Nieuwsbrief DUET-
SALON nr. 19 Het Romantisch Duet (dec. 2008) Het thema van deze DUETSALON-workshop heeft als ‘rode draad’ het werk van Brahms, Dvorák en Rubinstein.
In de late achttiende eeuw was er grote politieke en sociale onrust zoals de Amerikaanse Burgeroorlog, de Franse Revolutie en het begin van de Industriële Revolutie , waardoor allerlei maatschappelijke veranderingen zichtbaar werden. In alle kunsten ontstonden daardoor natuurlijk ook veranderingen. De nieuwe stijlperiode, volgend op het ‘Classicisme’ wordt Romantiek genoemd en beslaat het grootste deel van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Het romantische denken komt het eerst naar voren bij schrijvers als Goethe, Schiller, Heine , Byron, Scott en Wordsworth en men vindt het bij een schilder als Goya. Vrijheidsdrang is een belangrijke factor, maar de vernieuwingen gaan niet in één bepaalde richting. In de romantische literatuur
worden middeleeuwse verhalen met
jonkvrouwen en dappere ridders en
veel mystiek beschreven, in de schilderkunst ontstaan fantastische, shockerende en exotische
scènes, aan historische bronnen
ontleend. Daarnaast worden op zeer realistische wijze actuele gebeurtenissen als opstanden (1830, 1848) en massale veldslagen afgebeeld. De satire wordt gebezigd en de liefde voor de natuur veelvuldig geuit. Allerlei nationalistische bewegingen vinden na 1850 hun weerslag in de kunst. Elke componist schept zijn eigen idioom, een herkenbare stijl. Daarom is het moeilijk om gemeenschappelijke kenmerken te geven, maar “ vrijheid, beweging, passie en streven naar het ‘onbereikbare’, vaagheid , suggestie en symboliek” zijn dat in ieder geval. Het ritme in de muziek wordt gevarieerder, nieuwe maatsoorten worden mode en om de spanning te verhogen worden syncopen toegepast. De tempi worden extreem snel of uiterst langzaam. Chromatiek wordt na 1850 veelvuldig gebruikt, verschillen tussen luid (ff) en zacht (pp) worden groot en zeer plotseling voorgeschreven. Nieuwe vormen en genres ontstaan als ‘Lieder’ en liederencycli. Omdat er veel technische verbeteringen komen aan de instrumenten en er bovendien nieuwe instrumenten ontstaan (celesta, pauken, harmonium, saxofoon, enz.) ontstaan er nieuwe klankkleuren in het orkest. Ook krijgen de musici een grondige professionele opleiding met de komst van conservatoria. In deze brief wordt verder slechts ingegaan op de vocale muziek en dan nog alleen maar in zoverre deze op de workshop bezongen wordt. Voor het begrip Lieder en de belangrijkste componisten hiervan wordt verwezen naar een handboek (zie bronnenlijst) en voor de ontwikkeling van de Opera naar de betreffende nieuwsbrieven hierover ( nr 11 en 15). De koormuziek uit de Romantiek –missen, requiems en Te Deums, meestal monumentale werken- wordt niet voor de kerk, maar voor de concertzaal gecomponeerd en uitgevoerd met een compleet orkest en ook vaak nog een extra orgel. Johannes Brahms (1833-1897) begon, hoewel hij al op veertienjarige
leeftijd piano speelde in de kroeg om geld te verdienen en ook al wat stukken
schreef, pas in 1853 serieus te
componeren. In datzelfde jaar werd hij begeleider van de Hongaarse violist
Reményi (Hoffmann), waarmee hij heel Duitsland doorkruiste voor een grote
concerttournee, waar hij Schumann en Liszt ontmoette. Hierna werd hij het
(conservatieve) kopstuk in de ‘strijd’ tegen Wagner en Liszt (zij vormen de
zgn. Neudeutsche Schule). Brahms vertrok hierna naar Wenen, waar hij
koorleider werd van de Wiener Singakademie. Hij dirigeerde daar muziek van
Bach, Beethoven en Schumann. Zomers verbleef hij in gezelschap van zijn
vriend Anton Rubinstein in
Lichtenthal, en plaatsje in het Zwarte Woud, bij Baden-Baden, waar in 1866
zijn Ein deutsches Requiem verscheen. Van 1872-1875 was hij artistiek
directeur van de Gesellschaft der Musikfreunde. Hij schreef na die tijd een
aantal piano- en vioolconcerten en ook veel (volks)liederen. Hij gebruikte
lang niet altijd grote dichters hiervoor. Hij baseerde zich vooral op
Zuccalmaglio`s Deutsche Volkslieder, die voor een deel zeker niet authentiek
zijn, maar door Z. zelf geschreven. Brahms gebruikte de teksten meer als
inspiratiebron en citeerde niet altijd exact. Tot 1860 componeerde hij
strofische liederen , meestal zonder voor-en naspel, net als ‘echte’
volksmuziek; daarna schreef hij vooral doorgecomponeerde liederen. Brahms`
negenenveertig Deutsche Volkslieder
zijn soms te moeilijk voor de ‘gemiddelde’ volksliedzanger omdat de
‘ambitus’(stemomvang) te groot is.. Achtentwintig volksliederen zijn postuum
gepubliceerd in 1926 omdat Brahms ze zelf nog niet als “af” beschouwde, maar
van zestien ervan heeft hij in 1894 wel al een nieuwe zetting gemaakt en
laten publiceren. De Duitse componist, dirigent en pianist Hermann Zilcher
heeft op verzoek van de muziekuitgever Simrock in Hamburg, een tweede stem
gecomponeerd bij twaalf van Brahms Volkslieder, zodat een duetversie
ontstond. Hierbij is niets veranderd
aan de eerste stem. De uitgeverij heeft daarbij een keus gemaakt uit
bovengenoemde volksliederen waaronder ‘ In stiller Nacht’ ( Deutsche Volkslieder
nr. 42) en ‘Jungfräulein’
(nr. 11) . Brahms
was een grote steun voor:
Antonin Dvořák (1841-1904), die in navolging van Smetana (1824-1884)
Tsjechische thema`s en Slavonische dansritmes in zijn symfonieën en
strijkkwartetten verwerkte. Hij schreef in 1876 als opus 32 dertien Moravische duetten voor sopraan en alt. Velet vtacku( Fliege Vöglein), Prsten
(der Ring) en Zajata (die
Gefangene) behoren hiertoe. Belangrijk is te weten dat Moravië , net als een
aantal andere gebieden toen onder het Habsburgse rijk viel en in een
achtergestelde positie verkeerde. Brahms stimuleerde Dvořák de
Moravische duetten van een Duitse vertaling te voorzien om een groter
afzetgebied te hebben. Ondanks dat D. daar veel moeite mee had uit
nationalistisch oogpunt, deed hij het toch en hierna zijn D. meeste werken
uitgegeven bij de grote uitgever Simrock. Tussen 1865 en 1895 schreef hij
meer dan honderd liederen en duetten met veel inspiratie vanuit allerlei
soorten volksmuziek, maar hij leunde er minder op dan Smetana. Men heeft D.
ook nog naar de V.S. gehaald om daar een Amerikaanse ‘componisten –school’ te
stichten, maar dit laatste streven is mislukt. Anton Gregorjevitsj
Rubinstein (1829 –1894) was van Russische afkomst.
Het gezin van de Rubinsteins, een Joods gezin, verhuisde naar Moskou toen
Anton vijf jaar was. Toen hij acht jaar was kreeg hij zijn eerste
pianolessen. Als componist kreeg Rubinstein zijn scholing samen met zijn
broer Nikolaj tussen 1844 en Anton Rubinstein Rubinstein heeft heel veel geschreven,
veelal in ‘moderato’ tempo, voor o.a. piano,strijkers en stem. Hij heeft
tevergeefs geprobeerd een nieuwe operavorm, de religieuze opera, te
introduceren. Hij droomde ervan Bachs
passies op te voeren en hij componeerde acht uur durende bijbelse opera`s. In
1872 maakte Rubinstein een tour naar de Verenigde Staten waar hij in acht
maanden 215 keer optrad. Hij schreef twee duetbundels , opus 48
(gewijd aan Frau Julie Meyer en Fräulein Mathilde Beer) en opus 67 (voor
Fräulein Maria en Emilie Thörner). Wanderers
Nachtlied, uit het Russisch
vertaald, is nr. 5 van opus 48. Friedrich Wilhelm Kücken (1810-1882), dirigent en componist,
speelde piano, viool en fluit. Hij werd uitgenodigd te komen naar het hof van
Mecklenburg-Schwerin. Later trok hij naar Berlijn, Wenen en Parijs. Zijn
reputatie als componist berust vooral op zijn sololiederen en duetten die in
Londen, Parijs en Moskou uitgevoerd werden. Hij probeerde de gemoedstoestand
van de tekst vooral in de begeleiding weer te geven of in ‘volksliedachtige’
zettingen. Hij schreef verder nog twee opera`s en koorwerken. Van hem wordt
vertolkt Des Morgens in der Frühe (opus 15 nr. 3). Overal in Europa ontstonden midden 19de
eeuw ‘nationale scholen’ waar de musici zich lieten inspireren door folklore
en traditionele muziek. In Bohemen en Moravië (Tsjechië) kwam dus een
Tsjechische school tot stand door Smetana en Dvorák. In Rusland was de Groep van de Vijf de reflectie van
een sociale en politieke situatie. In Scandinavië ontstond een authentieke
Noorse stijl door Grieg en ook in Frankrijk was er sprake van een zeker nationaal
karakter. De oorlog van 1870 bracht de
superioriteit van de Duitsers aan het licht. Een zelfde suprematie deed zich
voor in de muziek. César Franck verzamelde een aantal kunstenaars om zich die
wilden proberen de Franse muziek in ere te herstellen, hoewel velen zich toch
ook door Wagner lieten beïnvloeden. Camille
Saint Saens (1835-1921) was een van Francks volgelingen. Hij kreeg op zevenjarige leeftijd al compositie- en orgelles. was zeer geïnteresseerd in allerlei takken van wetenschap en bevriend met Gounod, Rossini, Berlioz en Liszt; hij speelde in zijn jeugd, beïnvloed door Mendelssohn, graag de muziek van Bach , Mozart en Händel en gaf later het hele oeuvre van Gluck en Rameau uit. De Frans-Duitse oorlog van 1870-71 verhinderde zijn verdere Europese carrière tijdelijk. In 1871 stichtte hij de Société Nationale de Musique, en noemde zijn beweging ‘Ars Gallica’ waarmee hij vooral bedoelde nieuwe muziek van Franse componisten aan te moedigen omdat de concertprogramma`s toen nogal gedomineerd werden door Duitse Klassieken en hij componeerde ook patriottistische koorliederen. Hij was zeer nauw bevriend met zijn leerling Fauré (1845-1924), wellicht als compensatie voor zijn ongunstig verlopen huwelijk. Na de dood van zijn moeder (1888) trok hij tot 1904 als een soort nomade over de hele wereld en vooral naar Algerije en Egypte –op zoek naar meer seksuele vrijheid en liefde?- ,maar ook naar o.a. Spanje, Uruguay, Rusland en Scandinavië. Hij bleef in Engeland en de V.S. nog zeer beroemd, terwijl zijn populariteit in eigen land al sterk verminderde. Hij werd m.n. door zijn jongere collega`s als reactionair beschouwd. In het algemeen kan men zeggen dat hij meer adapteerde dan dat hij nieuwe originele (muziek)paden zocht. Hij was een ‘meester’ handwerksman. De jaren 1870-1880 vormden zijn hoogtepunt. El desdichado (1871) is een van de duetten geschreven voor coloratuursopraan. De oorspronkelijk Castilliaans-Spaanse tekst , vertaald door J. Barbier (1825-1901) is getoonzet als een Bolero dansritme en de ritmische punctatie accentueert de gepassioneerde angsten van een teleurgestelde geliefde. Bronnen: The New Grove;
Oxford Concise Dictionary of Music; Sesam Atlas van de Muziek; T. Benardeau
/M. Pineau, Geschiedenis van de Muziek; W Steffelaar,
Muzikale stijlgeschiedenis; L. Gorrell, The Nineteenth-Century German Lied. Terug naar de pagina Muziek óf de Homepage van Charlotte Anna Hansson |