Nieuwsbrief 33 (oktober 2014)

Thema: Henry Purcell (1659 – 1695)

 

 

De muziek van Henry Purcell is niet te begrijpen zonder kennis van de godsdienstige en politieke situatie in Engeland in die tijd. Meer info hierover bevat onderstaand verhaal, dat een samenvatting is van een eerder verschenen biografie over hem (1).

 

Hoofdstukken:

  1. Het ontstaan van de Anglicaanse kerk
  2. De politieke situatie tijdens Purcell`s leven
  3. Een korte biografie van Henry Purcell
  4. Purcell`s werken- Italiaanse invloeden en uitvoerenden
  5. Purcell`s werken- Indeling en periodisering

 

Hoofdstuk 1: Het ontstaan van de Anglicaanse kerk

De Anglicaanse kerk ontstond in Engeland omdat koning Hendrik VIII vanaf 1534 zelf de geestelijken wilde benoemen en de kerkbelastingen niet aan de paus van Rome wilde afstaan. Theologisch gezien was Hendrik VIII echter conservatief en hij hield zeker niet van het denken van Luther en Calvijn. De kerkelijke liturgie bleef in zijn tijd dan ook bijna gelijk aan die van de Rooms Katholieke Kerk.

In 1548 introduceerde Thomas Cranmer (2) die voorstander was van een snelle protestantisering van de Anglicaanse kerk en een sterk anti- Roomse koers voerde, het Engelstalige 'Book of Common Prayer', dat de oude Latijnse liturgie verving. Hij kan als de grondlegger van de Anglicaanse theologie beschouwd worden (3) .

 

Hoewel de Anglicaanse kerk nog steeds een katholiek ‘uiterlijk’ heeft -er zijn bijv. bisschoppen en priesters- behoort het tot de Protestantse kerken. Het kenmerk hiervan is de verwerping van de transsubstantiatieleer ( het idee dat brood en wijn  echt het lichaam en bloed van Christus worden) . Daarnaast mogen de priesters wel trouwen en er wordt alleen Engels en dus geen Latijn, in de kerk gesproken.

Twee belangrijke hoofdstromingen binnen de Anglicaanse Kerk zijn de High Church, die een doctrinale opvatting heeft over het wezen van de Kerk en over de sacramenten (doop, communie), en daarin meer katholiek van leer is, en de Low Church, die meer de persoonlijke geloofskeuze  benadrukt en daarin meer protestants van leer is.

Als reactie op de hoofdstroom van de Anglicaanse kerk ontstond het Puritanisme (4). 

De Presbyteriaanse kerk (5) is een andere ‘variatie’ van de Anglicaanse kerk.

 

Globale tijdsindeling:

1400

1500

1600                      1688

1700

1800

                     

Renaissance        /    Vroeg Barok

                                         Barok

Classicisme

Romantiek

                                 

    Hendrik VIII

Karel I/ Cromwell/

burgeroorlog

 

 

                           Elizabeth

     Restauratie : Karel II

 

                               Jacobus I

                Jacobus II

 

                     Willem & Mary

Anne en Huis Hannover

                     Componisten:

                    John Dowland

John Blow/   Henry Purcell:

G.F. Handel

               anthems

opera

               instrum. kamerm.

                           odes

 

 

cromwell

Karel II

jacobus II                                 

willem III en mary                                      

portret van Purcell door GodfreyKneller tijdens P

 Oliver Cromwell

     Charles II

      Jacobus II

             Willem III en Mary

Het enige portret van H. Purcell, tijdens zijn leven gemaakt, in de New Grove aan Godfrey Kneller toegeschreven,  maar bij Burden en Duffy aan John Closterman. Zowel Kneller als Closterman waren belangrijke portretschilders uit die tijd.   

 

Hoofdstuk 2: De politieke situatie tijdens Purcell`s leven:

Henry Purcell kwam in 1659 ter wereld tijdens  het Protectoraat (1653–1659)  van de puriteinse Cromwells. Deze hadden de macht gegrepen in de strijd die al jaren woedde tussen de –inmiddels verbannen-  katholieke koning Karel/ Charles I die  absolutistische neigingen had en het ‘protestantse’ parlement dat meer inspraak wilde.

Oliver Cromwell had sinds het begin van de Burgeroorlog in 1642 de theaters laten sluiten en toneelspelen verboden, maar desondanks werden diverse stukken ‘illegaal’ opgevoerd.

Richard Cromwell gaf na de dood van zijn vader Oliver in 1658, zijn positie snel op ten gunste van het parlement dat in 1660 Charles II (6) uit ballingschap in Frankrijk terugriep. Hij kwam en daarmee werd een belangrijk precedent geschapen: de koning kon voortaan niet regeren zonder de toestemming van parlement en volk. Met de terugkeer van Charles II begon de ‘Restauratieperiode’, op politiek én cultureel gebied (muziek/theater- zie verder h.4c).

 

In de periode 1678-1681 ontstonden in het parlement de facties van de  Tories en Whigs.

De Whigs/ Whigamores (scheldwoord voor veedrijvers) waren Schotse Presbyterianen ( noot 4 en 5) die in opstand kwamen tegen de corruptie en de buitenlandse politiek van het Engelse hof en tegen de vervolging door de kerk van protestantse non-conformisten. Zij waren ertegen dat de katholieke hertog van York (=  Jacobus II ) (7) de troonopvolger werd na Charles II en zij wonnen de parlementsverkiezingen in deze periode. Koning Charles II ontbond toen het parlement, riep het later ook niet meer bij elkaar en ging de Whigs enorm vervolgen.

De Tories (een Iers scheldwoord  voor struikrovers) daarentegen waren katholieken en zij steunden juist Jacobus II, die getrouwd was met Maria van Modena, ook wel Maria d `Este geheten. In 1685 hielpen zij hem op de troon. Door toedoen van Jacobus II en vooral van Maria werd de Italiaanse invloed in de Engelse muziekwereld enorm versterkt.

 

Jacobus wilde steeds maar zonder parlement regeren en overal katholieken op belangrijke posten benoemen. Toen er in 1688 een manlijke opvolger werd geboren en dus een permanent katholiek absolutisme dreigde, vroeg men de Hollandse stadhouder Willem III van Oranje, getrouwd met Mary (II) de protestantse dochter van Jacobus II, Engeland binnen te vallen en Jacobus te verjagen. In 1688 gebeurde dat en dat heet in de geschiedenis de ‘Glorious Revolution’. Willem en zijn vrouw Mary werden co- regenten maar in de praktijk regeerde Mary vaak alleen omdat Willem steeds bezig was met oorlogvoeren tegen met name Lodewijk XIV. Om geld vrij te maken voor deze oorlogen verstrekten Willem en Mary veel minder subsidie aan de muziekwereld, zoals aan de Chapel Royal (8). Bovendien bepaalde Willem, die Calvinist was, dat de ‘Musick’ alleen nog maar op bepaalde dagen gebruikt mocht worden.

Onder het co- regentschap werd het Parlement weer elk jaar bijeengeroepen, protestantse andersdenkenden kregen meer vrijheid en katholieken werden van de troonsopvolging uitgesloten: Als Mary en haar jongere zus Anne kinderloos zouden sterven, zou de kroon naar de  protestantse ‘Hannoverse tak ’gaan.

Mary overleed in 1695 en Willem regeerde alleen tot 1702. Tijdens het bewind van koningin Anne/Anna (1702-1714) kreeg het parlement steeds meer zeggenschap, maar Tories en Whigs bleven elkaar voortdurend bestrijden.

 

Hoofdstuk 3: Een korte biografie van Henry Purcell

Henry werd geboren in 1659 te Westminster, maar het is niet bekend wie zijn vader was: meestal gaat men er van uit dat het Henry Purcell (de oudere) was die in 1664 stierf en die gehuwd was met ‘Elizabeth’ die in 1699 stierf. Van Henry (de oudere) en Elizabeth bestaat echter alleen documentatie wat betreft één dochter, Katherine.

Anderen denken dat Thomas Purcell  -waarschijnlijk een broer van Henry ‘de oudere’- de vader van ‘onze’ Henry was, omdat er een brief van hem bestaat uit 1679 waarin hij verwijst naar zijn zoon (son) Henry ‘die componeert’. ‘Son’ kan echter in die tijd ook nog  ‘nephew’-neefje- betekenen

‘Onze’ Henry heeft in ieder geval drie broers gehad, Edward, Daniel en Joseph,  en hij werd koorknaap in de Chapel Royal onder Henry Cooke. Wellicht componeerde hij al op achtjarige leeftijd, wat daar meer voorkwam.

In 1673 kwam zijn stembreuk al en werd hij tot onbezoldigd assistent benoemd van zijn peetvader Hingestone ‘als beheerder, onderhouder, stemmer  en hersteller van de orgels, virginalen, fluiten en alle soorten blaasinstrumenten van de koning’. Van 1674 tot 1678 stemde hij in ieder geval het orgel in Westminster Abbey.

In 1677 werd hij als opvolger van Matthew Locke tot componist der violen benoemd en in 1679 volgde hij John Blow op als organist in de Westminster Abbey met genoeg salaris om een huis te huren. Hij trouwde in 1680 of 1681 met Frances Baptist Pieters.  Zij kregen een aantal kinderen , waarvan er maar twee hem overleefden: een dochter, Frances en een zoon, Edward. In 1680 schreef Henry zijn eerste Welkomstode (zie h. 4d).

In 1682 volgde hij Edward Lowe op als een van de organisten van de Chapel Royal, nadat hij in 1681 te Westminster ‘de eed van trouw’ had afgelegd (9) ten overstaan van getuigen. In 1683 volgde hij de overleden Hingestone op. Onder Jacobus II en Willem III werden zijn hofbenoemingen steeds opnieuw bevestigd. De laatste ‘Hof’muziek schreef hij voor de begrafenis van Mary in 1694.

Henry stierf zelf in 1695 vermoedelijk na een flinke verkoudheid of longontsteking (10) en hij werd in de Westminster Abbey begraven. Zijn vrouw Frances heeft zich nog een tijdje beziggehouden met de uitgave van zijn muzikale erfenis en stierf in 1706.

 

Hoofdstuk 4: Purcell`s werken--- Italiaanse invloeden en uitvoerenden:

Henry Purcell behoort qua muzikaal tijdperk tot de periode van de Barok (1600-1750). Hij moet naast Franse invloeden via het teruggekeerde hof van Charles II, ook een uitgebreide Italiaanse kennissenkring hebben gehad: Een aantal Italiaanse musici (o.a. Albrici, Draghi, Matteis) heeft een tijd in Engeland gewoond. Daarnaast gaf de Londense uitgever Playford een bloemlezing uit van ‘canzonettes’ die hij grotendeels uit Italië ontving  - vooral vanuit Rome-  van met name Carissimi. Verder waren er in deze bloemlezing bijdragen van Cesti, Rossi en Stradella.

De zanger en luitist Pietro Reggio kwam na 1660 naar Engeland en in 1687 arriveerde in Londen de beroemde castraat Giovanni Francesco Grossi, ook Siface geheten. Hij was in dienst van Francesco d `Este, hertog van Modena en broer van Maria, de vrouw van Jacobus II en hij zong ‘Carissimi- muziek’ in Jacobus`privé kapel. Met de troonsbestijging van Jacobus werd de Italiaanse stijl steeds populairder (zie ook h. 2) en deze verdween niet nadat de Stuarts na 1688 weer terug naar Parijs verdreven werden.

 

Er zijn geen vermeldingen over Purcell`s relatie met de zangers die zijn anthems of operaliederen zongen, maar zij hebben zeker invloed uitgeoefend op de wijze waarop hij componeerde. De belangrijkste zanger was de bas John Gostling. Purcell schreef veel werken voor hem en ook voor de sopraan Arabella Hunt  - de zangdocente van prinses Anne - evenals voor de sopraan Charlotte Butler die een aantal operarollen zong. Andere grote uitvoerders van zijn muziek waren de bas Richard Leveridge, de sopraan Letitia Cross, de jongenssopraan Jemmy Bowen, John Freeman   en de hoge countertenor John Howell.

 

 

 Arabella Hunt

  John Gostling

Leveridge

       Arabella Hunt

          John Gostling

   Richard Leveridge

 

Hoofdstuk 5: Purcell`s werken- Indeling en periodisering:

a. Instrumentele kamermuziek

b. Kerkmuziek

c. (Semi-)opera

d. Odes

e.  Overige wereldlijke liederen:

    1. theatermuziek- liederen

    2. overige ‘losse’ liederen

    3. ‘catches’ of ‘rounds

 

a.  Instrumentele kamermuziek:

Deze muziek is vooral te dateren: eind jaren 70 en begin jaren 80  en bestond uit Consortmuziek voor viool en orgel met name ook voor amateurs. In het bestek van dit onderwerp wordt hier niet verder op ingegaan. Vaak was het ‘incidentele’ muziek, die later ook werd ingezet in het theater of daar al eerder was gebruikt:

Voor het theater (zie ook c) schreef Purcell namelijk veel instrumentele nummers (airs, menuets, chaconnes) die vlak vóór of tijdens het grotendeels gesproken drama werden ingevoegd. Dat heet ‘preluding’ of ‘interluding’: voor als het publiek zat te wachten op het begin van een voorstelling, om het optrekken van het doek aan te kondigen of om de pauzes tussen de aktes te vullen.

Vóór een toneelstuk begon, klonken er meestal drie ‘symfonieën’ die in Londen bekend stonden als ‘musics’, met flinke tijdsruimte ertussen, zodat men tijd genoeg had om te roddelen, flirten en achter de hoeren aan te zitten.

Bij Purcell waren ‘the First’ en ‘Second Music’ meestal enige stukken speciaal gecomponeerd voor het betreffende toneelstuk. ‘The Third Music’, vlak voor het gordijn openging, was de ‘Ouverture’ en Purcell zette de proloog hierbij ook vaak geheel op muziek. Interessant is te weten dat je in de Restauratieperiode niet hoefde te betalen als je het theater verliet vóór het eind van de 1ste acte: een groot voordeel als je alleen maar op een prostitué uit was of graag gratis de nieuwste muziek wilde horen!

Na de première ervan in het theater kregen de Musics een ‘tweede leven’ als muziek voor privé muziekuitvoeringen  en ze werden in 1697 uitgegeven als A collection of Ayres, Compos`d for the Theatre.

 

b.  kerkmuziek:

Purcell componeerde als kerkmuziek vooral anthems in de periode tot 1688. De teksten ervoor werden uit het Book of Common Prayer gekozen of uit de geauthoriseerde bijbelversie. Voor officiële feesten en dankzeggingen werden speciale teksten gekozen, waarin bijvoorbeeld Charles II geïdentificeerd werd met koning David uit de Psalmen.

Purcell had als grote voorbeelden voor zijn anthems Pelham Humfrey, Matthew Locke  en John Blow.

Ten gevolge van het afnemen van de betekenis van de Chapel Royal tijdens het bewind van Jacobus II en door de komst van Willem en Mary componeerde Henry Purcell nog nauwelijks kerkmuziek en misschien ook wel omdat de Kerk en het Koninklijke Hof erg vaak te laat betaalden. Daarnaast had hij het vast te druk met zijn:

 

c. (semi-)opera:

Deze worden gedateerd na 1688. Charles heropende zoals gezegd na 1660 de theaters weer en samen met Jacobus stichtte hij twee theatergenoot- schappen die het monopolie in Londen kregen: de Duke`s Company onder leiding van William Davenant en later van Thomas Betterton. Het publiek bij de opera bestond aanvankelijk voor een groot deel uit leden van de ‘upper class’, maar na 1685 veranderde dat.

Tijdens de Restauratie vond een samensmelting plaats van twee oudere tradities: het ‘gesproken’ spel en de ‘Masque’ waar veel ‘toneel’ was  met mythologische scènes en muziek. Theatermuziek bestond toen uit ouvertures, dansen en liedjes die op bepaalde plaatsen in het spel werden uitgevoerd, vaak door ‘bijfiguren’ -bovennatuurlijke wezens, hun boodschappers of dienaren-  en zij waren zelden belangrijk voor de ‘hoofdhandeling’, die als gesproken dialoog werd uitgevoerd. We noemen dit ‘semi- opera’.

Purcell`s enige ‘echte’ opera Dido en Aeneas (Z 626, 1689?), opgevoerd in de meisjeskostschool in Chelsea was toen geen groot succes, maar de semi- opera Dioclesian, in 1690 opgevoerd door de United Company in Dorset Garden was zijn eerste grote succesvolle compositie. Hierna volgden nog (de semi- opera`s) King Arthur (Z 628, 1691), The Fairy Queen (Z 629,1692), en The Indian Queen (Z 630, 1695).

 

Zijn Two daughters of this aged stream are we is een duet uit de 4de akte van King Arthur of The British Worthy op tekst van John Dryden. Voor een toelichting op de persoon van Dryden (katholiek in een protestantse tijd), de inhoud van de opera en een toelichting op deze inhoud leze men de verwijzing in noot 11.

 

d. Odes:

In tegenstelling tot de hierboven beschreven soorten muziek schreef Purcell zijn hele leven Odes  - lofdichten op bijzondere (Hof)gebeurtenissen-  soms zelfs twee of drie per jaar. Ze zijn heel precies te dateren qua jaar én gelegenheid en werden geschreven voor het koor van de Chapel Royal, voor solozangers vanuit de Private Musick en -na 1690- ook vanuit het theater. De teksten die voor de Odes gebruikt moesten worden waren vaak van zeer matige kwaliteit, maar componisten vonden het toch leuk om er muziek bij te maken want er was meer tijd om te repeteren en de aanleiding was vaak een zeer belangrijke gebeurtenis.

Tussen 1660 en 1670 werden alleen Nieuwjaar en de verjaardag van de koning (King`s birthday) met odes gevierd. Blow schreef er een aantal. Toen Purcell hofcomponist werd schreef hij een nieuw soort odes, namelijk Welkomstliederen die het eind markeerden van de koninklijke afwezigheid in Londen. Duffy noemt het ‘vleierijen’ om de koning weer terug te lokken vanuit het platteland naar Londen naar het parlement/ de Whigs waar hij zo`n moeizame verhouding mee had.

Na 1688 werden er geen welkomstodes meer gecomponeerd, maar wel ‘birthday’ odes voor beide co- regenten: Purcell schreef vooral voor Mary.

 

De ‘Ode for the Queen Mary`s Birthday’, ook geheten ‘Come, ye Sons of Art’ is de zesde en laatste ode die  Purcell voor haar schreef (april 1694). Oorspronkelijk bestond de bezetting uit blokfluit, hobo`s, trompetten, b.c. en koor met sopraan, alt of counter en bassolist. Door Maurice Blower is de ode bewerkt voor SSA en deze uitgave bevat naast de duetten ‘Sound the Trumpet’, ‘Strike the Viol’, ‘Bid the Virtues’ en ‘These are the Sacred Charms’ nog een aantal terzetten. In Sound the trumpet gebruikte Purcell in plaats van trompetten een ‘grondbas’ met zangers die het trompetgeluid imiteren.

e. Overige ‘wereldlijke’ liederen:

1.Purcell componeerde naast  instrumentele muziek voor het theater, hier ook meer dan vijftig liederen (in solo en duetvorm) voor, met basso continuo begeleiding. Het waren soms heel erotische en soms  politiek satirische liederen, bestemd om tussen het gesproken drama door te zingen, meestal door professionele zangers, maar af en toe door acteurs met veel zangtalent. Bij het bestuderen van ‘losse’ composities van Purcell is het dus erg belangrijk te kijken wat de oorspronkelijke functie in het toneelstuk was!

 

Purcell gebruikte voor zijn theatermuziekstuk Don Quichot (1694- 1695) de teksten van Thomas D’Urfey . Deel I begint met het gevecht tegen de windmolens, maar het eerste muzikale onderdeel komt in de tweede akte waar ‘Sing, sing all ye muses’ de climax markeert van de scherts- ridderslag die de Don in de herberg van Vincent ontvangt, de ‘Humorous host’ die hem plaagt en het lied aankondigt als ‘the song in praise of arms and soldiery’. In het bewuste tafereel wordt een troep zangers en dansers geïntroduceerd en daaruit worden de countertenor en de bas gerekruteerd die het lied zingen (12). De Muzen, dochters van Zeus en Mnemosyne (=Geheugen) werden beschouwd als de godinnen van creatieve uitvindingen, dichterlijke inspiratie en de herinnering.

Het lied is een  bewerking door Purcell van Blow`s gelijknamige lied. In de uitgave van dit lied in ‘Singing for Pleasure’, wordt ten onrechte aangegeven dat het bij Bonduca behoort.

 

2. Verder schreef Purcell nog veel andere geheel ‘losse’ liederen, zoals What can we poor females do (1694). Vaak zijn het grote stukken, met recitatief en aria, net als bij de Italiaanse solo cantate. Deze liederen hebben ook vaak een ‘ground bass’: een melodische zin die steeds wordt herhaald in de baslijn, terwijl de muziek in de ‘’bovenlijnen’ varieert.

Het solo- lied ‘What can we poor females do’ heeft ook een duet versie (Z518). Het is (nog) niet vindbaar voor wie en waarom het is geschreven en het is ook (nog) niet gedateerd. De auteur van de tekst is eveneens onbekend.

 

3. ‘Catches’ of ‘rounds’ : ‘eeuwigdurende’ canons voor drie of vier onbegeleide mannenstemmen waren ook een specialiteit van hem. Zijn teksten voor de catches  en ‘glees’ -korte ‘boertige’ liederen voor drie of vier mannenstemmen-  waren vaak vol humor of erg schunnig.

Hij schreef dus voor ‘kerk’ en ‘kroeg’, maar in hoeverre hij zelf een ‘ordinaire drinkebroer’ was, valt nog te bezien. Het was gewoon in die tijd zulke ‘kruidige teksten’ te nemen en ook Blow en Locke gebruikten ze.

 

 

Noten:

(1). Zie hiervoor: http://charlottehansson.nl/Henry%20Purcell_%20biografie.htm

(2)  Aartsbisschop van Canterbury (1489-1556)

(3)  De BBC afleveringen van ‘the Tudors’ geven een goede inkijk in hoe dat hele proces tijdens het leven van Hendrik VIII (ongeveer) verlopen is.

(4)  Het puritanisme is in het laatste kwart van de zestiende eeuw opgekomen als reactie op de ‘hoofdstroom’ van de Anglicaanse Kerk. De puriteinen meenden dat in de Anglicaanse kerk nog te veel roomse elementen bewaard waren gebleven en pleitten daarnaast voor een striktere levenswandel en een persoonlijker beleving van het christelijk geloof.  Het puritanisme in Engeland ontwikkelde zich anders dan in Schotland. In Schotland kon het puritanisme haar stempel drukken op de nationale kerk, terwijl in Engeland het puritanisme slechts op plaatselijk niveau grote invloed had binnen de Anglicaanse kerk. Daarnaast ontstonden veel onafhankelijke kerken en gemeenten, die tijdens Cromwell`s bewind grote invloed kregen, maar daarna slechts een marginaal bestaan kenden.

(5) De Presbyteriaanse Kerk is de evenknie van de Nederlandse gereformeerde kerken. Kenmerkend voor deze kerken is dat taken die in episcopaalse kerken zijn voorbehouden aan een bisschop (episcopus betekent bisschop), hier worden uitgeoefend door leken. Deze leken worden presbyters of ouderlingen genoemd. De opvattingen van presbyterianen zijn gebaseerd op de ideeën van Johannes Calvijn en vallen dan ook onder het calvinisme.

(6) Charles II of –in het Nederlands Karel II geheten- was min of meer katholiek te noemen.

(7) Jacobus II heet in Engeland ook James II .

(8). Voor wat meer gegevens over de Chapel Royal zie deze link.

(9)  De Test Act schreef voor dat men een eed aflegde, waarbij men trouw zwoor aan de koning en de Anglicaanse kerk en ook de transsubstantiatie afzwoor.

(10) De bewering dat Frances Purcell haar man `s nachts buiten liet staan toen hij weer eens dronken thuis kwam, als gevolg waarvan hij ziek werd en overleed, wordt bij (zie bronnenlijst) Burden – (p. 93) nog als een mogelijkheid genoemd. Duffy geeft dit verhaal ook met nog wat nuanceringen (p. 65)

(11) http://nl.wikipedia.org/wiki/King_Arthur,_or_the_British_Worthy

(12) zie o.a. http://www.quadrevisie.nl/jandekruijff/fonografie-muziek/d/don-quichot.html   en:

 

Z578

Incidental Music

(1694-5)

Don Quixote [Thomas D'Urfey]

·  Z578/1

Song

 

Sing all ye Muses

·  Z578/2

Song

 

When the world first knew creation

·  Z578/3

Song

 

Let the dreadful engines

·  Z578/4-5

Prelude and Song

 

With this sacred charming wand

·  Z578/6

Song

 

Since times are so bad

·  Z578/7

Prelude and Song

 

Genius of England

·  Z578/8

Song

 

Lads and Lasses, blith and gay

·  Z578/9

Song

 

From rosie bow'rs

 

Bronnen:

a. Boeken:

The New Grove Dictionary of Music and Musician, ed. Stanley Sadie, London 1980

I. Spink, English Song: Dowland to Purcell, London 1974

M. Burden, The Purcell Companion, London 1995

M. Duffy, Henry Purcell , Londen 1994;  in  Nederlandse vertaling: De Prom 1995

W. Steffelaar, Muzikale stijlgeschiedenis, Amsterdam 1999

D. J. Grout en C.V. Palisca, Geschiedenis van de westerse muziek, Nederlandse vertaling uit 2004

 

b. Websites:

http://en.wikipedia.org/wiki/Henry_Purcell : uitgebreide biografie van Purcell

http://www.hoasm.org/VIIA/Purcell.html : biografie van H. Purcell

 

 

Terug naar de pagina    Muziek   of de   Home- page   van Charlotte Anna Hansson