Nieuwsbrief Vocale Duetten nr. 26
‘het
Barok’ duet : van Purcell tot Bach (november 2010)
Het thema van deze DUETSALON
omspande de hele Barokperiode. Voor een uitgebreide beschrijving van de
periode van de Barok wordt doorverwezen naar een reeds eerder
gepubliceerde inleiding
hierover.
In de praktijk worden deze
keer echter alleen de duetten van de vier onderstaande componisten behandeld.
Omdat er van Purcell
en Handel
reeds aparte componistenportretten van mijn hand zijn verschenen, verwijs
ik daarheen voor meer gedetailleerde informatie, evenals voor de
geschiedenis van de Opera
en de betekenis
van Venetie in die tijd. De gegevens met betrekking tot enige
specifieke duetten zijn in eerdere Nieuwsbrieven
reeds ter sprake gekomen en zijn derhalve integraal overgenomen.
1450-1625
ca 1625 - ca. 1750
na 1800
Renaissance/ vroeg Barok
Barok
Romantiek
Girolamo
Frescobaldi P.F. Cavalli H.
Purcell G.F. Händel
(1583-1643) (1602-1676) (1659-1695) (1685-1759)
|
|
|
|
Frescobaldi
|
Cavalli
|
Purcell
|
Handel
|
A. Girolamo Frescobaldi (1583-1643)
leefde in de ‘Vroeg-Barok’, waarover
nu een korte uitleg volgt:
In de 16de eeuw
werd polyfoon (vaak vijf- of zesstemmig) gemusiceerd. Veel componisten
schreven polyfone madrigalen. Een madrigaal is meestal een lied met
idyllische inhoud, in drieregelige strofen met tweeregelig slot (ritornello). Was het oorspronkelijk
waarschijnlijk een volkslied, later kreeg het een aristocratisch karakter,
met steeds meer chromatiek, dissonanten en een nauwgezette muzikale
uitbeelding van de tekst. Om allerlei misstanden in de katholieke kerk waar onder andere de protestanten tegen
in het geweer kwamen, te stoppen,
overwoog men in Rome zelfs alle polyfonie uit de kerkelijke liturgie te
bannen omdat de dichte polyfone stemmenweefsels het onmogelijk maakten de
religieuze tekst te verstaan en te begrijpen.
Monteverdi (1567-1643) volgde als een der eersten de ideeën
van de Camerata, een groep geleerden en kunstenaars in Florence rond 1600,
die na bestudering van de antieke culturen tot de conclusie kwam dat de
muziek van de Griekse drama`s ‘monodisch’ moest zijn geweest (solostem met
enige instrumentele begeleiding in akkoorden). Op deze manier kon de
expressieve kracht van de tekst tot uitdrukking worden gebracht zonder dat
die werd versluierd. Men begon werken te schrijven waar een ‘recitatieve’
voordrachtswijze bij hoorde (zingend spreken), die uitermate geschikt was
voor het toneel. Tegenover de ‘prima prattica’, onstond de ‘seconda
prattica’: de muziek volgt de tekst.
Frescobaldi was
componist én organist. Hij vestigde
zich in 1604 in
Rome en werd er in 1608 benoemd als
organist van de Sint-Pieter, nadat hij in 1607-1608 de Zuidelijke
Nederlanden (Brussel) had bezocht. Van 1628 tot 1633 was hij organist aan
het hof van Ferdinand II van Toscane, waarna hij weer in Rome terugkeerde.
Zijn bekendste werk is Fiori Musicali (1635), een verzameling orgelcomposities
voor de mis. Hij componeerde ook veel klavecimbelmuziek en is daarom in de
muziekgeschiedenis eigenlijk vooral bekend vanwege zijn instrumentale werk.
Hij schreef ook een aantal madrigalen.
Begli Occhi is
afkomstig uit zijn Primo libro d`arie musicali uit 1630 en is gecomponeerd voor twee
bijna gelijke stemmen. Het heeft een ‘fugatisch’ karakter , wellicht mede
ontleend aan zijn instrumentale composities (?) Het is (net als het hierna volgende lied van
Cavalli) uitgegeven in La flora : arie & c. antiche italiane raccolte ed edite per cura di Knud
Jeppesen, Wilhelm Hansen, Copenhagen 1949.
Omdat er slechts via een
muziekbibliotheek of antiquarisch aan dit boek te komen is, heb ik van de
daarin voorkomende duetten de tekst
en de Engelse vertaling op mijn site opgenomen:
35. Begli
occhi, io non provo
Fierezza o dolore, fierezza o dolore
Io pianti non trovo, ne regno d `Amore,
Qual or mi mirate con sguardi amorosi
scherzate, scherzate vezzosi
Voi labbra ridenti,
quest`alma
beate, quest alma
beate,
sì cari gli accenti, sì dolci formate,
se I denti scoprite con rare bellezze,
nutrite , nutrite dolcezze
Ma lasso, io pavento
Che un ciel bello
e puro, che un ciel bello
e puro
Al soffio d `un vento si cangi in oscuro
Quell aura che spira, quel guardo che
alletta
S `adira, s `adira e saetta
|
Beautiful eyes, I suffer neither
violence nor pain., violence nor pain.
I find no tears in Cupid`s realm,
If you look at me with amorous glances
And jest caressingly.
Ye laughing lips
Utter happy words
Dear and sweet words to his soul;
When you reveal your teeth with rare charm,
You foster my tenderness
But I –oh pity me-
I fear that a beautiful and clear sky
may be darkened by a gust of wind,
that the breeze that blows, the glance that brings joy
Becomes evil and sends arrows.
|
B. (Pietro) Francesco
Cavalli (1602-1676) heette
oorspronkelijk Caletti-Bruni .
Hij veranderde zijn naam in die van zijn adellijke Venetiaanse
beschermheer. Hij werd in 1617 zanger onder Monteverdi aan de San
Marco in Venetië, 2de organist aldaar in 1639 en 1ste organist in 1665 en bovendien maestro di capella. Hij is echter
het meest bekend als componist van opera’s. Monteverdi was zoals eerder
vermeld in ‘de geschiedenis van de Opera” zijn grote voorbeeld hierbij.
Cavalli begon in 1639 voor
het toneel te schrijven en verwierf spoedig een zodanige reputatie dat hij
in 1660 naar Parijs werd ontboden om ter gelegenheid van het huwelijk van
Lodewijk XIV in het Louvre zijn opera Serse op te voeren. Hij schreef en componeerde opera's voor
maar liefst vijf theaters in Venetië. Er zijn er 27 van hem bekend.
Daarnaast heeft hij ook een aantal missen, motetten, psalmen, vespers en
een Requiem gecomponeerd.
Mio diletto is afkomstig uit de opera Helena rapita
da Teseo , dramma musicale Prolog, 3 Akte (1653 te Venetië ) . Er wordt
ernstig aan getwijfeld of Cavalli deze opera wel heeft gecomponeerd. Het
libretto is van Giacomo Badoaro. Helena
is in de Griekse sage een beeldschone vrouw, dochter van Leda en de
Spartaanse koning Tyndareos óf van Zeus, die haar in de gedaante van een
zwaan verwekte bij Leda. Ze was al op jeugdige leeftijd geschaakt door
Theseus, maar door haar broers, de Dioscuren, bevrijd. Vele vrijers,
waaronder Odysseus, dongen naar haar hand, maar haar vader liet hen zweren
Helena`s toekomstige echtgenoot te zullen helpen indien zij geschaakt mocht
worden. Helena huwde met de Spartaanse vorst Menelaos, maar later werd zij
geschaakt tijdens diens afwezigheid door de Trojaanse prins Paris en…dit
leidde tot de Trojaanse oorlog.
38. (Elena) Mio diletto in te vivo, in te
respiro
La mia gioia tu sarai, nel mio seno tu
vivrai, tu vivrai
Io tuo ben, io tuo ben, tua vita, tua
vita, io sono
L`anima ti consacro, il cor, il cor ti
dono, ti dono
Io tua vita, l`anima ti consacro
(Menelao) Mio respire, in te respire
Il cor ti dono, in tuo ben etc.
|
(Elena) My delight, I live in you, I breathe in you,
You will be my joy, you will live in my bosom
I am your love, your life,
I dedicate my soul to you, I give you my heart, etc
(Menelao) My breath, I live in you, etc.
|
C. Voor leven en
werken van Henry Purcell (1659-1695) wordt, zoals eerder gezegd,
verwezen naar zijn componistenportret.
Vier composities van hem
worden bezongen, waarvan de eerste drie waarschijnlijk tot de ‘losse
liederen’ behoren:
1: What can we
poor females do (Z518) kent naast een duet ook een solo versie
(uit 1694). Het is (nog) niet vindbaar voor wie en waarom het is geschreven en het is ook (nog) niet
gedateerd. De auteur van de tekst is eveneens onbekend. Dit is ook het
geval bij
2. Lost is my quiet for ever
(Z502) .
3. Though
my mistress be fair (Z514)
dateert uit 1685.
4. Oh,
the sweet delights of love is afkomstig uit de semi-opera “From the
Prophetess or the History of Dioclesian’
(Z627)
en is daarin nummer 30 in
de “Masque’ akte 5 (Z627/30).
Het is geschreven voor twee sopraan ‘woudgoden’,
maar de versie van ‘de Salon’ is een
bewerking voor SA en het is (mij) onbekend van wie deze bewerking is.
‘Dit werk
is de eerste van Purcells vijf semi-opera'`s. Het libretto was gebaseerd op het
toneelstuk The Prophetess van John Fletcher en Philip Massinger uit 1622
en is een bewerking van de hand van Thomas Betterton, een van de
belangrijkste acteurs uit 17de-eeuws Engeland en manager van het Dorset
Garden Theatre. Het werk bevat, zoals typisch voor die tijd, ook vele
dansen.. Het werk heeft vijf bedrijven, waarvan het laatste een lange
masque bevat. John Dryden schreef een proloog, maar wegens de kritiek op
Koning Willem III van Engeland, die op dat moment oorlog voerde in
Ierland, werd deze reeds na één opvoering verboden.
Het stuk
handelt over de Romeinse keizer Diocletianus, maar vooral over de eeuwige
strijd tussen plicht en liefde. Diocles is een gewoon soldaat en wordt
bemind door Drusilla. Drusilla's tante Delphia is een zieneres en zij
voorspelt dat Diocles keizer zal worden, als hij 'het zwijn' heeft
gedood. De soldaat velt veel zwijnen, maar pas als hij Aper, de
moordenaar van de vorige keizer Numerianus doodt (Aper = Latijn voor beer
of mannetjeszwijn) wordt hij tot mede-keizer uitgeroepen en neemt de naam
Dioclesian aan. De huidige keizer, nu mede-keizer, Charinus heeft een
mooie zuster, Prinses Aurelia, en tot woede van de zieneres besluit
Dioclesian haar te trouwen, in plaats van Drusilla. Delphia stuurt een
monster om de huwelijksplechtigheid te verstoren. Vervolgens zorgt zij
dat Prinses Aurelia verliefd wordt op Maximinian, neef en metgezel van
Dioclesian. Na nog enige verwikkelingen krijgt Dioclesian uiteindelijk
berouw, geeft zijn co-keizerschap aan Maximinian en trekt zich met
Drusilla terug in het landhuis van zijn vader. Daar is hij nog niet
veilig voor de jaloerse Maximinian, maar wordt gered door Delphia. De
finale Masque toont het spektakel dat Delphia met haar magische krachten
oproept om de gelukkige afloop te vieren.
5de bedrijf (en detail):
De nog steeds jaloerse Maximinian zoekt Dioclesian op in zijn
huis op het platteland en wil hem doden, maar wordt door Delphia
tegengehouden. Dioclesian schenkt hem vergiffenis en vraagt Delphia om een
feest te organiseren dat gepast is om een keizer mee te ontvangen. Dat
wordt de masque die het grootste deel van het laatste bedrijf vormt:
Cupido bijgestaan door het koor roept de woudbewoners tevoorschijn. Een
enorme machine komt naar beneden en blijft boven het toneel hangen. Hij
bestaat uit vier platforms, mini-toneeltjes, elk iets hoger dan de vorige
en elk een paleis van een god voorstellend, tezamen zo groot als het hele
toneel. Nimfen, faunen, najaden, bosgoden, herders en herderinnen,
volgelingen van Bacchus en van Cupido zingen en dansen. Met een loflied
van het koor op de overwinning van De Liefde en een dans waaraan het hele
gezelschap deelneemt, eindigt het werk.
Dioclesian was zeer populair en werd vaak opgevoerd. Het is
bekend uit de regieaanwijzingen en verslagen van ooggetuigen dat de
opvoeringen buitengewoon spectaculair waren: er werd van ingewikkelde
decors gebruikgemaakt.
|
D. Voor leven en
werken van Georg Friedrich Handel (1685-1759) wordt eveneens
verwezen naar zijn componistenportret. Voor een apart overzicht van zijn
duetten, zie deze
link.
Van Handel worden op de Salon
allemaal ‘nieuwe’ duetten bezongen:
- Spring is coming, op de Salon te
bezingen met deze woorden van Arthur Sommervell, is qua muziek
afkomstig uit Ottone, re di Germania (Otto, King of Germany; HWV 15) dat is gebaseerd
op een
Italiaanstalig libretto. Het was
de eerste nieuwe opera geschreven voor het vierde seizoen van de Royal
Academy of Music (1719). Handel
heeft de eerste versie voltooid op 10 August 1722, maar herzag deze al
vóór de eerste opvoering in
1723. Omdat de Engelse tekst niets te maken heeft met de
oorspronkelijke tekst
van Ottone, wordt deze niet weergegeven.
- Evensong is een Engels
arrangement van J. Michael Diack (1) van Handel`s ‘Ombra mai fu’ (een aria uit de
opera Serse (Xerxes)-HWV 40 uit
1738).
- Light is my heart is ook een
Engels arrangement van J. Michael Diack(1) van muziek uit Handel`s ‘Partenope’,
dat gebaseerd is op een Italiaans libretto. Het was een komische opera
voor de Royal Academy of Music, maar deze vond hem ‘te frivool’.
De Engelse
tekst heeft ook, net als bij ‘Spring is coming’ niets te maken met de
oorspronkelijke inhoud van Partenope en daarom wordt ook hier ervan
afgezien deze weer te geven.
- Let`s
imitate her notes above is een deel van het ‘additional
chorus’ van het tweede deel van Alexander's Feast (HWV 75). Het staat
beschreven als een stuk voor SSA, maar is in de Novello editie ook
goed uit te voeren door een enkele SA combinatie
Alexander`s
Feast is een koorwerk naar het
libretto van Newburgh Hamilton. Deze baseerde zijn tekst op John Dryden's
ode Alexander's Feast, or the Power of Music (1697), die geschreven werd
om de dag van Sint-Cecilia te vieren. Jeremiah Clarke (wiens stuk
verloren ging) componeerde de originele ode aan de muziek. Händel
componeerde de muziek in januari 1736, en het werk ging in première in
het Covent Garden Theater in Londen op 19 februari 1736. Händel herwerkte
de muziek voor opvoeringen in 1739, 1742 and 1751.
Het werk
speelt zich af rond een banket ten huize van Alexander de Grote en zijn
minnares Thais in de veroverde Perzische stad Persepolis. De muzikant
Timotheus zingt op het feest en bespeelt zijn lier, hierbij verschillende
stemmingen oproepend bij Alexander, finaal aangemoedigd tot
brandstichting in de stad als wraak voor zijn gesneuvelde Griekse
soldaten.
|
Charlotte Hansson
|