John Dowland is al eerder ter
sprake gekomen in een artikel over het Fitzwilliam
Virginal Boek.
Le Nuove Musiche,
welke na 1620 vanuit Italië ook in
Engeland arriveerde, wordt daarin ook besproken, evenals in de biografie
over Caccini en in het artikel over het ontstaan
van de Opera. Men leze deze teksten als inleiding op de volgende biografie:
John Dowland
A. Biografie
B. Belangrijke personages
C. Compositie-stijl
D. Uitgaven van Dowland`s werken
|
|
|
|
Luit met
tabulatuur circa 1600
|
Reizen John Dowland
|
Verspreiding der katholieken
1641-1642 en
de mate waarin zij ‘weigerachtig’ (recusant)
waren
|
Tijdsindeling:
1550
|
1560
|
1570
|
1580
|
1590
|
1600
|
1610
|
1620
|
1553-1558 Mary
|
1558 ---
Elizabeth I (Tudor) --- 1603
|
Jacobus/James I Stuart 1603
- 1625
|
Karel I
|
Maria I Stuart van Schotland
(1542-1567)
|
Jacobus I is als Jacobus VI/ James VI
koning van Schotland van 1567
- 1625
1589 gehuwd
met Anna van Denemarken
|
Karel I
|
|
Kinderen van Jacobus
& Anna o.a. : Hendrik
Frederik: 1594 - 1612
Elizabeth :
1596 - 1662 (x Frederik V van
der Palts)
Karel I
: 1600 -
1649(x Henrietta Maria van Frankrijk)
|
J. Dowland:
|
1563 geboren
|
|
1580: in Parijs
Katholiek nu;
1584 terug Eng;
getrouwd
|
1594 tevergeefs
gesolliciteerd
aan Hof ; nu naar Brunswijk,
Hessen; 1598 Denemarken
|
1606 terug E.
|
1612- 1618
Luitist aan Hof
|
1626 overleden
|
|
Christiaan IV koning van Denemarken en
Noorwegen: 1588 -
1648
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Katholieke vorsten
|
|
|
|
|
|
|
|
Protestantse vorsten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
A.Biografie:
Over het leven van John Dowland is
relatief veel bekend. Hij werd
circa 1563 geboren óf in Dalkey (bij Dublin)- volgens de
Ierse historicus W. H. Grattan Flood- óf in het Londense Westminster – volgens Thomas
Fuller. Rond 1580 trad hij in dienst bij de Britse ambassadeur
in Parijs, Sir Henry Cobham en vanaf 1583 bij diens opvolger
Sir Edward Stafford. Rond deze tijd werd hij ook Rooms-Katholiek.
In 1584 keerde Dowland terug naar Engeland, waar hij trouwde. In
1587 behaalde hij een diploma muziekwetenschappen aan de Universiteit van Oxford en een jaar later (vermoedelijk)
ook aan de Universiteit van
Cambridge. In 1590 was voor het eerst muziek van hem te horen aan het hof:
‘His golden locks to silver now are turned’ (zie belangrijke personen: Henry Lee) gezongen
door Robert Hales. In 1592 speelde Dowland voor Elizabeth in Sudeley
Castle bij de masque
Daphne and Apollo.
Belangrijk is
te weten dat tijdens de regering van Elizabeth –die erg zuinig was en voor
conservatief doorging- de meeste
musici hun toevlucht hadden moeten zoeken tot huizen op het platteland
(country) en bij belangrijke families. Veel madrigalen en luit- liederen
publicaties werden dan ook aan hen opgedragen. Verder was men in dienst van
de Kerk. Het hof van Elizabeth telde weinig belangrijke componisten,
afgezien van degenen die bij de Chapel Royal
hoorden.
Toen
de luitist John Johnson in 1594 overleed, solliciteerde Dowland naar de daardoor vrijgekomen betrekking aan het
hof van Elizabeth. Vergeefs,
mogelijk vanwege zijn nieuwe geloof. Hier zijn twijfels over, omdat zijn
(Franse) bekering niet gepubliceerd was en andere katholieke musici, zoals
William Byrd,
toch aanstellingen bij het hof kregen. Ook kreeg hij zijn paspoort
voor het buitenland, getekend door Robert Cecil en de Earl van Essex (zie belangrijke personen). Dat zou hij als
‘openlijke’ katholiek nooit gekregen hebben.
Hij vertrok kwaad naar Henry Julius, hertog van Brunswijk en later naar Moritz, landgraaf
van Hessen, in Kassel, maar sloeg
een aanbod om bij hem in dienst te treden, af. Hij wilde naar Italië om de madrigaalcomponist Luca Marenzio te ontmoeten. Ergens in deze tijd
vervulde hij waarschijnlijk ook een aantal spionageopdrachten voor Sir
Robert Cecil in Frankrijk en Denemarken.
Via Venetië, Padua en Ferrara bereikte hij Florence en raakte daar
–naar eigen zeggen- betrokken bij een samenzwering van verbannen Engelse
katholieken die van plan waren Elizabeth te vermoorden. Hoewel hem veel
geld werd aangeboden door de paus en een veilige doorreis voor zijn vrouw
en kinderen vanuit Engeland, keerde hij snel terug naar Neurenberg en
schreef in 1595 aan Sir Robert Cecil hier een brief over.
In 1596 bereikte hem in Kassel een brief van Henry Noel, een belangrijk hofpersoon
en favoriet van de koningin, die hem zei snel naar Engeland terug te keren
omdat Elizabeth naar hem had gevraagd. Dowland
keerde terug, maar Noel stierf voor dat hij hem
kon helpen en schreef voor zijn begrafenis ‘Mr. Henry Noell
his funerall Psalmes’(1596/1597).
In 1597 verzamelde hij 21 van zijn liederen en maakte er een uitgave
van voor ‘solo stem en luit’, maar ook ‘vierstemmig met of zonder luit’ te
spelen. (The First booke of Songes or Ayres of Foure Partes with Tableture for the
Lute)
In februari 1598 smeekte Moritz Dowland
terug te keren naar Kassel, maar of hij dat deed is niet bekend. In ieder
geval was hij in november luitist aan het hof van Christiaan IV in Denemarken, tegen een zeer hoog salaris.
In 1600 zond hij het manuscript van The Second Booke
of Songs or Ayres
naar zijn vrouw in Engeland, opgedragen aan Lucy, Countess
of Bedford (zie ook: belangrijke personen). The New Grove geeft aan dat de
suggestie dat Dowland toen financiële problemen
had, niet zou kloppen en dat ‘nadere onderzoekingen van het Deense hof
aantonen dat hij juist in hoge eer stond en een gouden portret van zijne
majesteit kreeg’.
Na 15 juli 1603 keerde hij gedurende
12 maanden terug naar Londen voor het aanschaffen van muziekinstrumenten
voor de Deense koning. In 1603 werd zijn Third and Last Booke
of Songs te Londen geregistreerd, terwijl hij nog in Denemarken was.
Uit die tijd dateert een eerste vermelding van zijn huis in Fetter Lane. Ook zegt hij ‘toegang gehad te hebben’ tot
Koningin Anna in Winchester (tijdens een Masque
ter ere van prins Henry).
Sinds
1603 was Jacobus koning van Engeland en hij zelf, maar vooral ook Anna,
hield zich bezig met
de kunsten: dichtkunst, ontwerp en decoratie, muziek en dans (Masques). Grote sommen geld gingen daarheen en o.a. Ben
Jonson en Inigo Jones
werden aangesteld. Jacobus, Anna en prins Henry hadden hun eigen
huishouden, met veel muzikale voorzieningen.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
John Dowland
|
Sir Robert Cecil
|
Moritz van Kassel
|
Christiaan IV
v.Denemarken
|
Theophilus
Howard
|
Jacobus I
|
Anna van
Denemarken
|
Lucy Russell
C. of Bedford
|
Nicholas
Lanier
|
In juli 1605 was hij terug in Denemarken, maar de New Grove geeft
aan dat er toen wel sprake was van steeds grotere schulden, hoewel
Christiaan hem nog probeerde te helpen.
Toen hij in 1606 – tijdens een afwezigheid van de koning- toch werd
ontslagen, keerde hij, geheel
blut, naar Londen terug. Tussen 1609 en 1612 was hij in dienst van Theophilus Howard, (Earl of Suffolk), Lord Walden, een belangrijk lid van het hof.
Ondanks deze positie klaagde hij in zijn lezersvoorwoord bij A Pilgrimes Solace dat hij genegeerd werd en over kritiek van
jongere ‘luitleraren’.
Van
negeren was weinig sprake, want overal, ook buiten Engeland, werden zijn
composities in gedrukte werken opgenomen, vooral zijn Lachrimae.
Meer speelde de wrok mee, dat hij nog steeds geen aanstelling had aan het
Engelse hof. Hij moest
hier onder andere opboksen tegen Alfonso Ferrabosco (sinds 1605 liederen voor de hofmaskes makend) en Nicholas Lanier,
die onder de bescherming van de Earl van Salisbury stond.
Uiteindelijk werd hij in 1612 alsnog aangesteld als luitist aan het
hof en tot 1618 vervulde hij er verscheidene posities. Er bestaan niet veel
composities daterend uit de periode tussen 1612 en zijn dood.
Vanaf 1621
werd hij vermeld als Dr. John Dowland. In 1625 was hij nog lid van een Consort dat speelde tijdens de begrafenisplechtigheden
van Jacobus I. Dowland`s sterfdatum is niet
precies bekend, maar de laatste betaling aan hem door het hof was op 20
januari 1626 en hij werd op 20 februari begraven.
Zijn zoon
Robert was ook musicus en hij was enige tijd in dienst bij de eerste Earl
of Devonshire. Toen John stierf kreeg Robert zijn
vaders plaats als luitist aan het hof.
Drie werken van John Dowland zijn opgenomen in Robert`s
A Musicall Banquet, dat
hij in 1610 samenstelde. Hierin staan ook een aantal Italiaanse liederen,
en liederen gezet op o.a. twee gedichten van Robert Devereux,
Earl of Essex.
Het Engelse
Hof werd met Jacobus I en Anna het artistiek belangrijke punt en trok de
belangrijkste musici, hoewel het ‘country house patronage’ ook nog wel
bleef bestaan. De landadel kreeg het economisch steeds moeilijker en een
aantal edelen probeerde te ontsnappen aan de problemen door in de stad te
gaan wonen. Jacobus (en Karel) dwongen degenen die geen eigen huis in
Londen hadden echter terug te gaan naar hun landerijen.
B.Belangrijke personages:
1.(veronderstelde)
geliefden van Elizabeth en deels ook belangrijke dichters:
Over
een verhouding van Robert Dudley (1533 – 1588),
met Elizabeth I bestonden veel geruchten, die werden versterkt
toen
Dudleys vrouw Amy onder verdachte
omstandigheden om het leven kwam. Algemeen werd aangenomen dat Dudley zijn
vrouw had vermoord om Elizabeth te kunnen trouwen. Sommigen beweerden zelfs
dat in het geheim al een huwelijk was gesloten, maar Amy`s dood verhinderde
juist een huwelijk. In 1563 droeg Elisabeth Dudley voor als
echtgenoot van de Schotse koningin Maria I, maar Mary wees hem af. In
datzelfde jaar kreeg hij de titel van graaf
van Leicester. Hij kwam namens Elizabeth
de opstandelingen in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden van 1585-1587 te
hulp, maar dat werd een fiasco. Desondanks
werd hij benoemd tot admiraal van de vloot die de Spaanse
Armada in 1588 moest tegenhouden, maar hij stierf plotseling,
nog voor de zeeslag begonnen was.
Robert Devereux (1566 - 1601), de tweede graaf van Essex. was de
gunsteling van Elizabeth, na de dood van Robert Dudley. Hun relatie
was nogal heftig. In 1590 trouwde hij met Frances Walsingham (zie ook
Philip Sidney).
In 1594 brak er een opstand
uit in Ierland, en Elizabeth stuurde hem er heen. Hij sloot echter een
verdrag met de rebellen, en hij verliet Ierland zonder toestemming. Om hem
een lesje te leren, sloot Elizabeth de toevoer naar zijn inkomsten af. Als
reactie hierop beraamde hij een opstand tegen haar en wilde haar dwingen om
hem Protector van Engeland te maken. Hiervoor dacht hij de steun van de
bevolking van Londen te hebben. Zijn opstand mislukte echter omdat de
bevolking van Londen Elizabeth bleef steunen. Hierna werd hij
gevangengenomen en in 1601 terechtgesteld. Ook van hem zien we teksten in
het Third Booke van
John Dowland (It was a time when
silly bees) en in A Musicall Banquet.
Sir Edward Dyer (1543- 1607), verscheen na een tijd in het buitenland verbleven te
hebben, aan het hof van Elizabeth. Zijn eerste patroon was Robert Dudley,
die er over gedacht zou hebben hem te poneren als rivaal van Sir
Christopher Hatton in Elizabeth`s
gunst. Elizabeth zond hem op een missie naar de Republiek (1584) en in 1589
naar Denemarken. Hij werd samen met Sir Philip Sidney als een van de
ornamenten van het hof gezien en ook als belangrijke dichter beschouwd. Er
is echter maar weinig werk van hem bewaard gebleven. Later zagen sommigen
hem als schrijver achter Shakespeare.‘The lowest trees have tops’ is een gedicht van Dyer waarbij Dowland de
muziek componeerde.
Sir Christopher Hatton (1540 –1591) trok in 1561, spelend in een Masque, de aandacht van Elizabeth. Na 1564 kreeg hij van
haar allerlei functies aan het hof en grote schenkingen, waardoor geruchten
ontstonden van een liefdesrelatie. Hij was betrokken bij het tot stand
brengen van een (niet doorgegaan) huwelijk tussen Elizabeth en Francois, Duke of Alençon. Omdat zijn huis te duur
was, had Hatton altijd geld tekort en daarom ging
hij investeren in enige reizen van Francis Drake. Elizabeth bezocht hem nog
op zijn ziekbed. Kort daarna stierf hij en kreeg een staatsbegrafenis.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Elizabeth en
Robert Dudley
|
Robert Devereux
|
Sir Edward Dyer
|
Sir Chr.
Hatton
|
Sir Henry Lee
Ditchley
|
Elizabeth`s portret
(Lee)
|
Sir Philip
Sidney
|
Earl of
Pembroke
|
John Donne
|
2.Belangrijke
politici en deels ook belangrijke dichters:
William Cecil, 1st Baron Burghley (Burleigh), (1520 – 1598) was zeer lang de
voornaamste adviseur van Elizabeth I. Hij
was tweemaal Secretary of State (1550–1553 en 1558–1572) en Lord High Treasurer vanaf 1572.
Zijn zoon Robert Cecil (1563- 1612) , een zwager van
Lord Cobham, werd na de dood van Sir Francis Walsingham in 1590 Secretary of State en na de dood van zijn vader in 1598
de belangrijkste minister. Hij lag overhoop met Robert Devereux. Voor Jacobus werkte hij vooral als spion.
Deze maakte hem in 1603 Baron Cecil,
of Essendon in the County of Rutland, in 1604 Viscount Cranborne en in 1605 Earl of Salisbury.
Sir Francis
Walsingham (c. 1532 –
6 April 1590) was de voornaamste secretaris van Elizabeth
I van 1573 tot zijn dood; hij werd ook haar ‘spionnenmeester’ genoemd.
Hij was ambassadeur in Frankrijk begin jaren 70 en zag de slachting van de
Bartholomeusnacht. De rol van Engeland als zeemacht was een belangrijk
issue voor hem.
Sir Henry Lee
–‘of Ditchley’ was Vaandel Drager (Queen`s Champion) van 1570
tot 1590. Zijn taak was
derhalve om de hoffeestelijkheden op Accession
Day (dag van Elzabeth`s troonsbestijging= 17 November),te organiseren. Toen hij in 1590 zijn
taak neerlegde, werden de gedichten ‘His Golden Locks’ van George Peele en ‘Time's Eldest Son’ ter
ere van hem op muziek gezet door John Dowland. We zien hem ook als de tekstschrijver van ‘Far from triumphing court’, welke
compositie dateert vermoedelijk uit 1608, toen koning Anna hem (Lee) bezocht
in Woodstock. Spink dateert het lied na de dood van Elizabeth in 1603.
Sir Philip Sidney (1554 – 1586) zou in de jaren 1570 regelmatig met Edward Dyer les
hebben gehad in alchemie en daaraan gerelateerde ‘occulte’ wetenschappen. Sidney was geliefd aan het hof en werd op
verschillende diplomatieke missies gezonden, o.a. naar Heidelberg om de mogelijkheden tot
een protestants bondgenootschap te onderzoeken. In 1582 werd hij geridderd
en trouwde Frances Walsingham
(zie ook Robert Devereux). In 1585 kwam hij in
het gevolg van de graaf van
Leicester naar de Republiek
en werd gouverneur van Vlissingen. Hij overleed in 1586, op 32 jarige
leeftijd, in Arnhem aan
de gevolgen van de verwondingen, opgelopen in de Slag bij Zutphen. Hij was naast
soldaat ook zeer belangrijk als dichter en teksten van hem werden vermeld
in A Musicall Banquet.
William Herbert, 3rd Earl of Pembroke (1580-1630)
was Chancellor van de Universiteit van Oxford en
hij stichtte Pembroke College in Oxford samen met Jacobus I. Hij vervulde
allerlei belangrijke functies en was Lord Chamberlain
van 1615-1625. Hij sponsorde het eerste deel van de toneelspelen van
Shakespeare. ‘Disdain me still’
is een van zijn gedichten waarbij Dowland muziek
componeerde (opgenomen in A Pilgrimes Solace).
De ouders van John Donne
(1572 – 1631) waren allebei
katholiek. Hij werkte bij de marine, als parlementslid en diplomaat en
reisde door Frankrijk en Italië. Jacobus I
tolereerde weliswaar het katholicisme maar adviseerde hem toch omwille van
zijn carrière, Anglicaan te worden. Hij deed dat en in 1615 werd hij tot
predikant benoemd. Zijn preken waren zeer beroemd. Daarnaast schreef hij
sonnetten, liefdesgedichten, liederen en satirische verzen. ‘Sweet stay a while’ is een van zijn gedichten waar Dowland muziek bij componeerde (opgenomen in A
Pilgrimes Solace).
Lucy Russell, Countess of Bedford (geboren Harington) (1580–1627) was een
zeer belangrijke aristocratische
beschermvrouwe van kunst en literatuur. Lucy's
echtgenoot, the Earl of Bedford, kreeg ernstige
problemen toen hij met de Graaf (Earl) van Essex
( zie R. Devereux) in 1601 in opstand kwam tegen
Elizabeth. Lucy trad
op in verschillende masques en functioneerde soms
als een theaterproducent. Zij ondersteunde behalve Dowland
ook John Donne en Ben Jonson
(en nog vele anderen) en schreef zelf ook gedichten. Daarnaast was ze ook
regelmatig betrokken bij politieke kwesties.
C.Compositiestijl:
De ‘luitstijl’
ontwikkelde zich uit de consort- song, waarvan de
bovenste lijn werd gezongen. Er werden ook liederen gemaakt op danswijsjes,
zoals Galliardes, Pavanes. De luitist begeleidde
vaak zichzelf, maar er was ook sprake van aparte luitisten.
In The First Booke of Songes or Ayres (1597) waren een aantal reeds zeer populaire stukken opgenomen: liefdesliederen (Sir John Souch`s
Galliard ‘My thoughts are winged with hopes’, the Earl of Essex`s Galliard
‘Can she excuse my wrongs’, the Frog Galliard Now, o now I needs must
part’), naast ‘serieuze’
liederen en liederen
over de dood. Van alle stukken in The First Booke maakte Dowland ook
meerstemmige versies, maar sommige daarvan zijn eigenlijk aangepaste
instrumentele begeleidingen.
In The
Second Booke (1600) wordt het solistische
karakter van de luitsong steeds meer benadrukt, hoewel de baspartijen nog
vaak tekst hebben en die liederen in de inhoudsopgave dan ook vermeld staan
als: ‘Songs to two voices’. Een viola da gamba moest hierbij de luit
ondersteunen. In dit boek veel ‘passie en melancholie’: I saw my lady weep, Flow my tears en Sorrow, sorrow, stay. De
luitbegeleiding is een voortdurend polyfoon web.
In The Third and Last Booke (1603) is Dowland het
meest extrovert. Er zijn vrolijke deuntjes en weinig complicaties.
Zijn laatste
luitpublicatie, A Pilgrimes Solace (1612), heeft,
zoals al aangegeven in de biografie, in de inleiding de toon van een
teleurgestelde man vol wrok over de (wel of niet vermeende) intriges tegen
hem en jaloers over de erkenning die jongere mannen wel krijgen. De
liederen in dit deel zijn ‘ouderwets’, hoewel er ook moderne elementen in
zitten, in bijv. Welcome black night en Cease these false sports, -geschreven
voor een masque bij het huwelijk van Theophilus Lord Walden met Lady Elizabeth Home. Hier is al sprake van declamatie en
homofonie in plaats van polyfonie.
Ian Spink noemt het mooiste voorbeeld van Dowland`s ‘old manner’: In darkness let me dwell . Dit staat in het reeds genoemde ‘Musicall Banquet’ uit 1610,
maar het lied werd rond 1606 geschreven. In het Banquet
is ook van Dowland opgenomen het meer
declamatorische ‘Far from triumphing
court’ (zie Sir Henry Lee).
Via The Musicall Banquet verspreidden
na 1610 zich voorbeelden van Italiaanse monodie in Engeland. Dowland kende deze vast al eerder omdat hij
vermoedelijk wel contact had gehad met de Camerata
toen hij in 1595 in Florence was en koning Anna had in 1607 al een Italiaan
in dienst. Pas na 1630 echter ontstond er in Engeland echte vrijheid van
declamatie met de basso continuo.
Declamatorische
elementen verschenen daarna in de liederen van de hofmasques
en in het theater. De ‘nieuwe mannen’ kwamen in positie vanaf de jaren 20: Lanier werd Master of the King`s Musick in 1626 en
Henry Lawes werd in hetzelfde jaar Gentleman of the Chapel Royal. John Wilson kreeg weliswaar pas een hof benoeming
in 1635, maar hij had zijn sporen al verdiend vanaf 1622 als liedschrijver
voor de King`s Men.
D.Uitgaven
van Dowland`s werken:
De zanger en
liedcomponist Frederick Keel publiceerde in 1909 en 1903 twee delen met
Elizabethaanse liefdesliederen –voor piano en lage of hoge stem- en nam daar vijftien stukken van Dowland in op. Daarmee haalde hij hem uit de
vergetelheid. Percy Grainger arrangeerde in 1935
‘Now, O now I needs must part’ voor piano. De tenor Peter Pears en de counter- tenor Alfred Deller
hebben veel liederen van Dowland gezongen en zo
bijgedragen tot zijn populariteit.
Dowland`s
luitwerken zijn gecatalogiseerd door Diana Poulton in ‘The
Collected Lute Music of
John Dowland’; ze worden dan ook doorgaans met
een Poulton- of P-nummer aangeduid.
Alle ‘Bookes’ en de Pilgrimes Solace zijn nog steeds verkrijgbaar. Daarnaast zijn er
verzamelbundels (van vijftig liederen) - in hoge of lage ligging- waar veel van de liederen uit
bovengenoemde uitgaven in zijn overgenomen. Recent zijn er veel
uitgaven (ook op internet) en opnames verschenen.
|
|
|
|
|
|
|
|
First Booke of Ayres(1597):
|
Second Booke (1600):
|
Third Booke (1603):
|
A Pilgrimes Solace (1612):
|
1. Unquiet
thoughts
2. Who ever thinks or hopes of love
3. My
thoughts are wingd with hope
4. If my
complaints could passions
5. Can she
excuse my wrongs with
6. Now,o now I needs must past
7. Deare if you change ile
never
8. Burst
forth my teares
9. Go Cristall teares
10.Think'st
thou then by thy faining
11.Come away,come sweet love
12.Rest a
while you cruell cares
13.Sleepe
wayward thoughts
14.All ye
whom love or fortune
15.Wilt thou
unkind thus reave me
16.Would my
conceit that first
17.Come againe:sweet love doth
18.His goulden locks time hath to
19.Awake
sweet love thou art
20.Come heavy
sleepe
21.Awaie with
these selfe loving lads
(22. My Lord Chamberlain, His Galliard-instrumentaal)
4 stemmig
|
1.I Saw My Lady Weep
2.Flow My Tears
3.Sorrow, Sorrow, Stay,
4.Die Not before Thy Day
5.Mourn, Mourn, Day is with Darkness
6.Time's Eldest Son (First part)
7.Then sit Thee down (Second part)
8.When Others Sing 'Venite’ (Third p.)
9.Praise Blindness Eyes, for Seeing
10.O Sweet woods
11. If Floods of Tears
12.Fine Knacks for Ladies
13.Now Cease My Wandering Eyes
14.Come ye Heavy States of Night
15.White as lilies was her face
16.Woeful Heart with Grief Oppressed
17.A Shepherd in a Shade
18.Faction that ever Dwells in Court
19.Shall I Sue, Shall I Seeke
for Grace
20.Toss not My Soul
21.Clear or Cloudy Sweet
22. Humour Say what makst Thou Here
1 t/m 8 ook
met partituren voor 2 stemmen (S of A/ B) op
CPDL of IMSLP; 6, 7 en 8 horen bij
elkaar.
Er bestaan ook
solo uitgaves met
klavecimbel enz.
|
1. Fairwell, too fair
2. Time
stands still
3. Behold a wonder here
4. Daphne
was Not so Chaste
5. Me, me, and none but me
6. When Phoebus first did Daphne love
7. Say Love, if ever Thou didst Find
8. Flow Not so Fast, Ye Fountains
9. What if I never speed?
10. Love stood amazed
11. Lend your ears to my sorrow
12. By a fountain where I lay
13. O what hath overrought
14. Farewell, unkind
15. Weep you no more, sad fountains
16. Fie on this feigning!
17. I must complain
18. It was a Time when silly bees
19. The lowest trees have tops
20. What poor astronomers are they
21. Come when I call
Solo stem uitgaves
met piano/klavecimbel of luit, maar ook:
5 stemmig/
instrumentaal
|
1. Disdaine me still. that I may ..
2. Sweet stay
a while, why will you
3. To aske for all thy love
4. Love those
beames that breede
5. Shall I
strive with words to move
6. Were every
thought an eye
7. Stay time
a while thy flying
8. Tell me
true Love
9. Goe nightluy cares, the
enemy
10. From
silent night
11. Lasso
vita mia, mi fa morire
12. In this
trembling shadow
13. If that a
Sinners sighes be Ang.
14. Thou
mighty God (the first part)
15. When Davids liefe by Saul (2th)
16. When the poore Criple (3th)
17. Where Sinne sore wounding
18. My heart
and tongue were twin
19. Up merry
Mates to Neptunes
20. Welcome blacke night
21. Cease
these false sports
22. A
Galliard to Lachrimae
In nieuwe
druk (inclusief:
A Musicall Banquet:
Far from triumphing court
In darkness let me dwell
Lady if you so spite me
|
Bovengenoemde vier delen zijn nog
verkrijgbaar, maar vijftig liederen er van zijn -in een aparte hoge en
lage ligging- opgenomen in
onderstaande uitgaven:
|
|
|
50
Songs vol.1 (High & Low Voice) (Fellowes-Scott)-Stainer & Bell
|
|
50 Songs vol.2
(High & Low Voice) (Fellowes-Scott)- Stainer & Bell
|
1610:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
|
A Musicall Banquet
Passava Amor su arco
Lady, if you
so spite
Dovrò dunque morire?
Amarilli mia bella
Si le parler et
le silence
Se di farmi morire
O eyes, leave of your
Vuestros ojos tienen .
In a grove most rich of
Lady Rich, her Galliard
Go, my flock, go get you
O bella più che le stele
My heavy sprite
Gaillard
To plead my faith
Ce penser qui
sans fin
O dear life, when shall it
Sir Robert Sidney, his Galliard
Change thy mind since s.
Sir Thomas Monson, his Pavin
and Galliard
Vous que le Bonheur
In darkness
let me dwell
Stat notte mi sognave
Far from triumphing court
|
Tekst:
J. d. Montemayor
(C.Rinaldi,1598-It)
Anoniem
Giovanni B. Guarini
Anoniem
Anoniem
Anoniem
Anoniem
Sir Philip
Sidney
John Dowland (L.L)
Sir Philip Sydney
Anoniem
George Clifford
Daniel Batchelar
Robert Devereux
Anoniem
Sir Philip
Sidney
John Dowland
Robert Devereux
John Dowland (A Var.of Lute L.)=LL
Anoniem
Anoniem
Anoniem
Sir Henry Lee
|
Muziek:
Anoniem
John Dowland
Giulio Caccini
Giulio Caccini
Pierre Guédron
D. Megli, ca. 1602
Robert Hales
Anoniem (1608)
Overgenomen
Robert Dowland
Anoniem
Anoniem
Anthony Holborne
Batchelar
Daniel Batchelar
Anoniem
Anoniem
John Dowland
Richard Martin
Robert Dowland
Anoniem (1608)
John Dowland
Anoniem
John Dowland
|
1. Awake, sweet love, thou art
ret.
2. Burst forth my tears
3. Can she excuse my wrongs
4. Come again sweet love doth now
5. Come away, come sweet love
6. Come heavy sleep
7. Dear if you change
8. Fine knacks for ladies
9. Flow my tears
10. Go crystal tears
11. His golden locks
12. If my complaints
13. I saw my lady weep
14. Mourn day is with darkness fled
15. My thoughts are wing'd
with
16. Now cease my wand'ring
eyes
17. Now o now I needs must part
18. Rest awhile you cruel cares
19. Shepherd in a shade
20. Sleep wayward thoughts
21. Sorrow stay
22. Unquiet thoughts
23. White as lilies was her face
24. Wilt thou, unkind, thus reave
25. Whoever thinks or hopes of l.
|
1. By a fountain where I lay
2. Clear or cloudy
3. Disdain me still
4. Far from
triumphing court
5. Farewell unkind
6. Flow not so fast, ye fountains
7. If that a sinner's sighs
8. In darkness
let me dwell
9. It was a time when silly bees
10. Lady if you
so spite me
11. Love those beams
12. Lowest trees have tops
13. Me, me and none but me
14. My heart and tongue were twins
15. O what hath overwrought
16. Say love if ever thou didst find
17. Shall I strive with words to
18. Shall I sue?
19. Sweet stay awhile
20. Tell me true love
21. Time stands still
22. Weep you no more sad f..
23. Were every thought and eye
24. What if I never speed
25. Where sin
sore wounding
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|