Nieuwsbrief DUET- SALON nr. 30 (februari 2012)
Het
Romantisch Duet
Het ‘Romantisch Duet’ is al eerder behandeld in Nieuwsbrief
25 en 27. De, voor deze nieuwe Salon, relevante gegevens zijn daaruit
overgenomen en gedeeltelijk aangevuld. De indeling van de Brief is als
volgt:
- De
periode van de Romantiek
- Specifieke
informatie over de te bezingen componisten en de duetten
Fr. Revolutie Restauratieperiode Liberale grondwetswijziging steeds sterker wordend nationalisme
+ patriottisme modern imperialisme
opkomst
socialisme
Duitsland wint Frans.-Duitse oorlog impressionisme/ WO I
|
1800
- 1814 - 1848
1870 1880 1914
|
Componisten ‘zelfstandig’, dus onzekerder bestaan
Concerten tegen betaling
Muziek voor groot publiek
i.p.v. ‘hof’
Men gaat op tournée/ geeft recitals en muziekonderwijs
|
‘piano’ ontstaat
Liederen vooral in salons gezongen
Solistische recitals
én
Massale orkestraties
|
Welvaart bourgeoisie neemt toe
Industriële revolutie nu ook in Frankrijk
Muziekdrukkunst ontwikkelt zich
Grote publieke concerten
en beroepsdirigenten
|
Invloed van folklore en traditionele muziek
|
Muziek meer ‘ klassiek’
Overdrevenheid van vormen
Gigantische werken en orkesten
|
Vroege Romantiek
1800-1830
|
Hoog Romantiek
1830-1850
|
Late Romantiek
1850-1890
|
Eeuwwisseling/ Impressionisme
1890-1920
|
‘Klassieke
componisten’(1750-1820)
ßHaydn/Mozart/Beethoven/Schubert /
Mendelssohn/ Schumann à
|
Berlioz/ Bizet/ Wagner/ Offenbach/ Franck
t.o.
Brahms/ Grieg/ Smetana/ Dvořák/Tsjaikovski
In Engeland:
Charles Villiers Stanford-Wood
|
Wolf/ Bruckner/ Mahler
Fauré
Barber
|
|
|
|
|
|
|
|
De ‘traditionalisten’: Mendelssohn,
Brahms- met hun oriëntatie op
C. P .E. Bach, Haydn, Mozart, (en Beethoven); eind 1890 nagevolgd door
de Frankfurt Groep: groep
studenten die studeerde in Frankfurt a/ M aan het Hoch conservatorium.
Deze groep richtte zich op de ‘klassieken’: Schubert, Schumann, Brahms, Grieg en Fauré (the French Connection)- maar had een
afkeer van Beethoven;
Fauré hoort bij het Franse
Impressionisme ( idem: M. Ravel , P. Dukas, C. Debussy )
Beethoven is zeker een
inspiratiebron van Brahms geweest, hoewel hij ingelijfd wordt als
voorbeeld door de Neudeutsche Schule
|
Neudeutsche Schule- voorbeelden:
Beethoven als componist (en Schumann-als criticus) :
Berlioz, Liszt , Wagner
|
Romantiek in de
combinatie met Nationalisme buiten Duitsland:
In
Tsjecho-Slowakije: Bedrich Smetana (1824-1884)/ Antonin Dvorak(1841-1904)
In Groot-Brittannië : Charles Villiers Stanford
(1852-1924); Hubert Parry (1848-1918); Charles Wood (1866-1926)
In Noorwegen: Edward Grieg
(1843-1907)
In Finland: Sibelius (1865-
1957)
In de
V.S.: Edward MacDowell (1860-1908)-studeerde ook in Frankfurt
Charles Ives (1874-1954)
Postromantiek:
Samuel Barber (1910-1981)
|
1. De periode van de Romantiek:
In de late achttiende eeuw was er grote politieke en
sociale onrust zoals de Amerikaanse Burgeroorlog, de Franse Revolutie en
het begin van de Industriële Revolutie, waardoor allerlei maatschappelijke
veranderingen zichtbaar werden. In alle kunsten ontstonden daardoor
natuurlijk ook veranderingen. De nieuwe stijlperiode, volgend op het
Classicisme, werd Romantiek
genoemd en besloeg het grootste deel van de negentiende en het begin van de
twintigste eeuw. Het romantische denken kwam het eerst naar voren bij
schrijvers als Goethe, Schiller, Heine, Byron, Scott en Wordsworth en bij
een schilder als Goya.
Vrijheidsdrang
was een belangrijke factor, maar de vernieuwingen gingen niet in één
bepaalde richting.
In de romantische literatuur werden middeleeuwse verhalen met jonkvrouwen en dappere ridders en veel mystiek beschreven,
in de schilderkunst ontstonden fantastische,
shockerende en exotische scènes, aan
historische bronnen ontleend. Daarnaast
werden op zeer realistische wijze
actuele gebeurtenissen als opstanden (1830, 1848) en massale veldslagen
afgebeeld. De satire werd
gebezigd en de liefde voor de natuur
veelvuldig geuit. Allerlei nationalistische
bewegingen vonden na 1850 hun weerslag in de kunst.
Elke componist schiep zijn eigen idioom, een herkenbare
stijl. Daarom is het moeilijk om gemeenschappelijke kenmerken te geven, maar
“ vrijheid, beweging, passie en streven naar het ‘onbereikbare’, vaagheid ,
suggestie en symboliek”waren dat in ieder geval. Het ritme in de muziek
werd gevarieerder, nieuwe maatsoorten werden mode en om de spanning te
verhogen werden syncopen toegepast. De tempi werden extreem snel of uiterst
langzaam. Chromatiek werd na 1850 veelvuldig gebruikt, verschillen tussen
luid (ff) en zacht (pp) werden groot en zeer plotseling voorgeschreven.
Nieuwe vormen en genres als ‘Lieder’ en liederencycli
ontstonden. Omdat er veel technische verbeteringen waren aan de
instrumenten en er bovendien nieuwe instrumenten kwamen (celesta, pauken,
harmonium, saxofoon, enz.) ontstonden er nieuwe klankkleuren in het orkest.
Ook kregen de musici een grondige professionele opleiding met de komst van
conservatoria.
De koormuziek
uit de Romantiek –missen, requiems
en Te Deums, meestal monumentale werken- werd niet voor de kerk, maar voor
de concertzaal gecomponeerd en uitgevoerd met een compleet orkest en ook
vaak met een extra orgel.
In de 19de eeuw stonden in Duitsland in ‘de
Musikstreit’ twee groepen componisten tegenover elkaar:
De ‘traditionalisten’: Felix Mendelssohn-Bartholdy en Johannes
Brahms, die zich oriënteerden op de ‘Klassieke componisten’ zoals Haydn, Mozart, Beethoven, met hun
‘classicistische’ muziek (1) en
de Neudeutsche
Schule met vertegenwoordigers als Franz Liszt, Hector Berlioz, Richard
Wagner en Peter Cornelius.
Zij wilden de muziek ‘van de toekomst’ vorm geven. Deze
muziek was in hun visie programmatisch, theatraal en sterk literair
georiënteerd.
|
|
|
|
|
|
|
F. Mendelssohn
|
R. Schumann
|
J. Brahms
|
C. Franck
|
G. Fauré
|
C. Wood
|
Samuel Barber
|
2. Specifieke informatie over de te bezingen
componisten en de duetten:
De joodse familie van Felix Mendelssohn
(1809-1847) (zie ook nieuwsbrief 13
en 14 o.a. met betrekking tot het begrip Oratorium) was ten gevolge van de
Franse Revolutie reeds gelijkberechtigd geraakt, maar liet zich ook nog tot
christen dopen en voegde toen ‘Bartholdy’ achter de familienaam. Dit aspect van bekeerde christen is zeker
van invloed geweest op het werk van Felix, die al heel jong begon met
pianospelen en componeren. Toen hij
20 jaar was, dirigeerde hij de Matthaeus Passion waarvan men toen dacht dat
die niet uit te voeren was. Mede door Felix M. hebben Bach, Händel en ook
Mozart de hun toekomende plaats in de muziekgeschiedenis gekregen.
Daarnaast moedigde hij ook eigentijdse componisten zoals Schumann sterk
aan. M. heeft geen liederencycli geschreven als
Schubert en Schumann en ook geen liedverzamelingen gebaseerd op het werk
van één dichter. Zijn liederen waren vooral bedoeld om bij de piano thuis
te zingen.
Het Herbstlied: ‘Ach wie so
bald’ is nummer 4 van Opus 63, Six Lieder for voice and piano (1836–1845)
en ontleent de tekst aan Karl Klingemann (1798-1862).
Na 1840 liet M. zich uit Leipzig naar Berlijn lokken door
de nieuwe koning van Pruisen (Fr. Wilhelm IV), met de belofte dat hij aan
de nieuwe Academie voor Kunsten mooie dingen zou kunnen doen, maar ten
gevolge van de slechte sociale omstandigheden in Pruisen kwamen alle
beloofde hervormingen niet van de grond en hij brak in 1845 definitief met
de koning. In zijn oratorium Elias zijn
volgens kenners de frustraties hierover duidelijk te horen!
Robert (Alexander) Schumann (1810-1856) kreeg op
zevenjarige leeftijd zijn eerste pianoles en componeerde op twaalfjarige
leeftijd. Daarnaast schreef hij gedichten en artikelen. Hij studeerde
aanvankelijk rechtswetenschap in Leipzig en Heidelberg, maar had daar
eigenlijk helemaal geen zin in. Hij wilde zich helemaal aan de muziek
wijden en ging in Leipzig piano studeren bij Friedrich Wieck. Omdat hij
zijn vinger had verrekt moest hij afzien van een loopbaan als
concertpianist. Hij raakte verliefd op Friedrich`s dochter Clara, die ook
pianiste was. Haar vader verbood hem echter haar nog te ontmoeten. In 1837
verloofden ze zich toch, maar door de intriges van Friedrich kreeg hij een
zenuwcrisis en zwaarmoedige
aanvallen. Via de rechtbank werd de huwelijkstoestemming geforceerd en ze
trouwden in 1840. In
dat jaar werd Schumann eredoctor aan de Universiteit van Jena en ontmoette
hij Franz Liszt.
Tot 1839 schreef hij alleen pianomuziek. In 1840
ontstonden veel liederencycli: 138 liederen (Frauenliebe und –leben,
Dichterliebe enz.) en in 1841 zijn eerste symfonieën. De première van zijn
Lente(Frühling) symfonie in Leipzig werd gedirigeerd door Mendelssohn. In 1842 componeerde
hij kamermuziek en begon vervolgens aan oratorium en opera.
In 1844 verhuisden Clara en Robert naar Dresden, waar
hij koordirigent werd. Omdat ze zich
ergerden aan de muzikale smaak van de conservatieve Dresdenaren verhuisden
ze naar Düsseldorf waar hij stedelijke muziekdirecteur werd. Daar was hij
verantwoordelijk voor de abonnementconcerten van de Musikverein en voor de
repetities van verschillende koren.
An den Abendstern is no. 4 van Vier
Mädchenlieder opus 103 (voor SS of SA) op tekst van de Duits- Russische
dichteres E. Kulmann.
Door zijn zwijgzaamheid, zijn zachte stem, zijn
bijziendheid en onvoldoende pedagogische vaardigheden was er niet veel
discipline in het orkest en in 1853 mocht hij alleen nog eigen werk
dirigeren. Hij kreeg steeds meer last van gehoorshallucinaties met
bijbehorende depressies en angstvisioenen. Nadat hij in de Rijn was
gesprongen (en gered), werd hij ontoerekeningsvatbaar verklaard en
opgesloten in een inrichting.
Johannes Brahms (1833-1897)
begon, hoewel hij al op veertienjarige leeftijd piano speelde in de kroeg
om geld te verdienen en ook al wat stukken schreef, pas in 1853 serieus te componeren. In
datzelfde jaar werd hij begeleider van de Hongaarse violist Reményi (Hoffmann),
waarmee hij heel Duitsland doorkruiste voor een grote concerttournee, waar
hij Schumann en Liszt ontmoette. Hierna werd hij het kopstuk in de ‘strijd’
tegen Wagner en Liszt. Brahms vertrok vervolgens naar Wenen, waar hij
koorleider werd van de Wiener Singakademie. Hij dirigeerde daar muziek van
Bach, Beethoven en Schumann. Zomers verbleef hij in gezelschap van zijn
vriend Anton Rubinstein in
Lichtenthal, en plaatsje in het Zwarte Woud, bij Baden-Baden, waar in 1866
zijn Ein deutsches Requiem verscheen. Van 1872-1875 was hij artistiek
directeur van de Gesellschaft der Musikfreunde. Hij schreef na die tijd een
aantal piano- en vioolconcerten en ook veel (volks)liederen. Hij gebruikte
lang niet altijd grote dichters hiervoor. Hij baseerde zich vooral op Zuccalmaglio`s
Deutsche Volkslieder, die voor een deel zeker niet authentiek zijn, maar
door Z. zelf geschreven. Brahms gebruikte de teksten meer als
inspiratiebron en citeerde niet altijd exact. Tot 1860 componeerde hij
strofische liederen, meestal zonder voor- en naspel, net als ‘echte’
volksmuziek; daarna schreef hij vooral doorgecomponeerde liederen.
Brahms` negenenveertig
Deutsche Volkslieder zijn soms te moeilijk voor de ‘gemiddelde’
volksliedzanger omdat de ‘ambitus’(stemomvang) te groot is.. Achtentwintig
volksliederen zijn postuum gepubliceerd in 1926 omdat Brahms ze zelf nog
niet als “af” beschouwde, maar van zestien ervan heeft hij in 1894 wel al
een nieuwe zetting gemaakt en laten publiceren. De Duitse componist,
dirigent en pianist Hermann Zilcher heeft op verzoek van de muziekuitgever
Simrock in Hamburg, een tweede stem gecomponeerd bij twaalf van Brahms
Volkslieder, zodat een duetversie ontstond.
Hierbij is niets veranderd aan de eerste stem. De uitgeverij heeft
daarbij een keus gemaakt uit bovengenoemde volksliederen waaronder ‘
In stiller Nacht’ ( Deutsche Volkslieder nr. 42).
Brahms
was een grote steun voor Antonin Dvořák (1841-1904), die in navolging van
Smetana (1824-1884) Tsjechische thema`s en Slavonische dansritmes in zijn
symfonieën en strijkkwartetten verwerkte.
César Franck (1822-1890) reisde op 13 jarige
leeftijd al rond als pianist vanuit zijn geboorteplaats Luik. Later legde
hij zich in Parijs toe op compositie en werd aldaar koorleider en organist en ging ook
lesgeven aan het Parijse conservatorium (1872). In deze tijd had het ‘Grote
Publiek’ nog weinig belangstelling voor zijn composities. Zijn vroege werk
onderging de invloed van Opéra- comique componisten, zijn ‘middenperiode’
bestaat vooral uit religieus werk en zijn latere werk kenmerkt zich door
cyclische vormen (thema met variaties). Hij geldt als een romanticus bij
uitstek. Hij onderging invloed van Wagner en beïnvloedde zelf o.a.
Messiaen. Zijn streven was de Franse muziek na het échec van 1871
(Frans-Duitse oorlog) weer in ere te herstellen. Les Danses de Lormont (FWV. 89 no. 4) behoort tot de ‘Six Duos
pour voix égales’ uit 1888/89. Het
stuk is gecomponeerd op een tekst van Marceline Desbordes-Valmore
(1788-1857) dat het leven in en de schoonheid van Lormont, gelegen in Z- W
Frankrijk, beschrijft.
‘Puisqu`ici- bas toute âme’,
opus 10 van Gabriel Fauré
(1845-1924), is gecomponeerd in 1863 en herzien in 1873. Het is dus
oorspronkelijk een jeugdwerk van Fauré, die meevocht in de Frans- Duitse
oorlog van 1870 en bij het beleg van Parijs. Na die tijd werd hij assistent
- organist en ging de muzikale salons van Parijs bezoeken o.a. van de
beroemde zangeres Pauline Viardot, Hij is kort verloofd geweest (juli-
oktober 1877) met haar dochter Marianne waar hij al vijf jaar verliefd op
was. ‘Puisqu`ici’ is door Claudie (andere dochter van Pauline) en Marianne
gezamenlijk uitgevoerd (in 1879?) en de muziek is ook aan hen opgedragen (à
Mesdames Georges Chamerot = Claudie et Alphonse Duvernoy = Marianne). De
tekst is van Victor Hugo (1802-1885)
en volgens sommigen ook van Marc Monnier (1827-1885). Deze tekst is een aantal
malen getoonzet o.a. ook door R. Hahn en Saint-Saëns onder de titel
‘Rêverie’, waarbij de verschillende componisten niet altijd dezelfde
coupletten van het gedicht gebruikt hebben.
Sir Charles Villiers Stanford (1852-1924) (2), geboren in Dublin, zorgde in Engeland
voor de herleving van lang ‘verwaarloosde’ muziek van Purcell en Händel.
Hij bewerkte daarnaast vele Ierse volksliederen. Zijn muziek is beïnvloed
door de werken van Brahms en Schumann en hij was over het algemeen wars van
alle moderne ontwikkelingen in de muziek. De Ierse componist Charles Wood (1866-1926) was zijn
vriend en opvolger. Hij studeerde aan het Royal College of Music te Londen en aan de Universiteit van
Cambridge en was ook organist. Hij volgde in 1924 Stanford op als
hoogleraar harmonieleer en contrapunt. Naast kerkmuziek schreef hij nog
veel andere muziek die echter minder vaak uitgevoerd wordt, waaronder acht
strijkkwartetten. Verder is hij met name bekend door zijn arrangementen van
carols. Wood was de medeoprichter van de Irish Folk Song Society in Londen.
Tot zijn leerlingen behoorden de componisten Ralph Vaughan Williams en
Herbert Howells.
The ride of the witch (The Hag)
is gecomponeerd op een tekst van Robert Herrick (1591-1674) die in zijn
vroege teksten veel verwees naar imaginaire vrouwen en liefde, maar altijd
single bleef. Zijn latere teksten zijn spiritueel en filosofisch. Het
gedicht The Hag is recent opgenomen
in verzamelingen Halloween (dark) Poems.
Samuel Osborne
Barber II (1910 – 1981) was een Amerikaanse componist en
muziekpedagoog. Hoewel hij jonger
was dan Arnold Schönberg, Alban Berg of zijn landgenoot Charles Ives
behoorde Barber nooit tot de muzikale avant-garde.
Zijn oeuvre wordt als post- romantisch beschouwd.
Op zesjarige leeftijd kreeg hij pianolessen en als
zevenjarige schreef hij zijn eerste compositie.
Van 1924 tot 1932 studeerde hij compositie, orkest-
directie, piano en zang in Philadelphia en later in Wenen.
In 1935-1936 reisde hij samen met zijn vriend en
levenspartner en tevens componist, Gian Carlo Menotti, door Europa.
Na de Tweede Wereldoorlog ging hij daar ook weer heen:
In 1948 werd hij consulent van de "Amerikaanse Academie" te Rome.
Na 1945 beginnen, compositorisch gezien, zijn meest vruchtbare jaren. Ook
de opera Vanessa, zijn opus 32,
op een libretto van Menotti, dateert uit deze tijd (1957). Under the Willow Tree zit
oorspronkelijk in Acte II, maar behoort tot Acte I in de gereviseerde versie van 1964 (3). In de bijlage staat een korte samenvatting van Vanessa
en de situering van Under the Willow Tree).
|
Bronnen:
Websites:
Wikipedia –diverse sites
Gedrukte bronnen:
The New Grove dictionary of Music and Musicians
|
Noten:
(1) over “classistische’
muziek: zie http://www.charlottehansson.nl/Johann%20Sebastian%20Bach.htm
en/ of het artikel over Frederik II:
http://www.charlottehansson.nl/Frederik%20de%20Grote.htm;
Eventueel ook: http://www.genootschapvoorklassiekemuziek.nl/?page_id=12
(2) zie http://www.charlottehansson.nl/Stanford%20Charles%20Villiers.htm
(3) t.a.v. Vanessa wordt
vaak gezegd dat het libretto van Menotti gebaseerd is op een werk van Isak
Dinesen (de schrijversnaam van Karen Blixen). Het verhaal staat echter niet
als zodanig in Dinesen`s werk. Haar Seven Gothic Tales zijn
vermoedelijk wel een soort inspiratiebron
geweest. http://www.radio.rai.it/radio3/radio3_suite/archivio_2006/eventi/2006_11_11_vanessa/libretto_inglese.pdf
|
Herbstlied: Ach, wie so bald verhallet der Reigen, Wandelt sich Frühling in Winterzeit! Ach, wie so bald in trauerndes Schweigen Wandelt sich alle der Fröhlichkeit! Bald sind die letzten Klänge verflogen! Bald sind die letzten Sänger gezogen! Bald ist das letzte Grün dahin! Alle sie wollen heimwärts ziehn! Ach, wie so bald verhallet der Reigen, Wandelt sich Lust in sehnendes Leid. Wart ihr ein Traum, ihr Liebesgedanken? Süß wie der Lenz und schnell verweht? Eines, nur eines will nimmer wanken: Es ist das Sehnen, das nimmer vergeht. Ach, wie so bald verhallet der Reigen! Ach, wie so bald in trauerndes Schweigen Wandelt sich alle die Fröhlichkeit!
|
|
An den Abendstern (Schumann gebruikte couplet 1-2 en 6) [Schweb]1 empor am Himmel, Schöner Abendstern! Sieht im Glanzgewimmel Jeder dich ja gern. Gehn sie auf, gehn nieder Sie am Himmelsrand, Keinen deiner Brüder Schmückt ein solch Gewand. Ihr's scheint an den Kanten Leicht mit Gold beklebt, Dein's aus Diamanten Durch und durch gewebt. |
Steht auch dir zur Seiten Oft des Mondes Pracht, Strahlst du doch bei Weiten Hehrer durch die Nacht. Ihm leiht fremde Helle Seinen Perlenglanz, Voll aus eigner Quelle Strömt dein Sonnenglanz. Schweb empor am Himmel, Schöner Abendstern! Sieht im Glanzgewimmel Jeder dich ja gern.
|
In stiller Nacht, zur ersten Wacht, ein Stimm begunnt zu klagen,
der nächtge Wind hat süss und lind zu mir den
Klang getragen;
Von herbem Leid und Traurigkeit ist mir das Herz
zerflossen,
die Blümelein, mit Tränen rein hab ich sie all
begossen.
Der schöne Mond will untergahn, für Leid nicht
mehr mag scheinen
die Sternelan ihr Glitzen stahn, mit mir sie
wollen weinen.
Kein Vogelsang, noch Freudenklang man höret in
den Lüften,
die wilden Tier traurn auch mit mir in Steinen
und in Klüften.
|
|
Les danses de Lormont Chorus: Poursuivant les nouées De nos chansons De main en main nouées Dansons! dansons! Nous sommes de Lormont les blanches demoiselles La brise nous soulève et nous porte en avant On dirait qu'à 'nos pieds la danse met des ailles Pour nous jeter au vent, pour nous jeter au vent. (Chorus) Avec sa grande voix, la mer nous accompagne, La mer qui bat la grêve et qui rompt les roseaux En nous voyant d'en bas planer sur la montagne, Nous prend pour des oiseaux. Regardez, regardez la montagne enflammée, C'est Lormont qui s'allume au coucher du soleil, Regardez, sur son front tourner la ronde aimée Comme un cercle vermeil, comme un cercle vermeil. (Chorus)
|
Refrein: Geschakeld als een ketting van liedjes en hand in hand aaneen Laten we dansen! Wij zijn de jonge maagden uit Lormont De wind tilt ons op en stuwt ons voort Onder onze voeten zou de dans vleugels krijgen zodat de wind vat op ons heeft. (Refrein) De zee begeleidt ons met luide stem De zee die op het strand slaat en het riet breekt Ziet ons vanuit de diepte over de berg zweven alsof wij vogels zijn, Kijk, de berg staat in het avondrood, Lormont wordt verlicht in de ondergaande zon Kijk naar onze rondedans op zijn top Als een helrode cirkel. (Refrein)
Vertaling: Lidy van Noordenburg
|
Puisqu'ici-bas
toute âme
Donne à quelqu'un
Sa musique, sa flamme,
Ou son parfum ;
Puisqu'ici toute chose
Donne toujours
Son épine ou sa rose
A ses amours ;
Puisqu'avril donne aux chênes
Un bruit charmant ;
Que la nuit donne aux peines
L'oubli dormant ;
Puisque l'air à la branche -niet overgenomen doorFauré
Donne l'oiseau ;
Que l'aube à la pervenche
Donne un peu d'eau ;
Puisque, lorsqu'elle arrive
S'y reposer,
L'onde amère à la rive
Donne un baiser ;
Je te donne, à cette heure,
Penché sur toi,
La chose la meilleure
Que j'aie en moi !
Reçois
donc ma pensée,
Triste d'ailleurs,
Qui, comme une rosée,
T'arrive en pleurs !
Reçois mes voeux sans nombre,
Ô mes amours !
Reçois la flamme ou l'ombre
De tous mes jours !
Mes transports pleins d'ivresses,
Purs de soupçons,
Et toutes les caresses
De mes chansons !
Mon esprit qui sans voile
Vogue au hasard,
Et qui n'a pour étoile
Que ton regard !
Ma muse, que les heures -niet overgenomen door
Fauré
Bercent rêvant,
Qui, pleurant quand tu pleures,
Pleure souvent !
Reçois, mon bien céleste,
Ô ma beauté,
Mon coeur, dont rien ne reste,
L'amour ôté !
|
Since
everything below,
Doth, in this mortal state,
Its tone, its fragrance, or its glow
Communicate;
Since all that
lives and moves
Upon the earth, bestows
On what it seeks and what it loves
Its thorn or rose;
Since April to
the trees
Gives a
bewitching sound,
And sombre night to grief gives ease,
And
peace profound;
Since day-spring on the flower
A fresh'ning drop confers,
And the fresh air on branch and bower
Its choristers;
Since the dark
wave bestows
A soft caress, imprest
On the green bank to which it goes
Seeking its rest;
I give thee at
this hour,
Thus fondly bent o'er thee,
The best of all the things in dow'r
That in me be.
Receive,-poor
gift, 'tis true,
Which grief, not joy, endears,--
My thoughts, that like a shower of dew,
Reach thee in tears.
My vows untold
receive,
All pure before thee laid;
Receive of all the days I live
The light or shade!
My hours with
rapture fill'd,
Which no suspicion wrongs;
And all the blandishments distill'd
From all my songs.
My spirit,
whose essay
Flies fearless, wild, and free,
And hath, and seeks, to guide its way
No star but thee.
No pensive, dreamy Muse,
Who, though all else should smile,
Oft as thou weep'st, with thee would choose,
To weep the while.
Oh, sweetest
mine! this gift
Receive;--'tis throe alone;--
My heart, of which there's nothing left
When Love is gone!
Translated by _Fraser's Magazine._
|
The rid of the witch (The hag)
The Hag is
astride,
This night for to ride,
The devil and she together;
Through thick and through thin,
Now out, and then in,
Though ne'er so foul be the weather.
|
|
Vanessa:
Time: About
1905
Place:
Vanessa's country house in a northern country.
Vanessa has
spent twenty years in her country house after being left by her lover,
Anatol; she has kept the house shut up, with all of the mirrors covered.
Her mother, the Old Baroness, will not speak to her; her only companion
is her niece, Erika. As the opera opens, they are preparing for the
arrival of Anatol. He is sighted coming towards the house, and Vanessa
sends everyone else away; as soon as he arrives at the door, she declares
her love for him--then faints when she discovers that the man on the
doorstep is not her lover. He is, he explains to Erika, that Anatol's
son; he has come to meet the woman whose name haunted his father and
mother. The Anatol that Vanessa knew has died. ( hier de plaats van Under the Willow Tree)
Anatol, left
alone with Erika, seduces her; the next day, after Erika learns that he
has been making advances to Vanessa, she confronts him; he offers to
marry her,
but, offended
by the flippancy with which he has proposed, and worried about Vanessa,
rejects him. At the party where Vanessa and Anatol's engagement is
announced, Erika reveals to the Old Baroness that she is pregnant with
Anatol's child. She runs away from the house and causes herself to
miscarry; a search party sent out by Vanessa brings her back. Vanessa,
still unaware of Anatol's liason with Erika, marries him, and they leave
together. Erika, left alone in the house with her grandmother, who now
will not speak to her, orders the mirrors covered again and the gates
closed and locked, just as before.
Het duet Under the Willow Tree word teen paar
keer gezongen in de Opera, nl. door de Dokter en Vanessa; (deels) door de
Dokter en Anatol en vervolgens door Vanessa en Erika :
|
Under the Willow Tree
Two doves cry
Ah—oh
Where shall we
sleep, my love, whither shall we fly
The wood has swallowed
the moon,
The fog has
swallowed the shore
The green toad
has swallowed the key to my door
Give me your
hand and I `ll show you the steps:
Right foor
first, back, then left, forward, slide
One, two,
three, reverse, two, three
Under the
willow tree
Two doves cry
Ah—oh
Where shall we
sleep, my love, whither shall we fly
The wood has
swallowed the moon,
The fog has
swallowed the shore
The green toad
has swallowed the key to my door
|
Vanessa: Acte I –scène
II:
Doctor
Do you still remember our
country dances, Milady?
Vanessa
(rising)
Are you too old to dance
them, dear Doctor?
Doctor
What impertinence!
(trying out a few steps)
“Under the willow tree…”
(turning to Vanessa and
putting his pipe down on the table)
Come, come, let us show
them who is the best dancer here!
(He begins to dance with
Vanessa.)
Anatol
Ah, charming, charming; I
wish I could compete with you, Doctor.
Doctor
Nonsense, young man; give
me your hand and I’ll show you the steps!
(Erika goes over the table
and stands behind Vanessa, who is seated.)
Doctor
(showing him)
Right foot
first
back, then
left,
forward, slide.
One, two, three, reverse,
two, three, one.
(Anatol dances with the
Doctor.)
Vanessa and Erika
“Under the willow tree
etc.”
Doctor
Two, three, right,
two, three, left,
left foot, right foot.
Two, three, forward,
two, three, backward.
Ah, charming, charming …
They all laugh as they
see Anatol completely confused.)
Doctor
No, no! No, no! What do
they teach you in school today?
Vanessa
Stop this nonsense and
hurry to your breakfast! I must go up and change.
(Vanessa
takes her muff and starts to go to her room. - The Doctor takes Anatol by
the arm and they start to the ‘jardin d'hiver’.)
|
|
Terug naar de pagina Muziek of
de Homepage van Charlotte Anna Hansson
|