog steeds bezig met bestudering en uitgave van Britten`s
werk. Dat komt omdat hij zelf vaak werk achter hield omdat hij stukken nog
niet goed genoeg vond en hij trok reeds toegekende opus nummers dan ook
weer in. Soms verbeterde hij een jeugdwerk op latere leeftijd waarna het
alsnog mocht worden uitgegeven. Na
zijn dood werden (en worden) alsnog een aantal stukken - nu (bijna) ongewijzigd- gepubliceerd. Achterin het boek van Evans
is een chronologische catalogus opgenomen van Britten`s
originele werk, naast een selectieve lijst van arrangementen en
bewerkingen.
Hieronder
volgt een overzicht van solo- liederen -soms oorspronkelijk voor unisono koor-
en solo gedeeltes uit opera`s in de mezzo en/ of alt- ligging en enige
duetten
(S- Mezzo/ Mezzo- A). Een aantal stukken is niet geheel origineel maar
bewerkt of getransponeerd, zoals bijvoorbeeld in de verzamelbundel ‘The Red Cockatoo
and other songs’.
Deze bundel bestaat uit niet eerder gepubliceerde stukken, die wellicht
ooit bedoeld waren om bij een lied- cyclus te horen maar door Britten
uiteindelijk niet werden gebruikt.
De
Folksongs zijn over het algemeen
niet moeilijk, maar heerlijk om zo even weg te zingen. De complete uitgave
voor medium/ low voice dateert uit 2006. Voor die
tijd was slechts een gedeelte van de Folksongs getransponeerd verkrijgbaar.
De Lullabies
zijn moeilijker, hoewel goed te doen. De liederen opgenomen in The Red Cockatoo
zijn zeker niet gemakkelijk, maar heel spannend. Mijn mening over de
liederen in de andere bundels zal ik te zijner tijd meedelen.
|
|
|
|
|
|
Tit for Tat
|
A Charm of Lullabies
|
Opera Aria`s
|
Purcell Collection
|
Complete
Folksong Arrangements
|
The Red
Cockatoo
|
SOLO- muziek
voor mezzo/ alt:
|
Ligging:
|
OBA (11)
|
Uitgever:
|
Beware! (1922 - 6)
|
Three songs for medium
voice & piano
|
|
Faber Music
|
Tit for Tat (de la Mare) (oorspr. 1928 – 30)
geschreven
voor de verjaardag van de de la Mare`s zoon; 1968 gereviseerd door Britten (bevat: A
Song of Enchantment, Vigil,
Autumn, Tit for Tat, Silver)
|
Five songs for medium
voice & piano
1968 First Performance Aldeburgh F.
|
OBA-magazijn
?
|
Faber Music
|
The Red Cockatoo and
other songs (1935 – 60)
(bevat:
A Poison Tree, Birthday Song for Erwin*, Cradle Song, If Thou Wilt Ease
Thine Heart,Not Even Summer Yet**, The Red
Cockatoo, When You`re Feeling***, Wild With Passion) ; *voor de 60ste verjaardag
van Erwin Stein; **op tekst van Peter Burra;
***wellicht bestemd voor de GPO Film Unit 1935-6)
|
For medium / low voice
& piano
|
|
Faber Music
|
Ballads from Paul Bunyan
( 1941)
(Tell me the
truth about love, Funeral Blues, Johnny, Calypso)
|
For medium voice &
piano or guitar
(bariton
oorspr.)
|
|
Faber Music
|
A Cradle Song, Sleep,
Beauty Bright (1938)
Ook opgenomen
in:
A Charm of Lullabies ,
opus 41 (1947)
(bevat:
A Cradle Song (Blake),Highland Balou(Burns),
Sephestia`s Lullaby (R. Greene), A Charm (Th. Randolph),
Nurse`s Song (J.Philip))
|
Alt-
ligging
Alt/
mezzo met piano
|
OBA-magazijn
|
Faber Music
Boosey and Hawkes
|
Eight Folk Song
Arrangements (1976)
Complete Folksong Arrangements
(61 liederen
British Isles, France,
British Isles, Moore`s Irish Melodies, British Isles: bevat
o.a. Greensleeves. O Waly,
Waly; Dink`s Song, Early One Morning, Sally in
our Alley(12), Oft in the Stilly
Night, The Ash Grove, Tom Bowling, Pray Goody, How sweet the answer, At the mid hour of night, Avenging and
Bright, Dear Harp of My Country ,O The Sight Entrancing, Rich and Rare,
Sail on, The last rose of Summer, The Minstrel Boy, etc.
(=Moore`s Irish Melodies –(13)
Folk Song Arrangements
volume I, II, III
Twelve Folksong
Arrangements
|
For medium voice &
piano
Medium and low voice
(2000)
Medium voice (2000)
Low voice & piano
|
OBA
OBA
(copie 2006)
OBA:
Vol. III
|
Faber Music
Boosey and Hawkes
Boosey and Hawkes
Boosey and Hawkes
|
Corpus Christi Carol (in
C)
|
Arranged for low voice
& piano
|
|
Chester Music
|
Evening, Morning, Night (from ‘The Way to the
Tomb’)
|
Medium voice and
piano (2000)
|
|
Boosey and Hawkes
|
Flower Song (from the Rape of Lucretia)
Slumber Song (from the Rape of Lucretia)
|
Lower voice (alto) and
piano
Mezzo voice and piano
|
|
Boosey and Hawkes
?
|
Friday Afternoons
o.a. A
Tragic Story
|
Unisono voices & piano
|
OBA-magazijn
OBA-magazijn
|
Boosey and Hawkes
|
Opera Arias (bevat: Doctor
Jessop`s Midwife (Albert Herring), What Would Missus Herring Say(idem),
Ah! Blackguards(Little Sweep), Give Him This Orchid (Rape of Lucretia),
Quint, Peter Quint (Turn of the Screw), I know a Bank Where the Wild
Thyme Blows (Midsummer Night`s Dream) en een inleiding van Nancy Evans)
Selections from the
Beggar`s Opera (If love the virgin`s heart
invade, Virgins are like the fair flower, I like a ship in storms, was
tossed)
|
Mezzo
& piano (2000)
Solo`s
(mezzo of alt) + piano
|
OBA (copie
1992)
OBA
|
Boosey and Hawkes
Boosey and Hawkes
|
The
Purcell Collection (bevat: 45
stukken, waarvan 9 uit Harmonia Sacra, 24 solo stukken en 6 duetten uit Orpheus Britannicus etc.)
Orpheus Britannicus-
Purcell/ Pears/ Britten
|
Medium/ low voice &
piano
Six
songs -middenstem + piano
Five songs –middenstem + piano
Seven
songs – middenstem + piano
|
OBA- magazijn
OBA-magazijn
?
|
Boosey and Hawkes
Boosey and Hawkes
Idem
idem
|
Harmonia Sacra- Britten/
Pears
|
Three Divine Hymns for
high or medium voice and piano
|
|
Boosey and Hawkes
|
Ship of Rio (for Voice)-oorspr. 1932 (arr. 1963)
- zie
ook DUETTEN
|
Medium voice & piano
|
OBA-magazijn
(copie 1964)
|
Oxford University Press
|
The Birds
|
Medium voice & piano
(2000)
|
OBA-magazijn
(copie 1934)
|
Boosey and Hawkes
|
|
|
|
|
DUETTEN:
|
|
|
|
Mother Comfort
|
Vocal duet (S- Mezzo)
& piano
|
OBA-magazijn
|
Boosey and Hawkes
|
Three two- part Songs
(The Ride-by-nights, The Rainbow, The Ship of Rio)
|
2
st. vrouwenkoor (M/A ) & piano
|
OBA
|
OUP
|
Purcell realized
Britten: A Miscellany of Songs
|
For one/ two voices
& piano
|
|
Faber
Music
|
|
Noten:
(1)Men
leze de info op:
http://www.charlottehansson.nl/Stanford%20Charles%20Villiers.htm en
http://www.charlottehansson.nl/Ralph%20Vaughan%20Williams.htm
waarin
dieper wordt ingegaan op de betekenis van Parry
en Stanford en hun leerlingen voor de ontwikkeling van de Engelse
‘muziekschool’ en de splitsing in
Kosmopolitici en Folksong
nationalisten. Britten is vast niet (meer)opgenomen in het boek van Trevor Hold, Parry to Finzi
. Twenty English song-composers, Woodbridge
UK 2002, omdat hij weliswaar
zijn opleiding begon in de Parry traditie, maar
zich uiteindelijk –zoals we zullen zien- liet beïnvloeden door Mahler, Berg
en Stravinsky.
Hij werd daarmee een ‘kosmopoliet’.
(2)Stein vluchtte in 1938 voor de Nazi`s uit Wenen naar Londen
waar hij bij Boosey & Hawkes
ging werken
(3)De Ballad of Heroes ia een eerbewijs aan de Britse vrijwilligers die
sneuvelden in de Spaanse Burgeroorlog
(4)Britten ontmoette Peter Burra in
Barcelona in 1936. Hij kwam om in een vliegtuig ongeluk in 1937. Britten
componeerde het lied Not even summer yet (op tekst van Burra:
“For a song’) voor Nell Moody, Burra`s zus, om uit te
voeren op een herdenkingsconcert voor hem. Peter Pears
was een schoolgenoot van Burra. Vanwege de dood
van hun wederzijdse vriend ontmoetten Pears en
Britten elkaar.
(5)Elizabeth
Mayer (1884- 1970) werd in Duitsland geboren. Zij was pianiste, maar tevens
vertaalster en uitgeefster. Toen de Nazi`s aan de macht kwamen, vertrok zij
met haar man, de psychiater William Mayer, naar de VS. Veel muziek werd aan
leden van haar familie opgedragen: Little
Sir William aan haar man William Mayer, The Ash Grove aan dochter Beata en aan
Elizabeth zelf :Hymn to St.Cecilia.
(6)
Paul Bunyan is een personage uit de Amerikaanse folklore. Hij is een
reusachtige houthakker die altijd wordt vergezeld door zijn blauwe os Babe. In de Amerikaanse cultuur werden tijdens de 19de
eeuw al sterke verhalen verteld zgn. ‘tall tales’. Een aantal gingen over een reus die enorm goed
kon houthakken en in 1910 schreef een Amerikaanse journalist er een boek
over en gaf de hoofdpersoon de naam Paul Bunyan. In de operette wordt o.a.
verteld over zijn geboorte ‘ bij de volgende blauwe maan’ en hoe hij enorm
groeit en dat op een dag Babe, de blauwe koe, hem
likt. Hoe hij trouwt met (de enorm grote) Carrie en een dochter Tiny
krijgt, etc. De muziek zit vol Amerikaanse stijlen als folk songs, blues en
hymnes.
(7)Verslag van hoorzitting en ontkenning
in Paul Kilda, Britten on Music, brief 11 en 12
(8)Het CEMA – later Arts Council of
Great Britain geheten, begon informeel in 1939 en formeel in 1940 met als
bedoeling werkeloze mijnwerkers bezig te houden met kunst en hen wat te
leren; later zag men er een middel in om het nationale moreel tijdens
oorlogstijd te verbeteren en men begon theater en concert tours naar de
provincie te organiseren, waardoor artiesten weer werk hadden. De nadruk
lag sterk op deelname van de plaatselijke (amateur)verengingen. In 1941
werd Keynes voorzitter van de CEMA en hij vond dat de subsidies alleen naar
‘de besten’ moesten en niet naar ‘de meesten’.
(9)De geschiedenis begint buiten Rome
in 510 voor Chr. waar drie generaals, de jonge prins Tarquinius,
Collatinus en Junius
een drinkgelag hebben en over de deugdzaamheid van hun vrouwen en hun
ridderlijke eer debatteren. De Etrusk Tarquinius begeert Lucretia,
de vrouw van Collatinus. Hij reist naar Rome en
vraagt onderdak in Collatiunus`woning. Midden in
de nacht verkracht hij Lucretia. De volgende dag
vertelt Lucretia het aan haar man en pleegt
vervolgens zelfmoord.
Ferrier
en Evans deelden samen de hoofdrol in The
Rape of Lucretia,
maar omdat Ferrier aanvankelijk de meeste aandacht kreeg, componeerde
Britten voor Evans A Charm of Lullabies.
Voor
mij vreemd was te lezen dat de alt Ferrier en de (mezzo-)sopraan Evans
allebei Lucretia zongen. Naar mijn idee was de
partij voor Kathleen te hoog, hoewel ze een bereik van twee octaven had (G-g’). In het boek van Winifred
Ferrier over haar zus staat het antwoord: Kathleen moest (voor het eerst in
haar leven) een hoge a zingen voor deze rol; Britten had voor haar de a
omgezet in een fis. Uiteindelijk heeft ze toch steeds de a gezongen en
heeft Britten de fis geschrapt.
In
de VS zong ze ook stukken die nogal hoog lagen, zodat men haar daar
betitelde als mezzo en zelfs als sopraan, hoewel wat ‘licht in de hoogte’.
In het boek is er later ook sprake van het omzetten van een hele partituur
voor haar in een lagere zetting.
(10)Britten
ontleende diverse gedichten van zijn War Requiem aan de dichter Wilfred
Owen (1893 – 4 nov. 1918). Deze diende (en stierf) als officier in de
loopgraven van WO I en schreef daar zeer realistische gedichten over.
Hierbij werd hij beïnvloed door zijn vriend Siegfried Sassoon,
die de oorlog overleefde. Owens gedichten stonden in rauwe tegenstelling
tot die van bijv. Rupert Brooke (1887 – 1915) die
romantisch en idealistisch van karakter waren. Owens beroemdste werken
zijn: Dulce et Decorum est,
Insensibility, Anthem for Doomed Youth, etc. Zie voor uitstekende achtergrondinformatie
de 3delige BBC DVD World War I (1914- 1918) The Great War and the shaping
of the century )
(11)Ik vermeld de aanwezigheid in de
OBA (Openbare Bibliotheek Amsterdam)
niet met de bedoeling dat men alle werken gaat kopiëren, maar om (als men
daar in de buurt woont) makkelijker te kunnen beoordelen welke stemligging
het meest geschikt is, zodat de juiste aanschaf wordt gedaan.
(12)Een aantal melodieën, o.a. Come you not
from Newcastle? Heft
Britten ontleend aan Hullah`s Song Book.
John Pyke Hullah (1812
– 1884), componist en leraar, heeft zich enorm ingezet voor goed
muziekonderwijs. Hij schreef een aantal boeken over ‘hoe te leren zingen’.
Het Song Book is online te raadplegen via: http://www.traditionalmusic.co.uk/song-book/song-book%20-%200002.htm#.UWgj56KeOlU
|