Ivor Gurney is reeds kort ter sprake gekomen in het artikel
over G. Finzi. In dat artikel en ook in het artikel over
Ralph Vaughan Williams, wordt uitgebreid ingegaan op de
Engelse muziek eind 19de en begin 20ste eeuw. Voor de
juiste achtergrondinformatie gelieve men die artikelen eerst te lezen.
Onderstaand artikel is ingedeeld in de volgende
hoofdstukken:
1.biografie
2.nadere beschouwing van zijn liederen
3.voor mezzo/ alt geschikte uitgaven van zijn
liederen:
1.biografie:
Ivor (Bertie) Gurney werd in 1890 geboren te Gloucester. Hij was het tweede kind van kleermaker
David Gurney en zijn vrouw Florence, die naaister was. Ivor zong op zijn achtste al in het koor van de All Saints Church en van 1900 tot 1906 – ook als solist- in de
kathedraal van Gloucester, waar hij leerling werd van de organist Sir
Herbert Brewer.
Bij deze studeerden ook Herbert Howells en Ivor Novello.
Dankzij
de eerwaarde (=priester)Alfred H. Cheesman en
diens twee zussen, Emily en Margaret Hunt ontwikkelde hij steeds meer
belangstelling voor muziek en literatuur. Op veertienjarige leeftijd begon
hij met componeren en in 1911 won hij een beurs voor het Royal
College of Music,
waar hij studeerde bij Charles Villiers
Stanford (1). Deze vond Gurney misschien wel ‘de grootste van al zijn
leerlingen’, maar ‘niet te onderwijzen’.
Ivor had erg veel
last van zwaarmoedige buien en stortte in 1913 voor het eerst in. Hoewel
hij bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog aanvankelijk werd
afgewezen voor de dienst vanwege zijn slechte ogen, werd hij in 1915 alsnog
soldaat en na een training van zestien maanden vertrok hij in mei 1916 met
het Gloucestershire Regiment naar Frankrijk. Aan
het Somme- front, begon hij serieus poëzie te schrijven. Hij stuurde zijn
gedichten naar de musicoloog en criticus Marion Scott (2), die zijn
uitgever en manager was.
By A Bierside (bier=lijkbaar), op tekst van
John Masefield, componeerde hij in augustus 1916
in Laventie,
In Flanders,
op tekst van Will Harvey, in Crucifix Corner/Thiepval
op 11 januari 1917. Severn Meadows,
op eigen tekst, kwam tot stand in Caulincourt,
maart 1917 en was opgedragen aan Miss Dorothy Dawe
(de latere Mrs Dorothy Howells)
In
april 1917 raakte hij gewond terwijl hij bezig was met het schrijven van
wat later zijn (poëzie)album Severn and Somme zou worden. Hij herstelde en ging opnieuw
naar het front. Het lied Even such is time - de tekst is de afscheidsrede van Sir
Walter Raleigh (1552-1618) (3)-
kwam tot stand te Arras in juni 1917.
In
september kwam hij bij Ieper in het gehucht Sint- Juliaan
in een (mosterd)gasaanval terecht. Als slachtoffer werd hij overgebracht
naar het Edinburgh War Hospital, waar hij
verliefd werd op de verpleegster Annie Nelson Drummond. Deze relatie
mislukte later echter. Na zijn verblijf in het ziekenhuis werd hij gelegerd
in Seaton Delaval, een
mijndorpje in Northumberland, waar hij gedichten
schreef, waaronder 'Lying awake
in the ward'.
In maart 1918 stortte hij geheel in en werd
opgenomen in Gallery Ward in Brancepeth Castle, County Durham, waar hij zelfmoord dreigde te plegen. In
oktober 1918 werd hij eervol uit het leger ontslagen. Marion Scott heeft
altijd volgehouden dat Ivor`s geestelijke
instabiliteit te wijten was aan ‘shell shock’.
|
|
|
|
|
|
|
|
Ivor Gurney
|
Alfred Cheesman
|
Marion Scott
|
Compositie uit
de loopgraaf
|
Severn and Somme / War`s embers
|
Gurney`s graf te
Gloucester
|
Poet`s Corner
Westminster Abbey
|
Gedenkteken
bij Ieper
|
Na de oorlog studeerde hij kort bij Vaughan Williams en in 1919 verscheen zijn tweede
gedichtenbundel ‘War`s Embers’.
Hij ging ook door met componeren en zijn muziek
waaronder Five Elizabethan
Songs (1920) werd gepubliceerd en uitgevoerd. In 1922 ging het echter
zo slecht met hem (volgens de New Grove omdat hij geen vaste baan en zeker
niets fatsoenlijks ‘in de muziek’ kon vinden) dat zijn familie hem
krankzinnig liet verklaren, waarna hij werd opgenomen in een inrichting:
eerst in Barnwood House in Gloucester en later in
het City of London Mental Hospital
te Dartford. Daar schreef hij nog veel poëzie en
componeerde hij ook, hoewel minder dan voorheen. Eind december 1937 stierf
hij ten gevolge van tuberculose en werd begraven in Twigworth
Churchyard in Gloucester.
Marion Scott bewaarde zijn manuscripten en
brieven en werkte samen met Ivor`s vrienden
Howells, Finzi
en Ferguson aan de uitgaven van zijn werk.
Op11
november 1985 werd hij samen met 15 ‘Great War Poets’, waaronder Owen, Sassoon en Rosenberg, vermeld op een steen in de Poet`s Corner in Westminster Abbey en in 2009 werd er
een gedenkteken voor hem opgericht bij Ieper vlakbij de plaats waar hij in
1917 het slachtoffer was geworden van de gasaanval.
On Somme (gedicht van Gurney)
Suddenly into the thin air burst hudding
And thudding, and cold fear possessed me all,
On the grey slopes there, where winter in sullen brooding
Hung between height and depth of the ugly fall ; Of Heaven to earth;
and the thudding was illness’ own.
But still a hope I kept that were we there going over, I, in the line,
I should not fail, but take recover
From others’ courage, and not as coward be known.
No flame we saw, the noise and the dread alone
Was battle to us; men were enduring there such; And such things, in
wire tangled, to shatters blown.
Courage kept, but ready to vanish at first touch.
Fear, but just held. Poets were luckier once
In the hot fray swallowed and some magnificence.
|
Even
such is Time (compositie Gurney)
Even such is Time, that takes in trust
Our youth, our joys, and (our) all we have,
And pays us but with age (earth) and dust;
Who, in the dark and silent grave,
When we have wandered all our ways,
Shuts up the story of our days;
And (but) from his (this) earth, this grave,
and dust,
My God (The Lord) shall raise me up, I trust.
|
Severn meadows (gedicht en compositie) Only the wanderer Knows England's graces, Or can anew see clear Familiar faces. And who loves joy as he That dwells in shadows? Do not forget me quite, O Severn meadows.
|
|
2.nadere beschouwing van zijn liederen:
Gurney schreef bijna 900 gedichten en naast instrumentele
muziek meer dan 300 liederen. Hij zette slechts een handvol van zijn eigen
gedichten op muziek, waarvan Severn Meadows het meest bekend is.
Zijn
Five Elizabethan Songs ('The Elizas') en de liedcycli Ludlow and Teme en The Western Playland, beide op
gedichten van
A. E. Housman, zijn Gurney`s meest
bekende composities. Zijn muzikale idioom doet een beetje denken aan Schubert en Schumann, maar erg weinig aan het volksmuziek idioom van zijn
tijd (4).
Ivor Gurney zette vaak
de verschrikkingen van het front tegenover
de schoonheid en rust van zijn geboortelandschap in Engeland. Over zijn
leven is in 2012 een musical gemaakt: A Soldier
and a Maker.
|
|
|
|
|
|
Gloucester(shire)
|
Severn Meadows in Gloucester
|
Laventie
|
Crucifix Corner
|
Sint-Juliaan
|
Slagveld Arras
|
Trevor
Hold (5) gaat veel dieper in op de persoon van
Gurney en zegt dat alleen Thomas Campion (1567-1620) met Gurney
te vergelijken is vanwege zijn dubbeltalent als dichter en componist,
hoewel Campion alleen zijn eigen gedichten zette
en Gurney zelden. ‘Zijn muziek belichaamt zijn idealen en dromen, die wortelen in de
19de eeuw; zijn gedichten echter zijn duidelijk 20ste
eeuws’.
Zijn
vroegste gedichten werden beïnvloed door dichters en dramaturgen uit de
tijd van Elizabeth en Jacobus, vooral Ben Jonson,
en verder Tennyson, Kipling en Housman. Later kwam daar de invloed van Hopkins en Walt
Whitman bij.
Hij
zette gedichten van meer dan tachtig verschillende dichters, maar
‘gebruikte’ vooral zijn tijdgenoten, die ook vaak dienden in de oorlog: Wilfrid
Gibson, Francis Ledwidge, Edward Thomas, Edward Shanks, John Freeman en Robert Graves. Samen met Hilaire Belloc, J.C. Squire, John Masefield en
Walter de la Mare, vormden zij de ‘Georgian movement’(6).
Van
zijn liederen zijn er meer dan 250 in manuscriptvorm overgeleverd, waarvan
de meeste geschreven zijn tussen 1919, toen hij het leger verliet, en 1922,
toen hij in de inrichting werd opgenomen. Bijna 100 zijn gepubliceerd. Hold vermeldt dat een aantal ervan eigenlijk niet goed
genoeg was om uitgegeven te worden en meent ook dat de vijf delen, door OUP
(=Oxford University Press) uitgegeven tussen 1938 en 1979, er best drie
hadden kunnen zijn. Hij noemt met name de liederen ‘Snow’ en ‘Ploughman singing
‘‘halfbakken concepten’. (Dat ‘Snow’ in de ’20 favourite
songs’ (compilatie Neil Jenkins), eveneens van OUP, is opgenomen,
verwondert mij dan wel).
Hold meent dat Gurney`s liederen, in tegenstelling tot wat enige commentatoren zeggen, zeker ‘echo`s van
volksliederen’ bevatten, zoals ‘I will go with my father a-ploughing’ en ‘Walking song.’ ‘Down by the
salley gardens’ en ‘Bread and cherrie’s zijn volgens hem ‘Iers’.
Hij
noemt Gurney`s muzikale idioom, in tegenstelling
tot dat van Bax, Butterworth, Browne, Bliss en Warlock, ‘uitermate
conservatief’. Net als dat van Parry en Stanford
wortelt het in de Duitse klassieken: Schubert, Schumann en Brahms.
Hold meent dat Gurney`s instabiele persoonlijkheid wordt weerspiegeld
in zijn liederen: enige zijn ‘halfbakken’, andere hebben technische
gebreken of wel prachtige vocale lijnen maar supersaaie of te ‘dikke’
pianobegeleidingen (bijv. bij ‘Most holy night’, n.b. ook opgenomen in 20 Favourite
Songs!) en soms steunen de begeleidingen in het geheel niet de tekst. Gurney gebruikte ook maar weinig ‘woord-
schilderingen’, weinig verschillende lied- types en hij schreef zelden
‘lekker lopende melodieën’ (afgezien van ‘Carol of the Skiddaw
yowes’, ‘Down
by the salley gardens’, ‘Black Stitchel’
en ‘Sleep’). Daarnaast was hij
erg slordig met de gedichten die hij gebruikte. Meestal vertrouwde hij op
zijn geheugen, waardoor hij of fouten maakte in de tekst, hele belangrijke
regels wegliet of soms zelfs de naam van de dichter niet meer goed wist (7).
Hold roemt
daarentegen Gurney`s vermogen ‘de gedichten te
laten ademen’. Hij is niet bang voor stilte, zoals te zien is bijv. in ‘The scribe’,
‘Spring’ en ‘The folly of being
comforted’.
Dat
slechts één van zijn eigen gedichten (‘Severn Meadows’) goed genoeg was om op te
componeren (8), komt volgens
hem omdat ze te ruig waren en steeds minder lyrisch werden. Voor een
beknopt overzicht van de waarderingen van Gurney`s
liederen zoals bij Hold weergegeven, verwijs ik
naar noot
9.
Een aantal (door Hold en door mij inmiddels ook)
positief beoordeelde liederen is opgenomen in ‘20 favourite
Songs’, waardoor deze bundel voor de Mezzo/Alt stem een aanrader is. Men
dient wel te weten dat de tekst van enige ervan eigenlijk bedoeld is om
door mannen gezongen te worden.
Na
bestudering van leven en werk van Ivor Gurney kan ik niet anders dan tot de conclusie komen
dat hij ondanks de handicap van een wankele geestelijke gezondheid, in en
na alle verschrikkingen in de loopgraven van WO I, toch een aantal
prachtige liederen (en gedichten) heeft geschreven. Het is niet voor te
stellen dat iemand die zulke ellende heeft gezien nog zoveel heeft
gepresteerd.
3.voor
mezzo/ alt geschikte uitgaven van zijn werk:
|
|
|
|
|
Voor Mezzo/ Alt geschikte
uitgaven:
|
Ludlow and Teme(tenor)
|
The
Western Playland (bariton)
|
20 Favourite Songs
All Night Under the Moon
The Apple Orchard
Black Stitchel
Bread and Cherries
Brown is my Love
The Cloths of Heaven
Desire in Spring
Down by the Salley
Gardens
An Epitaph
Even Such is Time
The Fields Are Full
I Praise the Tender Flower
Most Holy Night
A Piper
The Scribe
Severn Meadows
The Singer
Snow
To Violets
Walking Song
|
Eleven Songs –medium voice
The Bonnie Earl Of Murray
Captain Stratton's Fancy
On Your Midnight Pallet
Cock-Crow
Sowing
Since Thou, O Fondest And Truest
Come, O Come My Life's Delight
The County Mayo
West Sussex Drinking Song
Edward, Edward
Star-Talk
|
5 Elizabethan songs low* voice
Under the Greenwood Tree
Orpheus
Sleep
Spring
Tears
*deze
bundel heet voor low voice te zijn, maar alleen
‘Tears’ en ‘Under the Greenwood tree’ zijn
‘low’ genoeg. ‘Orpheus’ en ‘Spring’ zijn voor S/M en ‘Sleep’ is
alleen
voor S te doen.
Op
Internet is wel een echte low versie van ‘Sleep’ (in B) geschikt voor A,
te vinden.
|
Inhoud:
Far in a Western Brookland
The Lent Lily
Ludlow Fair
On the idle
hill of summer
'T is time, I
think
When I was
one and twenty
When smoke
stood up from Ludlow
(Set for the Associated Board FRSM examination)
|
Inhoud:
The Aspens
The Far Country
Golden Friends
Is my team ploughing?
Loveliest of trees
March
Reveille
Twice a week
|
Op Internet is nog een Carol te vinden,
geschikt voor de alt/ mezzo-stem:
Carol of the Skiddaw
Yowes
|
25
van Gurney`s meest bekende liederen zijn
opgenomen op de Hyperion- CD ‘Severn Meadows’(Paul Agnew/ Julius Drake).
|
|
Noten:
(1)Hij gaf ook les aan Ralph
Vaughan Williams, John Ireland, Marion M. Scott, Rebecca Clarke, Frank Bridge, Arthur Bliss,
Howells en nog veel anderen.
(2)Voor
een discussie over de persoon Marion Scott
zie:
http://frombeyondthestave.blogspot.nl/2009_09_01_archive.html
(3)zie hierover: http://www.jstor.org/discover/10.2307/3818145?uid=3738736&uid=2&uid=4&sid=21101626569237
(4)Opvatting weergegeven in
Wikipedia
(5)T. Hold, Parry to Finzi
(6)Over
dat begrip en de betekenis van deze beweging bestaat veel discussie.
(7)Hold meldt dat men wel voorzichtig moet zijn bij
‘verbeteringen’ in de tekst: de 5delige OUP editie geeft de ‘correcte’
woorden van de dichter ook aan, maar die zijn soms ook niet goed omdat Gurney in sommige gevallen uitging van authentieke
alternatieve versies van de gedichten, bijv. bij Even such is time, By a bierside en Cradle song.
(8)Gurney zette weliswaar 15 van zijn eigen gedichten op
muziek, maar slechts een ervan (Severn Meadows) werd goed genoeg bevonden voor publicatie door
zijn uitgevers.
(9) De Five Elizabethan
Songs (1913, 1920) behoren volgens Hold tot Gurney`s vroegste belangrijke liederen. Gurney wilde ze aanvankelijk van een instrumentele
bezetting voorzien, maar besloot alsnog er slechts een pianobegeleiding bij
te maken, hoewel de oorspronkelijk instrumenteel gedachte zetting, af en
toe nog duidelijk te zien is in de piano partij (bijv. bij Spring). ‘Sleep’ is van deze Songs het meest bekende en meest populaire
lied. De liederen zijn allemaal opgedragen aan Emmy (Emily) Hunt. Zoals al
in mijn tekst staat is ‘geschikt voor low voice’
erg misleidend. Verder roemt Hold ‘To violets’ (1920,1959) op tekst van
Robert Herrick (1591-1674).
Een
aantal zettingen op de gedichten van W.B. Yeats
en met name ‘The folly
of being comforted’(1917, 1938), ‘Cathleen ni Houlihan
‘(1919, 1938), ‘Down by the salley
(=willow) gardens’ (1920-1938),
. ‘The fiddler of Dooney’(1917,1959) en ‘Cradle song ‘(1920,1959) behoren tot Gurney`s
mooiste liederen. Hold noemt echter bij ‘The cloths of heaven’ (1920, 1979) die
naast ‘The Salley gardens’ als enige wél is opgenomen
in de 20 Favourite Songs (opmerking van mij), de
begeleiding ‘hoogdravend’ en een ‘horrelvoet’.
‘The County
Mayo’ (1918, 1921) en ‘I will go with my father a-ploughing’ (1921) , beide op tekst van Angels-
Ierse dichters, zijn
vermeldenswaard, evenals ‘Desire in spring’(1918,
1920). Het is gezet op een gedicht van Francis Ledwidge
(1891-1917) die net als hij in Vlaanderen vocht, maar er stierf. Gurney zelf wilde het de titel ‘Twilight song’ geven,
maar zijn uitgever besliste anders.
Van
de zettingen van de gedichten van Walter de la Mare zijn er drie
uitgegeven, die Hold allemaal goed vindt: ‘The scribe’
(1918-1938), ‘An Epitaph’
en ‘Bread and cherries’. De
zettingen van Hilaire Belloc
vindt hij echter teleurstellend (‘West
Sussex drinking song’, ‘Tarantella’ en ‘Ha’nacker Mill’),
evenals die van Masefield (“Captain Stratton`s fancy’ en ‘On the downs’),
terwijl hij Masefield`s gedicht ‘By a bierside (1916, 1979) wel groots
gezet vindt.
Van
de zettingen van Wilfrid Gibson worden geroemd: ‘Black Stitchel’(1920,1938)
en ‘All night under the moon’(1918,
1938), evenals van Edward Shanks ‘The singer’(1919,1938),
terwijl ‘’The fields are full’ en
The Latmian
shepherd’ minder waardering oogsten. Van F.
W. Harvey worden positief beoordeeld de zettingen van ‘Walking song’, maar vooral ‘In
Flanders’.
De liederen- cycli op teksten van Housman en
Edward Thomas komen niet zo gunstig uit de beoordeling en de naam cyclus
verdienen ze volgens Hold ook niet, omdat het
enige verbindende tussen de liederen dezelfde componist is. Het zijn
eigenlijk gewoon losse liederen.
|