MATTHEW LOCKE (1621/ 2- 1677)
Een
biografie van Matthew Locke is niet mogelijk zonder kennis van de politieke
en godsdienstige situatie in die periode. Voor meer informatie hierover wordt
verwezen naar mijn beschrijving van Henry Purcell`s leven.
1620
|
1630
|
1640
|
1650
|
1660
|
1670
|
|
Civil
War (1639- 1651)
|
|
|
Charles
I/ Karel I: koning van Engeland,
Schotland en Wales
(1625-
1649)
|
Britse
Gemenebest
(Common-
Wealth)
1649-1653
|
Protectoraat
1653-1659
|
|
Charles
II/ Karel II: koning van Engeland, Schotland en Wales (1660- 1685); hij
woonde tijdens de Civil War in Den Haag en
later o.a. in Brugge
|
|
Oliver
Cromwell
|
*
|
|
*=Richard
Cromwell (1658-59)
|
|
1622 Devon
/ Exeter
|
met Karel II
in Nederland;
M.nu katholiek
|
in Engeland terug-
Herefordshire
|
functies aan het Hof: Londen/
Oxford
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Matthew
Lock(e) werd in 1621 of 1622 vermoedelijk te Devon
geboren (1). Hij begon zijn muzikale carrière als koorjongen in
de kathedraal van Exeter, waar hij
compositieles kreeg van Edward Gibbons, de oudste broer
van Orlando Gibbons. Vioolles kreeg hij er vermoedelijk van William
Wake en orgelles van John Lugge.
Bewijs voor zijn aanwezigheid zijn de krassen met zijn naam in het orgel: ‘Mathew Lock/1638’en ‘ML/1641’. Hij sloot aldaar ook
zijn –levenslange- vriendschap met Orlando Gibbons' zoon, Christopher, met
wie hij later nog vaak zou samenwerken.
Waarschijnlijk
was Matthew nog in Exeter in het begin van de Civil War, toen Henrietta, de vrouw van de katholieke
koning Karel I daar beviel van Henrietta Maria, de toekomstige Hertogin van
Orléans. Karel I maakte van Exeter de basis van
zijn operaties in het westen en hij en zijn zoon Karel II hebben daar vast Locke`s muziek leren kennen.
|
|
|
|
|
|
|
|
M.
Locke
|
Zijn
naam in het orgel
(1638)
|
Christopher
Gibbons
|
Karel
(Charles)
I
van Engeland
|
Henry Purcell
|
John
Playford`s uitgeverij
|
Karel
II en Catharina van Braganza
|
Klavecimbel
werk van L.
|
Matthew
was wellicht ook in dienst van Karel II omdat alle 19-jarigen in Devon in dienst moesten en was waarschijnlijk ook in
het contingent dat in 1646 met de prins naar de Nederlanden vertrok (2).
Aldaar bekeerde hij zich tot het katholicisme.
In
1651 of daaromtrent was hij in ieder geval weer in Engeland, want in dat
jaar schreef hij daar muziek. In 1653 werd Matthew voor het eerst vermeld
als componist van dramatische muziek, toen hij en Christopher Gibbons de
opdracht kregen de muziek te schrijven voor de masque
Cupid and Death van James Shirley. Deze werd op 26 maart
opgevoerd bij de verwelkoming van de Portugese ambassadeur. Midden jaren
`50 trouwde hij waarschijnlijk, met een vrouw uit Herefordshire,
wellicht de dochter van een zekere Mr. Garnons en
verbleef hij een tijd in deze streek.
In
1656 schreef hij samen met Charles Coleman, Henry Cooke,
George Hudson en Henry Lawes muziek voor de
–geheel verloren gegane- eerste ‘Engelse opera’, The Siege of Rhodes van Davenant.
Matthew schreef de vocale partij voor de vierde acte en hij zong zelf de
rol van de Admiraal van Rhodos. Hierna componeerde hij nog veel muziek voor
Davenant (The
Cruelty of the Spaniards in Peru in 1658; The History of Sir Francis Drake in
1659, Macbeth in 1663, etc.)
Tijdens
de Commonwealthperiode (1649-1653) was hij vooral
bevriend met John Playford
en Henry en Thomas Purcell, Sir
Roger L`Estrange, Henry Lawes,
Silas Taylor en Christopher Simpson. Bij Samuel Pepys werd hij diverse keren (van 1660- 1668) vermeld.
Bij
de herleving van de ‘Koninklijke muziek’ tijdens de Restauratie in 1660
kreeg Matthew drie functies: privé componist van de koning in de plaats van
John Coprario (Cooper), componist blaasmuziek in
de plaats van Alfonso Ferrabosco
en de nieuwe baan als componist voor de violensectie. Hij schreef muziek
voor de koninklijke kroning in 1661, werd organist van koningin Catharina
van Braganza (1662- 1671 in St. James`s en van 1671 tot zijn dood in Somerset House) en de officiële componist ‘dramatische
muziek’.
Locke
ondervond echter regelmatig tegenwerking van een aantal musici van de kapel
omdat hij geen ‘Gentleman of the Chapel Royal’ was en een katholieke ‘favoriet’. Hij had
een nogal moeilijk en haatdragend karakter dat zich bijvoorbeeld in 1672
uitte, toen Thomas Salmon voorstelde alle
muzieksleutels af te schaffen en nog maar vier lijnen te gebruiken
(onderste altijd G) in de muzieknotatie. Matthew, vermoedelijk toen
verblijvend in Oxford, vierde wellicht zijn frustraties op Salmon bot omdat hij van Trinity
College geen eerbewijzen, zoals een doctoraat, ontving, terwijl hij wel
verschillende stukken voor Oxford schreef. Bovendien bleek zijn muziek
steeds minder aan te slaan bij Karel II die een ‘lichtere Franse smaak’
had. Karel had een hekel aan muziek waarbij hij niet met zijn voeten kon
meetikken!
De
laatste publicatie met muziek van Locke (27 trio`s voor 2 violen en cello)
dateert uit 1677, met een licentie echter van1676. Hij overleed in augustus
1677 te Londen. Kort na zijn dood kreeg Purcell
diens functie als ‘componist voor de violen’. Purcell
kopieerde veel van Locke`s muziek, zowel de
vocale als de instrumentele.
Matthew
Locke schreef –samengevat- verschillende soorten muziek, waaronder
kamermuziek, geestelijke muziek en dramatische muziek (masques).
Zijn meest bekende consort- muziek is de Consort of Fower Parts: 24 stukken (meestal) verdeeld in zes suites
van vier bewegingen: fantasia, courante, ayre en
sarabande. De instrumenten hiervoor zijn niet door hem gespecificeerd.
Blow
en Purcell hebben veel inspiratie ontleend aan Matthew`s geestelijke muziek (Blow vooral aan zijn anthems).
|