RONDREIS INDONESIE: JAVA en BALI
Onderstaand
essay gaat vooral in op de oudere
geschiedenis van Indonesië. De periode van de VOC, maar vooral die van
de 20ste eeuw (nationalisme/ WO II/ Japan/ onafhankelijkheid/ politionele
acties) wordt als redelijk bekend verondersteld.
I.Algemene
geschiedenis van Indonesië, met de nadruk op Java en Bali:
Indonesië
bestaat uit 18.108 eilanden en heeft momenteel ca. 240 miljoen inwoners.
Waarschijnlijk
is het land, zolang er mensen bestaan, bewoond geweest: 1,8 miljoen jaar
geleden leefde op Java de op een mens lijkende Pithecanthropus erectus.
Onduidelijk is nog steeds de lijn van deze ‘soort’ naar de Homo sapiens (40.000 jaar oude
resten). Afstammelingen hiervan zijn wellicht de negrito`s die nu nog in afgelegen delen van de Filippijnen en
Maleisië wonen. Bijna overal in Indonesië zijn de oorspronkelijke bewoners
verdreven door ‘nieuwkomers’, de Austronesiërs (bruine huid, dik zwart haar, ronde
ogen), waarschijnlijk gekomen van het vasteland van China via Taiwan en de Filippijnen vanaf ca. 4000- 3000 v.
Chr. Rond 1000 v.Chr. bewoonden zij de tropische
eilanden en kusten van Madagaskar tot Paaseiland. Ze waren goede
zeevaarders en kenden al ‘natte’ rijstbouw. Ze leefden ‘tribaal' en kenden
slavernij. Aan vrouwen werd magische en religieuze autoriteit
toegeschreven. Hun ‘godsdienst’ (animisme) was gebaseerd op zielen van
levenden en doden, planten, voorwerpen, levensfasen en de landbouwcyclus en
kende vele rituelen waaronder de ‘secundaire begrafenis’: een allang dood
lichaam (as of vergaan lijk) werd tevoorschijn gehaald voor een tweede
begrafenis om zeker te zijn van het veilige vertrek van de ziel. Huizen,
kleren en gereedschappen waren van plantaardig materiaal: hout, bamboe,
rotan, boomschors, katoen en hennep. Rond het jaar 0 werd metaalbewerking
geïntroduceerd.
Tijdens
de expansie van de Austronesiërs
raakte hun oorspronkelijke taal verloren en werd opgesplitst in meer dan
700 verschillende talen waarvan er ca. 200 in Indonesië worden
gesproken. Sommige samenlevingen
waren patrilineair, andere matrilineair.
Hierna
kwamen alle belangrijke buitenlandse invloeden – vooral op Sumatra en de
binnenste eilandenboog- uit India, het Midden- Oosten en Europa.
|
|
|
|
|
Austronesische talen
|
Tarumanegara- rijk op West- Java
|
Het
Srivijaya rijk (Sumatra)
|
Het
koninkrijk Medang (of Mataram)
op
Midden- Java
|
Borobudur
(l.) en Prambanan (r.) complex – Midden- Java
|
Uit
India kwamen vanaf het jaar 0 het hindoeïsme
en boeddhisme, de schrijfkunst,
andere bouwtechnieken, nieuwe trekdieren en gewassen. De elite werd het
sterkst beïnvloed door het hindoeïsme: opperhoofden en bevelhebbers werden raja. De radja was volgens het Indiase
politieke model de incarnatie van een van de goden en zijn koninkrijk het
universum in het klein, met de hoofdstad als navel.
Begin
5de eeuw heersten hindoe- koningen in het rijk
Tarumanegara op West- Java (en in Oost- Kalimantan).
De
eerste belangrijke op de Indiase cultuur gebaseerde staat ontstond echter
in de 7de eeuw op Sumatra.
Deze staat, Srivijaya geheten,
beheerste ruim 400 jaar lang de westelijke zeeën van Indonesië. De elite
ervan was boeddhist.
Op
Java verplaatste het economisch centrum zich van het westen naar
het midden en in de 8ste en 9de eeuw
werden daar in het koninkrijk Medang/ Mataram,
enorme tempels gebouwd, zoals de (boeddhistische) Borobudur en het
hindoeïstische tempelcomplex van Prambanan.
Begin
10de eeuw verplaatste het politieke centrum van Java zich naar
het oosten, naar de dalen rond de
Arjuna- Kawi- Keludbergen, waarna
vermenging plaats vond van de beide Indiase godsdiensten met elkaar en met
plaatselijke opvattingen. Deze periode kende grote instabiliteit. In de 13de
eeuw werd Oost- Java herenigd onder het koninkrijk Singosari/ Singhasari (gesticht
door Ken Arok: 1182-1227/1247, de Rajasa- dynastie), die werd opgevolgd door het –eveneens door
India beïnvloede- in 1294 gestichte Majapahit
– koninkrijk. Majapahit had een vruchtbaar achterland en een
sterke zeemacht waar Srvijaya
niet tegen op kon.
Majapahit
kende zijn grootste bloei en groei tot supermacht in de 14de
eeuw onder koning Hayam Wuruk en grootvizier Gajah Mada.
|
|
|
|
|
Vulkanen
op Oost- Java: Arjuna, Kawi, Kelud en Bromo
|
Singhasari rijk
|
Majapahit koninkrijk
|
Hayam
Wuruk
|
het
sultanaat Demak: alleen de bekende handelsplaatsen aan de noordkust van
Java staan afgebeeld
|
Na
1389 verviel de staat door binnenlandse problemen en buitenlandse agressie
en werd in 1527 door de nieuwe moslimstaat Demak veroverd,
waarna de elite naar het (hindoeïstische) Bali vluchtte. De islam had namelijk inmiddels sterke
voet aan de grond gekregen in Malakka toen diens heerser zich in 1436 tot
de Islam bekeerde, hoewel het gebied van het huidige Atjeh waarschijnlijk
al ca. 1290 islamitisch was. Waarom zoveel Indonesiërs overstapten naar de
islam is niet geheel duidelijk en waarom het ene gebied wel en het andere
niet islamitisch werd, ook niet. De meeste mensen hebben zich pas bekeerd
tot de islam in de 19de en 20ste eeuw. Veel
hindoetempels werden weliswaar geplunderd (vooral op Sumatra) , maar in hun
plaats kwamen moskeeën die er veel op leken.
In
1509 kwamen de Portugezen in
Straat Malakka, waarna ze in 1511 de haven veroverden en er 130 jaar
bleven. Bij de Molukken (Maluku) stootten ze in 1521 op de Spanjaarden die via Kaap Hoorn
hierheen gekomen waren. In 1641 verloren de Portugezen Malakka aan de VOC.
De Javaanse handel werd rond 1700 bijna geheel door de Nederlanders
beheerst, die de Chinezen als tussenpersoon gebruikten. Veel Indonesiërs
die uit de handelswereld waren verdrongen trokken naar het platteland en
werden noodgedwongen landarbeiders.
Alleen
het Javaanse sultanaat Mataram dat veel ideeën van de
VOC overnam slaagde erin weerstand te bieden. Mataram was eind 16de
eeuw ontstaan in het gebied van de oude koninkrijken Sanjaya en Sailendra,
bij Yogyakarta. Onder leiding van sultan Agung (1613- 1646) werd het een machtige gecentraliseerde
staat. Hij veranderde o.a. de kalender om de verschillende culturen met
elkaar te verbinden: de schijncycli van zon en maan (islamitisch) bracht
hij onder in één systeem met een ouder hindoestelsel met inachtneming van
de belangrijke elementen van de vijf-, zes- en zevendaagse week. Zijn zoon Amangkurat verloor echter de macht
over zijn vazallen en werd afgezet, waarna de VOC diens zoon ging steunen
(en ze wonnen) en derhalve kwam Mataram feitelijk onder Nederlandse
heerschappij, tot het in 1755 vanwege erfopvolgingproblemen definitief ten
onder ging. In 1799 ging de VOC failliet, terwijl ondertussen Napoleon
Nederland had bezet. De Nederlandse maarschalk Herman Willem Daendels, in
dienst van Napoleon, werd naar Java gestuurd om het eiland te versterken
(aanleg Grote Pos(t)weg) tegen een mogelijk Britse aanval, die in 1811
kwam. Thomas Stamford Raffles kreeg toen de regering en wilde van alles
hervormen waardoor het een chaos werd. Op het Congres van Wenen (1814)
kreeg Nederland het gebied echter weer terug. In 1824 werden de laatste
Britse buitenposten op Sumatra geruild voor Malakka. Op Java brak
ondertussen een vijf jaar durende oorlog uit onder leiding van prins
Diponegoro.
|
|
|
|
|
|
|
de
VOC in de Gouden Eeuw
|
het
sultanaat Mataram op Java, gesticht eind 16de eeuw
|
sultan
Agung
(1613-
1646)
|
de
Javaanse 5-daagse kalender
|
Mataram
ca. 1830, sinds 1812 verdeeld in vier vorstenlanden
|
de
‘Grote Posweg’ op Java
|
prins
Diponegoro
(1785-
1855)
|
Om
zoveel mogelijk winst te halen werd de landbouwgrond belast, maar omdat de
boeren nauwelijks geld hadden trad het Cultuurstelsel
in werking: de verbouwing van een vijfde van de landbouwgrond met gewassen
voor de export. De opbrengst van de oogst werd met de grondbelasting
verrekend, maar dat gebeurde lang niet eerlijk. Na 1870 werd het stelsel
afgeschaft en in 1901 werd de ‘ethische’ politiek ingevoerd.
Op
Java was er inmiddels een bevolkingsexplosie welke mede te danken was aan
het Nederlandse irrigatiestelsel en de vrede die er was van 1830- 1942. Er
was echter helemaal geen sprake van een Indonesische eenheidsgedachte.
De
eerste moderne nationalistische organisatie ontstond in 1908 toen door de
arts Soetomo in Batavia Budi Utomo
werd opgericht, terwijl op Bali tegelijkertijd de laatste opstandige
hindoe- dynastie collectief zelfmoord pleegde onder bedreiging van
Nederlandse wapens. Budi Utomo was een vrijwillige seculiere organisatie
die m.n. streed voor -het westerse-
ideaal van ‘vooruitgang’. In 1912 volgde de Sarekat Islam. Tussen 1922 en 1930 richtte Ki Hadjar Dewantara
veertig onafhankelijke scholen op, de Taman Siswascholen. Soekarno stichtte in 1927 de PNI (Partai Nasional Indonesia) en
in oktober 1928 pleitte een conferentie van Indonesische jongeren voor ‘één
land, één taal, één volk’. In datzelfde jaar werd het Bahasa Indonesis de
nationale taal.
De
verbannen Nederlandse socialist Henk Sneevliet richtte in 1914 de ‘Indische
Sociaal Democratische Associatie’ op, die zich later ontwikkelde tot de PKI (Partai Komunis Indonesia).
Hierna
volgt de periode van WO II, de inval van Japan, de onafhankelijkheid en de
politionele acties (1947 en 1948/9) en de Ambonezen kwestie.
In
1955 waren de eerste vrije verkiezingen waardoor er 28 partijen in het parlement
kwamen die vrij onmachtig waren. President Soekarno riep -met als excuus enige onlusten- in 1957 de
noodtoestand uit en voerde de ‘geleide democratie’ in, een periode waarin
de situatie zeker niet rustiger werd. Een dubieuze couppoging op 30
september 1965 van vermeende linkse militairen uit Soekarno`s lijfwacht
werd de PKI, waar Soekarno mee sympathiseerde, in de schoenen geschoven. De
rechtervleugel van het leger o.l.v. Suharto
riep op tot een zuivering waarbij –vooral op Java en Bali- ruim een half
miljoen echte en vermeende communisten, waaronder veel Chinezen, werd
vermoord door het leger en door moslims.
Suharto werd uitgeroepen tot de nieuwe president en hij voerde de
‘Nieuwe Orde’ in, die zorgde voor economische verbeteringen- waarvan de
winst vooral bij de al rijken terechtkwam- , maar ook voor
mensenrechten-schendingen. In 1998 brak een financiële en economische
crisis uit waardoor bloedige onlusten ontstonden, die zich vooral tegen de
Chinese winkeliers richtten. Omdat Suharto ze niet onder controle kreeg
trad hij in 1998 af en werd opgevolgd door vice- president Habibie.
Na
verkiezingen in 1999 waren achtereenvolgens aan de macht: de moslim Abdurrahman Wahid ( met
Megawati Soekarnoputri als vice-
president), in 2001 Megawati S.(
aanslag Bali in 2002, tsunami Atjeh in 2004) en in 2004- 2014 generaal
Susilo Bambang Yudhoyono (SBY)
van de Democratische Partij. Momenteel is de (politiek) ‘schone’ Joko (Jokowi) Widodo president. Hij
was eerder gouverneur van Jakarta, waar hij het minimumloon met veertig
procent verhoogde, een nieuw zorgstelsel introduceerde, onderwijs gratis
maakte voor de armen en een begin liet maken met de langverwachte metrolijn
in de stad.
|
|
|
|
|
|
Ned.
Indië op de kaart van Europa geprojecteerd
|
Japanse
aanvallen op Ned. Indië
|
Japanse
kampen op Java in WO II
|
1ste
politionele actie
|
Megawati
Soekarnoputri
|
Joko
Widodo
|
II.Karakteristiek
van Java:
Uit
fossielen en werktuigen blijkt dat er op Java al meer dan 700.000 jaar mensen
wonen. Men spreekt in Midden- en Oost- Java Javaans, in West- Java meestal
Sundanees, in Banten en Cirebon (voormalige hofresidenties aan noordkust
West- Java) een Javaans dialect, aan de noordkust van Oost- Java Madurees.
Het Maleis dat de basis was voor het Bahasa werd in de 9de eeuw
echter ook al gebruikt als handelstaal op Java. Verder wordt nog Balinees
gesproken aan de uiterste oostkant van Java, en verder Nederlands (alleen
nog door oude mensen), Engels en het Arabisch. Momenteel wonen er ruim 136
miljoen mensen op Java.
III.
Karakteristiek van Bali:
De
Austronesiërs bevolkten Bali sinds 1000 v. Chr.
Het Balinees
behoort tot de Malayo- Polynesische aftakking van de Austronesische
taalfamilie. Het is een zeer moeilijke taal vanwege de verschillende
‘taalniveau`s’. Elke kaste heeft haar eigen dialect, maar een lid van die
kaste stapt daar meteen van af als hij iemand van een andere kaste
aanspreekt. Een man uit de Shudra- onderkaste ( 90% van de bevolking) moet een brahmaan uit de bovenkaste aanspreken
in het Hoogbalinees, een oude hoftaal.
De
geografisch- spirituele hindoeïstische kosmos is in drie delen verdeeld: in
de zee wonen demonen, heksen en geesten. Bij de vulkanen wonen de goden,
vergoddelijkte natuurfenomenen en de geesten van de voorvaderen. Daartussen
ligt de mensenwereld, omringd door krachten van goed en kwaad, die eeuwig
strijd leveren met elkaar. Men probeert deze in evenwicht te houden met
processies, tempelfeesten en offers. Elk van de drie werelden heeft recht
op een eigen tempel in het dorp: boven in het dorp: pura puseh; in het
midden: pura desa; beneden: pura dalem. De tempels hebben ‘gestapelde’
daken; per tempel verschilt de hoogte al naar gelang de rang van de
vereerde goddelijkheid. Een tempel bij een berg betekent macht, reinheid en
hoge status.
Bij
het bouwen van huizen wordt ook rekening gehouden met de richting van de
bergen en de zee: de huisaltaren of familietempels staan in de richting van
de bergen (het oosten), de varkenshokken en wc`s bevinden zich aan de meest
westelijke rand van een terrein, het dichtst bij de zee. De ingang van de
woningen is meestal een smalle doorgang, via een trap te bereiken. Direct
erachter staat een aling- aling, een muur die demonen moet afweren (die
zich alleen rechtdoor zouden kunnen verplaatsen).
De
Balinezen kennen net als de Chinezen de vooroudercultus. Alleen enige
koninklijke en priesterlijke families houden genealogische archieven bij.
Elk dorp heeft een pura puseh, de
‘navel’-tempel waar de pionier/ voorouder wordt vereerd. Men brengt de
voorouders offers zodat die een steeds hogere rang krijgen en om te zorgen
dat ze de zaken van hun nazaten gunstig beïnvloeden. Voorouders zijn geen
echte goden, maar ze bereiken uiteindelijk wel een quasi goddelijke status.
Austronesiërs kennen de ‘secundaire begrafenis’ of
‘secundaire
doodsrituelen’: een tijd na een begrafenis of crematie worden de resten, na
speciale riten, opnieuw bijgezet. Soms gebeurt dat in urnen, uitgeholde
boomstammen, sarcofagen of nissen.
De
Indiase elementen lieten zich gemakkelijk inpassen in de rituelen van de
Austronesische bevolking: de godsdienst op Bali is nu een vermenging van
hindoeïsme, boeddhisme en animisme en wordt Agama Tirtha genoemd, de ‘godsdienst van het heilige water’,
omdat besprenkelen met gewijd water in alle rituelen gebeurt. Ze geloven in
allerlei goden, maar ook in één eenheid brengend goddelijk principe,
Sanghyang Widhi Wasa, de som en oorsprong van alle goden. Sommige Balinezen
zeggen daarom monotheïstisch te zijn.
Er
zijn naast ‘animistische’ dorpen, veel ‘hindoe’- dorpen. Er is ook invloed
vanuit Vietnam en China: Barong,
de personificatie van de krachten van het goede die strijd met het kwade Rangda, lijkt veel op de Chinese
draak
Noord-
Bali werd in 1849 door de Nederlanders onderworpen. Toen zij in 1906 met
een smoes landden bij de hoofdstad van het koninkrijk Badung (nu Denpasar)
pleegden de koning, zijn familie en hele hofhouding ritueel zelfmoord. De
Nederlanders gaven bij hun ‘hervormingen’ en benoemingen de voorkeur aan
leden van de hoogste kasten ten koste van de kasteloze onderlaag.
Er wonen
momenteel ruim 4,2 miljoen mensen op Bali, met meer dan 3 miljoen bezoekers
per jaar.
|
|
|
|
Plattegrond van
Bali
|
|
|