Nieuwsbrief DUET-SALON nr. 12 (april 2007)
HET ENGELSE DUET
Deze nieuwsbrief over het Engelse duet is een vervolg op
en verdieping van brief nr. 8. Voor de tijd voorafgaand aan Purcell wordt
verwezen naar, onder andere, nieuwsbrief nr. 5: Het religieuze duet.
In de 16de eeuw ontstond als reactie op het katholicisme
onder Hendrik VIII de Anglicaanse kerk, een kerksoort behorend tot de
Protestantse kerken (zie verder nwsbr. 5). In de 17de eeuw werd enorm
gevochten tussen koningen die alle macht wilden en toch vaak weer katholiek
waren en het Parlement dat meer inspraak wilde en vaak streng protestant
(Puriteins) was. De volgende personages uit deze tijd zijn bij de meeste
mensen wel bekend: Elizabeth I*, Mary Stuart, de Puritein Oliver Cromwell
die koning Charles I versloeg, maar die zelf weer werd opgevolgd door de
katholieke koningen Charles II en James II, die vervolgens in 1688 in Ierland werd
verslagen door de kandidaat van het parlement, de protestantse Hollandse
stadhouder Willem III, die daarna koning van Engeland werd.
De componisten uit deze periode hadden vaak moeite de
juiste houding te bepalen in de geloofstwisten waarin de verschillende
partijen nogal eens van macht en invloed wisselden. Wilde men een baan
krijgen en houden, dan was het belangrijk goed op te letten hoe de politiek wind waaide en men schreef vooral muziekstukken
die de dan regerende ‘partij’ aangenaam waren en vaak aan de betreffende
opgedragen werden. In dit kader noemen we componisten als
John Dowland (1563-1626, nwsbr.6), John Blow (1649- 1708) en Henry Purcell
(1659- 1695, nwsbr. 1, 4, 6, 7).
Zijn werk kenmerkt zich door een combinatie van
traditionele Engelse invloeden met Italiaanse en Franse (Lully)
stijlkenmerken. We the spirits of the air is een lied uit een van zijn vijf
semi-opera`s, waarvoor J.Dryden en R.Howard de teksten leverden. Het lied
is al eerder uitgevoerd op 25 januari 1664, maar speciaal ‘gezet’ voor de
Indian Queen uit ca. 1695. De I.Q is door Daniel Purcell voltooid want
Henry is in 1695 gestorven. Zoals vaak in deze opera`s heeft een aantal
liederen niet direct betrekking op het stuk en wordt niet door
hoofdrolspelers gezongen. Dit is ook het geval met dit lied. ‘We the
spirits’ werd in de I.Q. gezongen door een koor met begeleiding. De
duetvorm is afkomstig uit Orpheus Britannicus. A. Moffat heeft het ca. 1900 nieuwe woorden gegeven: “Let us wander not unseen”, ontleend aan l`Allegro (uit 1632)
van J. Milton (1608-74), een zeer beroemde dichter en amateur-musicus.
Purcell schreef een aantal duetten, naast veel andere
sololiederen. Slechts een klein deel van al deze muziek wordt regelmatig
uitgevoerd. What can we poor females do (Z518) kent naast een duet ook een
solo versie(uit 1694). Het is vermoedelijk als ‘los’ lied geschreven maar het is (nog) niet
vindbaar voor wie precies en waarom. Ook de auteur van de tekst is
onbekend. Dit is eveneens het geval bij het lied Lost is my quiet for ever (Z502)
.
Purcell`s grote opvolger was G. F. Händel* (1685-1759,
zie ook nwsbr. 5). Hij was geen Engelsman maar een Duitser en hij vertrok
al jong naar Italië om theatercomponist te worden. Later vestigde hij zich
in Londen. Omdat de ‘ster’-operazangers waarmee hij werkte veelal Italianen
waren, schreef hij een aantal opera`s in het Italiaans, maar in latere tijd
ging hij over op het Engels.
Flavio, Re de `Langobardi (HWV 16) is een opera in 3aktes. Matteo
Noris schreef in 1682 het libretto ‘Flavio Cuniberto’. De
stof haalde hij enerzijds uit Le Cid van Corneille (1637) wat betreft de
strijd tussen Lotario en Ugone en de wraak door Guido, anderzijds uit
Historia Langobardorum van Paulus Diaconus (c. 720-797) voor de
verleidingspoging van Teodata door Flavio.
Gabrielli en Scarlatti hebben ook Noris tekst gebruikt.
Nicola Franceso Haym, secretaris van de Londense opera-academie bewerkte
het libretto voor Händel en Händel componeerde in april/mei 1723 de muziek,
waarna de opera op 7 mei klaar was en op 14 mei werd opgevoerd
|
een karikatuur van de opvoering van
Flavio
|
Libretto:
Koning Flavio denkt meer aan zichzelf dan aan goed
bestuur. Als de post van gouverneur van Brittannië vacant is, zijn twee
raadgevers van hem hiervoor kandidaat: Lotario en Ugone. Lotario is bekwamer,
maar Flavio kiest Ugone omdat hij verliefd is op diens dochter Teodata.
Lotario slaat Ugone in zijn gezicht waardoor diens eer is aangetast.
Ugone`s zoon Guido moet daarom genoegdoening gaan eisen, maar hij staat net
op het punt te trouwen met Emilia, Lotario`s dochter. Guido doodt Lotario,
waardoor er een scheiding ontstaat tussen de geliefden.
Teodata bemint heimelijk
Vitige, een hoveling van Flavio, maar Flavio benoemt uitgerekend Vitige als
bemiddelaar tussen Teodata en hem..Niemand durft tegen de koning in te
gaan. Uiteindelijk ontdekt Flavio hun relatie en komt tot het besef wat
zijn eigenlijke taak als heerser zou moeten zijn. Hij brengt Emilia en
Guido samen, beveelt Vitige met Teodata te trouwen en zendt Ugone naar
Brittannië.
De opera heette oorspronkelijk Emilia, was betrekkelijk
kort, duurde slechts 2,5 uur en werd in 1732 bewerkt met stemtransposities
ten behoeve van een nieuwe cast en verder van onder meer nieuwe teksten
voorzien. Hierna werd het werk vergeten tot 1967.
Ricardati mio ben, een duet uit
het begin van de opera, speelt zich `s nachts af in de tuin bij het huis van Ugone.
n.b. De (mannen)partij van Virtige werd in Händels
versies altijd door een vrouw gezongen.
Voor een overzicht van de geschiedenis van de Opera en
de uitvoeringspraktijken ten tijde van Händel, verwijs ik naar
nieuwsbrief 7 en 11: Het Opera-duet.
Voor het leven van Michael William Balfe (1808-1870) zij
verwezen naar:
http://www.britishandirishworld.com
Deze Ier, die al jong viool- en muziekles kreeg , trok op 17jarige leeftijd naar Parijs waar hij
van L. Cherubini compositieles kreeg. Hij studeerde –als bariton- zang in Italië. en maakte in 1834 zijn debuut in de Scala van Milaan
met de mezzo Maria Malibran als tegenspeelster.
Zij noemde hem de Engelse Rossini en hij schreef voor haar een opera en
cantates, net als voor Pauline Viardot-Garcia. Voor koningin Victoria
componeerde hij muziek ter gelegenheid van haar kroning in 1838. Hij heeft
zeer vele opera`s geschreven waaronder The Bohemian Girl die ook werd
vertaald in het Duits en Italiaans (die Zigeunerin/la Zingara).
Hij reisde naar Petersburg ,Moskou
en Wenen en dirigeerde de eerste opera`s van Verdi in Londen. Hij schreef
naast cantates, 250 liederen waaronder Popular Songs als Killarny op
teksten van Tennyson en Longfellow en vele anderen en redigeerde op verzoek
van de uitgever Novello in 1859 opnieuw Moore`s Irish Melodies. Na zijn
dood werd een standbeeld voor hem opgericht. De tekst van Trust her not is van Henry Wadsworth Longfellow (1807-1882)
een Amerikaans dichter. Het lied is compleet te
beluisteren op: http://homepages.tesco.net/~Haughley/sounds.htm
Joseph Barnby (1838-1896) was vanaf zijn 7de koorknaap in
York en later organist in St Andrews te Londen. Hij werd in 1871 na Charles
Gounod dirigent van de Royal Albert Hall Society en in 1892 geridderd
(Sir).Hij schreef een oratorium, vele services (kerkdiensten), anthems en
meer dan 200 hymnen-melodieën, naast meerstemmige liederen als Sweet and
Low uit 1863. Dit duet in de uitgave en bewerking van Newton (Six Popular
Vocal Duets) is daar een Lullaby (slaapliedje). Karikatuur
van Barnby:
De tekst is van
Alfred Lord Tennyson (1809-1892) en
afkomstig uit The Princess (1847) een verhaal in
dichtvorm waarin een genootschap mannen in een feodaal 19de eeuws
landschap verhaalt van een jonge prinses Ida die vanaf haar jeugd is
beloofd aan prins Hilarion, maar die als het moment nadert het huwelijk
weigert en naar haar vaders zomerhuis vlucht waar ze haar kasteel van maakt
en uiteindelijk een universiteit, alleen bestemd voor vrouwen. Tennyson
gebruikte dit soort gedichten/verhalen met een educatief doel: educatie
door identificatie en in dit geval is het verhaal duidelijk geschreven voor
mannen, die moeten beseffen dat vrouwen gelijk zijn aan mannen. Het gedicht
heeft dus zeker niet de bedoeling gehad een ‘Slaapliedje’ te zijn! Zie voor
de tekst ervan in de oorspronkelijke context p. 4.
Sir Charles Villiers Stanford (1852-1924), geboren in
Dublin, dirigeerde in Cambridge de eerste Engelse uitvoering van Schumann`s
Faust, maar hij zorgde ook voor de herleving van lang ‘verwaarloosde’
muziek van Purcell en Händel. Hij was verder organist en leraar compositie
onder andere van Ireland, Vaughan Williams, Frank Bridge en Holst. Hij
schreef veel koorwerk (een requiem en Stabat Mater ) en duetten, die vooral
voor schoolgebruik bestemd waren, zoals ‘The Lark`s Grave’. Daarnaast heeft
hij ook veel wereldlijke muziek geschreven met als voornaamste thema ‘het
leven op zee’ en hij bewerkte vele Ierse volksliederen. Zijn muziek is
beïnvloed door de werken van Brahms en Schumann en hij was over het
algemeen wars van alle moderne ontwikkelingen in de muziek. Zijn werk leeft
vooral voort in zijn kerkmuziek. Hij is een van de meest gespeelde
componisten in de Anglicaanse Kerk, naast zijn vriend en opvolger Charles
Wood. The Lark`s grave is een gedicht van Thomas Westwood (1814-1888) en Westwood behoort tot
de wat ‘kleinere’ dichters uit zijn tijd. Hij was vooral betrokken bij de
zakenwereld en pas op latere leeftijd kreeg hij belangstelling voor de
literatuur en het vissen (hengelen) en hij schreef daar enige aardige
gedichten over.
Charles Wood (1866-1926) was een Ierse componist die,
zoals gezegd, veel werken voor de kerk heeft geschreven en wiens werk samen
met dat van Charles Stanford het meest gespeeld wordt in de
Anglicaanse kerk. Wood studeerde aan het Royal College of Music te Londen en aan de
Universiteit van Cambridge Hij was ook organist. Hij volgde in 1924
Stanford op als hoogleraar harmonieleer en contrapunt. Hij heeft nog veel
meer muziek geschreven die echter veel minder vaak uitgevoerd wordt,
waaronder acht strijkkwartetten. Verder is hij met name
bekend door zijn arrangementen van carols. Wood had ook een levendige
belangstelling voor Ierland en was in medeoprichter van de Irish Folk
Song Society in Londen. Tot zijn leerlingen behoorden de componisten Ralph
Vaughan Williams, Herbert Howells, en de
dirigent Thomas Beecham. Wood`s lied The ride of the witch (The Hag) is
gecomponeerd op een tekst van Robert Herrick (1591-1674) die in zijn vroege
teksten veel verwees naar imaginaire vrouwen en liefde, maar altijd single
bleef. Zijn latere teksten zijn spiritueel en filosofisch. Het gedicht The Hag is recent
opgenomen in verzamelingen Halloween (dark) Poems.
Gerald Finzi (1901-1956) was een componist die zich na
zijn huwelijk in 1933 geheel terugtrok op het platteland en daar een
orkestje vormde. Hij verzamelde er zeldzame boeken en teelde zeldzame
appelsoorten. In de 2de Wereldoorlog werkte hij bij het ministerie van
Transport. Zijn werk past in de traditie van Elgar en Vaughan Williams. Hij
componeerde net als Quilter, een liedcyclus gebaseerd op Shakespeare. Zijn
Rossetti liederen (Songs to poems by Christina Georgina Rossetti 1830-1894,
opus 1 ) gepubliceerd in zowel één- als tweestemmige versie, waartoe A
linnet in a gilded cage en Dead in the cold behoren, werden oorspronkelijk
in twee delen gepubliceerd in 1936 en 1954 en waren bedoeld om te voorzien
in de behoefte van scholen aan goed (zang)lesmateriaal. De
melodieën lijken vanwege hun eenvoud op volksmuziek en de begeleiding was
niet zo moeilijk geschreven om het de niet zo ervaren docent niet te
moeilijk te maken. De tekst van een aantal is gedateerd en niet veel
kinderen zullen die tegenwoordig nog willen zingen. Bovengenoemde twee
liederen hebben dit probleem minder.
Het lied There be none of Beauty’s daughters, is geschreven op een
tekst van George Gordon Noel Byron. Lord Byron (1788-1824) en werd gepubliceerd in 1815.
Byron was tijdens zijn leven beroemd vanwege zijn persoonlijkheid én vanwege
zijn gedichten. Hij had kritiek op veel dichters van zijn tijd en daarnaast
ook op de Engelse sociale toestanden Hij reisde met zijn vriend
Hobhouse via Portugal en Spanje naar Griekenland en Klein-Azië en hij vocht
met de Grieken in de vrijheidsoorlog tegen de Turken. In zijn gedichten
verschijnt vaak de ‘Byronic hero’ een soort weerspiegeling van zichzelf, een
melancholieke jongeman, die na een losbandig leven, afleiding zoekt in
buitenlandse reizen. Hij was een zeer gevierde jonge aristocraat en hoewel
mank lopend, zeer knap, erg excentriek in gedragingen en aantrekkelijk voor
vrouwen. Hij had –en het vermelde gedicht getuigt daar ook van- vele
liefdesaffaires voor en na zijn huwelijk en tevens een verhouding met zijn
halfzus. Het gedicht is getoonzet door zeer vele componisten, “grote” als
Fanny Mendelssohn-Hensel, Roger Quilter, Stanford, Wood en ook Hugo Wolf,
maar daarnaast door zeer veel (mij nog) onbekende ‘kleinere’ (?). Een
arrangement is van (Amy?) S. Liddle waar helaas door mij geen verdere
gegevens van te vinden zijn. Deze naam komt slechts bij Google
voor op een hoesje van een CD van Arjan Breukhoven waarin betreffende wordt
vermeld als arrangeur van o.a. psalm 84.
bronnen: The New Grove, Internet, Historical Atlas of Britain, Oxford concise
dictionary of Music
*Voor een goede indruk
van het leven aan het hof van Elizabeth I zie de
video/DVD ‘Elizabeth’; voor het muziekleven t.t.v. Händel zie: Farinelli,
de castraat.
Oorspronkelijke hele tekst van the Spirits
(Aerial spirits
Ah, how happy are we!
From human passions free.
Ah, how happy are we!
Those wild tenants of the breast,
No, never can disturb our rest.
Ah, how happy are we!
Yet we pity tender souls
Whom the tyrant of love controls,
Ah, how happy are we,
From human passions free! )
We the spirits of the air
That of human things take care,
Out of pity now descend
To forewarn what woes attend.
Greatness clogg'd with scorn decays,
With the slave no empire stays.
We the spirits of the air
That of human things take care,
Out of pity now descend
To forewarn what woes attend.
Cease to languish the in vain
Since never to be loved again.
We the spirits of the air
That of human things take care,
Out of pity now descend
To forewarn what woes attend.
Let us
wander not unseen,
by the
elms on hillocks green,
while
the ploughman near at hand
whistles o'er the furrow'd land.
And the
milk maid singeth blithe
and
the mower whets his scythe.
Let us
wander not unseen,
by the
elms on hillocks green,
while
the ploughman near at hand
whistles o'er the furrow'd land.
And the
shepherd tells his tale,
beneath
the hawthorn in the dale.
Let us
wander not unseen,
by the
elms on hillocks green,
while
the ploughman near at hand
whistles o'er the furrow'd land.
What can we poor females do
When pressing, teasing lovers sue?
What can we poor females do?
Fate affords no other way,
But denying or complying,
And relenting, or consenting,
Does alike our hopes betray.
Lost is
my quiet for ever,
Lost is
life's happiest part;
Lost
all my tender endeavours,
To
touch an insensible heart.
But
tho' my Despair is past curing,
And
much undeserv'd is my fate,
I'll
show by a patient enduring
My love
is unmov'd as her hate.
Due:Ricordati mio ben Verlasse
dich darauf
T:Che se da me tu parti wenn du von mir scheidest
V:che se da te io(mi) parto/i wenn ich von dir scheide
Due: Io vivo sol con te ich lebe nur bei dir
V:Gìa teco resto il cor längst ruht mein Herz bei dir
T:Gìa meco resta il cor längst ruht dein Herz bei mir
V:In pegno del mio amor als meiner Liebe Pfand
T:In pegno del tuo amor als deiner Liebe Pfand
V:Di mia constanza fè
als Pfand der Treu bei mir
T:Di tua constanza fè als Pfand der Treu bei dir
Ricordati etc.
Beware!
I know a maiden fair to see,
Take care!
She can both false and friendly be,
Beware! Beware!
Trust her not,
She is fooling thee!
She has two eyes, so soft and brown,
Take care!
She gives a side-glance and looks down,
Beware! Beware!
Trust her not,
She is fooling thee!
And she has hair of golden hue,
Take care!
And what she says, it is not true,
Beware! Beware!
Trust her not,
She is fooling thee!
She has a bosom as white as snow,
Take care!
She knows how much it is best to show,
Beware! Beware!
Trust her not,
She is fooling thee!
She gives thee a garland woven fair,
Take care!
It is a fool's-cap for thee to wear,
Beware! Beware!
Trust her not,
She is fooling thee!
Sweet and Low:
(deel canto 2 uit the Princess)(
At last a solemn grace
Concluded, and we sought the gardens: there
One walked reciting by herself, and one
In this hand held a volume as to read,
And smoothed a petted peacock down with that:
Some to a low song oared a
shallop by,
Or under arches of the marble bridge
Hung, shadowed from the heat: some hid and sought
In the orange thickets: others tost a ball
Above the fountain-jets, and back again
With laughter: others lay about the lawns,
Of the older sort, and murmured
that their May
Was passing: what was learning unto them?
They wished to marry; they could rule a house;
Men hated learned women: but we three
Sat muffled like the Fates; and often came
Melissa hitting all we saw with
shafts
Of gentle satire, kin to charity,
That harmed not: then day droopt; the
chapel bells
Called us: we left the walks;
we mixt with those
Six hundred maidens clad in
purest white,
Before two streams of light from wall to wall,
While the great organ almost burst his pipes,
Groaning for power, and rolling through the court
A long melodious thunder to the sound
Of solemn psalms, and silver litanies,
The work of Ida, to call down from Heaven
A blessing on her labours for the world. )
Sweet and low, sweet and low,
Wind
of the western sea,
Low, low, breathe and
blow,
Wind
of the western sea!
Over the rolling waters go,
Come from the dying moon,
and blow,
Blow
him again to me;
While my little one, while
my pretty one, sleeps.
Sleep and rest, sleep and
rest,
Father
will come to thee soon;
Rest, rest, on mother's
breast,
Father
will come to thee soon;
Father will come to his
babe in the nest,
Silver sails all out of
the west
Under
the silver moon:
Sleep, my little one,
sleep, my pretty one, sleep.
The lark’s grave
We`ll plant a cornflow`r on his grave and a grain of
the bearded barley, and a little bluebell to ring his
knell and eye-bright blossoming early.
And we’ll cover it over with purple clover, and daisies
crimson and pearly. And we’ll pray the linnet to chant
his dirge with the robin and wren for chorus. His
mate on high, shall ring from the sky her benedictions o`er us: And the hawks and the owls those pitiless fowls,
we`ll drive away before us.
And then we’ll leave him to his rest and whisper soft above him. That ever his song was sweet and
strong, nor cloud nor mist could move him; In his
strain was a gladness to cure all sadness, and all fair things did love
him.
The rid of the witch (The hag)
The Hag is astride,
This night for to ride,
The devil and she together;
Through thick and through thin,
Now out, and then in,
Though ne'er so foul be the weather.
A thorn or a bur
She takes for a spur;
With a lash of a bramble she rides now,
Through brakes and through briars,
O'er ditches and mires,
She follows the spirit that guides now.
No beast, for his food,
Dares now range the wood,
But hush'd in his lair he lies lurking;
While mischief’s, by these,
On land and on seas,
At noon of night are a-working.
The storm will arise,
And trouble the skies
This night; and, more for(the wonder,
The ghost from the tomb
Affrighted shall come,
Call'd out by the clap of the thunder
A linnet in a gilded cage, --
A linnet on a bough, --
In frosty winter one might doubt
Which bird is luckier now.
But let the trees burst out in leaf,
And nests be on the bough,
Which linnet is the luckier bird,
Oh who could doubt it now?
Dead in the cold, a song-singing thrush,
Dead at the foot of a snowberry bush,--
Weave him a coffin of rush,
Dig him a grave where the soft
mosses grow,
Raise him a tombstone of snow.
There be none of Beauty's daughters
With a magic like thee;
And
like music on the waters
Is thy
sweet voice to me:
When,
as if its sound were causing
The
charmèd ocean's pausing,
The
waves lie still and gleaming,
And the
lull'd winds seem dreaming:
And the
midnight moon is weaving
Her
bright chain o'er the deep;
Whose
breast is gently heaving
As an
infant's asleep:
So the
spirit bows before thee,
To
listen and adore thee;
With a
full but soft emotion,
Like
the swell of Summer's ocean.
|