Henry Purcell (1659-1695)    -   zijn werken

 

 

h. 1: Ontstaan Anglicaanse kerk

h. 2:  Politieke situatie

h. 3: Korte biografie

        Voor hoofdstuk 1  t/m 3 doorlinken naar Henry Purcell  -  biografie

   

Hoofdstuk 4: Purcell`s werken--- Italiaanse invloeden en onderverdeling:

Henry Purcell behoort qua muzikaal tijdperk tot de periode van de Barok (1600-1750). Een uitgebreide beschrijving van deze periode is reeds gemaakt in de beschrijving van zijn Duitse tijdgenoot Buxtehude. Hieronder volgt een korte overdruk hiervan, een globale definitie van “Barok’:

 

De Barok is (onder andere) een muziekstijl die zich ontwikkelde vanuit Italië (Venetië)  en die voorafgegaan werd door de Renaissance (1400-1600). Beide stijlen bestonden ook een tijdlang naast elkaar. De oudere stijl ‘stilo antico’ bleef nog lang aanwezig in de traditionele kerkmuziek, terwijl de nieuwe stijl, de ‘stile moderne’, zich vooral manifesteerde in de wereldlijke muziek (m.n. de opera). ‘Rijpe’ Barokmuziek is dynamischer, theatraler,grootser en dramatischer, vol gevoelens en hartstochten, terwijl Renaissancemuziek de nadruk legt op evenwicht, soberheid en rust. De idiomatische stijl voor toetsinstrumenten ontwikkelde zich verder en er ontstonden aparte stijlen voor instrumentale en vocale muziek. Men ging o.a. in vocale recitatieven een onregelmatig variabel flexibel ritme gebruiken, dat vanaf de zeventiende eeuw ook voor het eerst met maatstrepen weergegeven werd.

Terwijl in de Renaissancemuziek de polyfonie van onafhankelijke stemmen typerend was, ontstond nu de monodie: één enkele melodie ondersteund door begeleidende partijen, die in de Barok de nadruk op de bas en de sopraan legde. De melodie en de baslijn werden ‘uitgeschreven’(becijferde bas of basso continuo) De oude ‘kerktoonladders’ werden vervangen door majeur- en mineurtoonladders en men ging veel meer gebruik maken van dissonanten en chromatiek.

Monteverdi (1567-1643) voerde de nieuwe stijl als een der eersten in. Via de ‘monodie’ (een solostem met enige instrumentele begeleiding in akkoorden) kon de expressieve kracht van de tekst tot uitdrukking worden gebracht zonder dat die werd versluierd in de polyfonie. Tegenover de ‘prima prattica’:  de tekst volgt de muziek, ontstond de ‘seconda prattica’: de muziek volgt de tekst.

De nieuwe opvatting verspreidde zich in de zeventiende eeuw vanuit Italië door heel West-Europa’.

 

Het boek van Burden bewijst heel overtuigend dat Purcell naast Franse invloeden via het teruggekeerde hof van Charles II, ook een uitgebreide Italiaanse kennissenkring moet hebben gehad:

Een aantal Italiaanse musici (o.a. Albrici, Draghi, Matteis) heeft een tijd in Engeland gewoond. Daarnaast gaf de Londense uitgever Playford (zie h.5) een bloemlezing uit van ‘canzonettes’ die hij grotendeels uit Italië ontving 

- vooral vanuit Rome-  van met name Carissimi , die daar toen belast was met de kamermuziek aan het hof van de verbannen Zweedse Koningin Christina. Verder waren er in deze bloemlezing bijdragen van Cesti, Rossi en Stradella (11).

De zanger en luitist Pietro Reggio –ook in dienst van Christina tot haar troonsafstand- kwam na 1660 naar Engeland en in 1687 arriveerde in Londen de beroemde castraat Giovanni Francesco Grossi, ook Siface geheten. Hij was in dienst van Francesco d `Este, hertog van Modena en broer van Maria, de vrouw van Jacobus II en hij zong ‘Carissimi-muziek’ in Jacobus`privé kapel. Met de troonsbestijging van Jacobus werd de Italiaanse stijl steeds populairder (zie ook h. 2) en deze verdween niet nadat de Stuarts na 1688 weer terug naar Parijs verdreven werden.

 

Volgens Burden zijn er geen vermeldingen over Purcell`s relatie met de zangers die zijn anthems of zijn operaliederen zongen, maar zij hebben zeker invloed uitgeoefend op de wijze waarop hij componeerde. De belangrijkste zanger was de bas John Gostling. Purcell schreef veel werken voor hem (12) en ook voor de sopraan Arabella Hunt  - de zangdocente van prinses Anne - evenals voor de sopraan Charlotte Butler die een aantal operarollen zong. Andere grote uitvoerders van zijn muziek waren de bas Richard Leveridge, de sopraan Letitia Cross, de jongenssopraan Jemmy Bowen en John Freeman  (13) en de hoge countertenor John Howell.

 

 

    Arabella Hunt

     John Gostling

       Leveridge

 

 

          Arabella Hunt

            John Gostling

            Richard Leveridge

 

 

Purcell heef allerlei soorten muziek gecomponeerd en daar kun je ook een periodisering aanhangen:

a. Instrumentele kamermuziek

b. Kerkmuziek

c. (Semi-)opera

d. Odes

e.  Overige wereldlijke muziek

 

a.  Instrumentele kamermuziek:

Deze muziek is vooral te dateren: eind jaren 70 en begin jaren 80  en bestond uit Consortmuziek voor viool en orgel met name ook voor amateurs. In het bestek van dit onderwerp wordt hier niet verder op ingegaan.Vaak was het ‘incidentele’ muziek, die later ook werd ingezet in het theater of daar al eerder was gebruikt:

Voor het theater (zie ook c) schreef Purcell namelijk veel instrumentele nummers (airs, menuets, chaconnes) die vlak vóór of tijdens het grotendeels gesproken drama werden ingevoegd. Dat heet ‘preluding’ of ‘interluding’: voor als het publiek zat te wachten op het begin van een voorstelling, om het optrekken van het doek aan te kondigen of om de pauzes tussen de aktes te vullen (14).

Vóór een toneelstuk begon, klonken er meestal drie ‘symfonieën’ die in Londen bekend stonden als ‘musics’, met flinke tijdsruimte ertussen, zodat men tijd genoeg had om te roddelen, flirten en achter de hoeren aan te zitten.

Bij Purcell waren ‘the First’ en ‘Second Music’ meestal enige stukken speciaal gecomponeerd voor het betreffende toneelstuk. ‘The Third Music’, vlak voor het gordijn openging, was de ‘Ouverture’ en Purcell zette de proloog hierbij ook vaak geheel op muziek. Interessant is te weten dat je in de Restauratieperiode niet hoefde te betalen als je het theater verliet vóór het eind van de 1ste acte: een groot voordeel als je alleen maar op een prostitué uit was of graag gratis de nieuwste muziek wilde horen!

Na de première ervan in het theater kregen de Musics een ‘tweede leven’ als muziek voor privé muziekuitvoeringen  en ze werden in 1697 uitgegeven als A collection of Ayres, Compos`d for the Theatre (zie ook h.6).

 

b.  kerkmuziek:

Purcell componeerde als kerkmuziek vooral anthems (zie voor de verdeling h. 1) in de periode tot 1688 .

De teksten ervoor werden uit het Book of Common Prayer gekozen of uit de geauthoriseerde bijbelversie.

Voor officiële feesten en dankzeggingen werden speciale teksten gekozen, waarin bijvoorbeeld Charles II geïdentificeerd werd met koning David uit de Psalmen. Koor en orgel moesten nu op bevel van Charles, net als in Frankrijk en Italië, ondersteund worden door een vioolconsort.

Henry componeerde minstens zeventig anthems, waarvan vijftig tot 1685.  In driekwart van zijn ‘verse’ anthems komt het koor maar één keer ter sprake, meestal op het eind en toen Charles dus bevel gaf dat er violen mee moesten spelen, moest daar een plaats voor komen binnen de anthems. Men koos voor de plaats zoals die was in de seculiere muziek en dus kwam er bij de anthems een opening met een plechtige introductie in een langzame ‘tweeslagsmaat’ ( de entrée van de koning werd nu de ‘aanroep voor de heer des hemels’). De hierna volgende ‘dansante’ drieslagsmaat werd een soort ‘vreugdedans voor de Heer’. Daarnaast werd de oorspronkelijk polyfone stijl van de anthems steeds meer homofoon.

Purcell had als grote voorbeelden voor zijn anthems Pelham Humfrey (15), Matthew Locke  en John Blow (zie 5c)

Ten gevolge van het afnemen van de betekenis van de Chapel Royal tijdens het bewind van Jacobus II en door de komst van Willem en Mary componeerde Henry Purcell nog nauwelijks kerkmuziek en misschien ook wel omdat de Kerk en het Koninklijke Hof erg vaak te laat betaalden. Daarnaast had hij het vast te druk met zijn:

 

c. (semi-)opera:

Deze worden gedateerd na 1688.

Charles heropende zoals gezegd na 1660 de theaters weer en samen met Jacobus stichtte hij twee theatergenoot-schappen die het monopolie in Londen kregen: de Duke`s Company onder leiding van William Davenant en later van Thomas Betterton. Deze bouwde een nieuw theater : The Dorset Garden Theatre ‘(1671)

The King`s Company onder Killigrew  betrok in 1674 een nieuw theater in Drury Lane. De twee gezelschappen sloten zich in 1682 aaneen tot de United Company en Drury Lane werd het belangrijkste gebouw.  Dorset Garden werd alleen voor de grootschalige producties -zoals Purcell`s semi-opera`s-  gebruikt. Deze situatie duurde tot 1695 toen als gevolg van een opstand onder de acteurs Betterton een geheel eigen gezelschap opzette. De beste acteurs en zangers gingen met hem mee (16). 

Het publiek bij de opera bestond aanvankelijk voor een groot deel uit leden van de ‘upper class’, maar na 1685 veranderde dat (zie wederom noot 14).

 

  Dorset garden theatre

Dorset garden 2

 king arthur 2

Drury Lane

 drottningholm

  Duke`s Theatre  Dorset

 Dorset Theatre inside

    King Arthur

King`s Theatre Drury Lane

    Baroktheatermachines

(afb. Drottningholm Zweden)

 

Naast de twee Londense gezelschappen ontstond in 1666 door toedoen van Charles ook ‘the King`s Italian Musick’, die in de Rooms katholieke kapel van de koningin speelde.  Daarnaast bestond er nog een ‘French Musick’ omdat Charles II en Jacobus in Frankrijk in ballingschap waren geweest, maar deze werd ontbonden in 1666 ten gunste van de ‘Italian Musick’. Een aantal Franse musici vond echter wel werk bij ‘Engelse’ instellingen.

 

Tijdens de Restauratie vond een samensmelting plaats van twee oudere tradities: het ‘gesproken’ spel en de ‘Masque’ waar veel ‘toneel’ was  met mythologische scènes en muziek. Theatermuziek bestond toen uit ouvertures, dansen en liedjes die op bepaalde plaatsen in het spel werden uitgevoerd, vaak door ‘bijfiguren’ -bovennatuurlijke wezens, hun boodschappers of dienaren-  en zij waren zelden belangrijk voor de ‘hoofdhandeling’, die als gesproken dialoog werd uitgevoerd. We noemen dit ‘semi-opera’.

Purcell`s enige ‘echte’ opera Dido & Aeneas (Z 626, 1689?), opgevoerd in de meisjeskostschool in Chelsea was toen geen groot succes, maar de semi-opera Dioclesian (17), in 1690 opgevoerd door de United Company in Dorset Garden was zijn eerste grote succesvolle compositie. Volg de link ook voor de interpretatie/ uitleg van de (mogelijke) allegorie in Dido & Aeneas. Na Dioclesian volgden nog (de semi-opera`s) King Arthur (Z 628, The Fairy Queen (Z 629,1692), en The Indian Queen (Z 630, 1695).

Henry Purcell heeft veel stimulans ondervonden van Matthew Locke bij de ontwikkeling richting theatermuziek en werkte nauw samen met de librettisten Nahum Tate  en John Dryden (zie h. 5).

 

d. Odes:

In tegenstelling tot de hierboven beschreven soorten muziek schreef Purcell zijn hele leven Odes  - lofdichten op bijzondere (Hof)gebeurtenissen-  soms zelfs twee of drie per jaar. Ze zijn heel precies te dateren qua jaar én gelegenheid en werden geschreven voor het koor van de Chapel Royal, voor solozangers vanuit de Private Musick en -na 1690- ook vanuit het theater. De teksten die voor de Odes gebruikt moesten worden waren vaak van zeer matige kwaliteit, maar componisten vonden het toch leuk werk om er muziek bij te maken want er was meer tijd om te repeteren en de aanleiding was vaak een zeer belangrijke gebeurtenis.

Tussen 1660 en 1670 werden alleen Nieuwjaar en de verjaardag van de koning (King`s birthday) met odes gevierd. Blow schreef er een aantal. Toen Purcell hofcomponist werd schreef hij een nieuw soort odes, namelijk Welkomstliederen die het eind markeerden van de koninklijke afwezigheid in Londen. Duffy noemt het ‘vleierijen’ om de koning weer terug te lokken vanuit het platteland (Windsor en Newmarket) naar Londen naar het parlement/ de Whigs waar hij zo`n moeizame verhouding mee had (18)

Na 1688 werden er geen welkomstodes meer gecomponeerd, maar wel ‘birthday’ odes voor beide co-regenten:

Purcell schreef deze voor Mary en Staggings en Blow voor Willem III.

 

e. Overige ‘wereldlijke’ liederen :

1.Purcell componeerde naast -zoals eerder gezegd-  instrumentele muziek voor het theater, hier ook meer dan vijftig liederen (in solo en duetvorm) voor, met basso continuo begeleiding. Het waren soms heel erotische en soms  politiek satirische liederen, bestemd om tussen het gesproken drama door te zingen, meestal door professionele zangers, maar af en toe door acteurs met veel zangtalent. Bij het bestuderen van ‘losse’ composities van Purcell is het dus erg belangrijk te kijken wat de oorspronkelijke functie in het toneelstuk was!

2. Verder schreef hij nog veel andere ‘losse’ liederen. Vaak zijn het grote stukken, met recitatief en aria, net als bij de Italiaanse solo cantate. Deze liederen hebben ook vaak een ‘ground bass’: een melodische zin die steeds wordt herhaald in de baslijn, terwijl de muziek in de ‘’bovenlijnen’ varieert.

3. ‘Catches’ of ‘rounds’ : ‘eeuwigdurende’ canons voor drie of vier onbegeleide mannenstemmen waren ook een specialiteit van hem. Zijn teksten voor de catches  en ‘glees’ -korte ‘boertige’ liederen voor drie of vier mannenstemmen-  waren vaak vol humor of erg schunnig.

Hij schreef dus voor ‘kerk’ en ‘kroeg’, maar in hoeverre hij zelf een ‘ordinaire drinkebroer’ was valt nog te bezien (zie nogmaals h 3. noot 10). Ook Blow en Locke gebruikten ‘kruidige teksten’ voor deze soort composities.

 

Hoofdstuk 5: Belangrijke tijdgenoten:

Purcell`s componisten-tijdgenoten  – die eigenlijk allemaal een aparte studie zouden verdienen (zie h. 6 The Purcell Society) -  zijn te verdelen in drie groepen:

1. Degenen die na de Restauratie aan het Hof terugkeerden (en allen verbonden waren geweest aan de Chapel Royal tot 1644) : William Child, Henry Cooke (zie ook  h.3), Charles Coleman, John Wilson, Henry Lawes en Matthew Locke. Deze laatste was een praktiserend katholiek en vriend van Henry tot zijn dood in 1677 (19).

2.. Purcell`s ‘eigen’ generatie: Henry Hall, Pelham Humfrey (zie ook h.3), Michael Wise,  Robert Smith, William Turner en John Blow(1649-1708). Deze laatste was tien jaar ouder dan Henry, organist van de Westminster Abbey, vervolgens van de King`s Musick en na Pelham Humfrey ‘Master of the Children of the Chapel Royal’. Zoals eerder aangegeven gingen hun carrières samen op allerlei gebied: ze waren beiden organist, componeerden anthems en odes.

3.. De generatie die Henry Purcell opvolgde: zijn broer Daniel, William Croft, Francis Pigot, John Barratt, John Eccles en veel anderen. Zij waren veel minder verbonden met de Chapel Royal.

 

  matthew locke

  samuel pepys

  John Playford

daniel purcell

john blow

john dryden

    Matthew Locke

     Samuel Pepys

       John Playford

  Daniel Purcell

    John Blow

     John Dryden

 

Andere zeer belangrijke tijdgenoten:

John Playford de oudere (1623-1686) dé boekhandelaar en muziekuitgever tijdens het grootste deel van Purcell`s leven (20). Johns zoon Henry zette zijn bedrijf voort.

De belangrijkste librettisten van Henry waren : Nahum Tate, John Dryden en Thomas Southerne en dat we zoveel weten over de Restauratieperiode is dankzij de dagboeken van Samuel Pepys (21).

 

Hoofdstuk 6: Welke publicaties van Purcell`s (vocale) werk kwamen er?

Naast bijdragen voor bloemlezingen en wat collecties, is er vrij weinig muziek uitgegeven tijdens Purcell`s leven.

Veel catches staan in John Playford`s The Pleasant Musical Companion (1683-186).

 

Zoals reeds vermeld, werd in 1697 uitgegeven A collection of Ayres, compos`d for the Theatre, and upon other Occasions, evenals Te Deum & Jubilate …made for St. Caecilia`s Day 1694.

Een andere zeer belangrijke publicatie is: Orpheus Britannicus: a Collection of all The Choicest Songs for One, Two and Three Voices(1698-1702).  Benjamin Britten heeft van een aantal liederen hieruit versies gemaakt voor solozang met piano en solozang met orkest.

 

In 1963 heeft F. Zimmerman een indeling gemaakt van het werk van Henry Purcell (Z nummers) die als volgt staat afgedrukt in the New Grove: ‘Operas and semi-operas/ Plays with incidental music and songs/ Anthems and Services/ Other Sacred/ Odes and Welcome Songs/Songs for Solo voice and Continuo/ Songs for two or more voices and continuo/ Songs for two or more voices and continuo in Stage works/ Catches/ String and Wind/ Harpsichord’

 

De Purcell Society  (22) bereidt een kritische editie van alle werken van Purcell voor. Stainer & Bell is de nieuwe

uitgeverij geworden van alle nog komende edities van de Purcell Society en van de werken van Purcell`s tijdgenoten. Op de website van de Purcell Society staan de verschillende bundels vermeld  en de uitgeverijen waar ze tot nu toe zijn uitgebracht (Stainer &Bell, Novello & Co) met links daarheen.

 

Bij  de webshop van Boosey and Hawkes  staat een (bijna) compleet overzicht van alle (ook elders) gepubliceerde werken van Purcell,  allerlei CD`s en een aantal boeken over hem.

 

Voor nog veel meer informatie over de verkrijgbaarheid van Purcell`s werk, de Zimmermancatalogus en de uitgaven die behoren tot het publieke domein, wordt verwezen naar het Bronnenmateriaal- de websites.

 

 

Hoofdstuk 7: Welke publicaties zijn interessant voor de alt/mezzostem?

Solo-muziek:

Via bovengenoemde uitgeverijen is veel te vinden, hoewel nog lastig te ontdekken is in welke verzamelbundels, welke (solo)muziek staat.

De International Music Company heeft 4 delen met ieder 10 sololiederen uitgegeven –zowel voor de hoge als voor de lage stem, met piano/ klavecimbel begeleiding. De liederen zijn in de ‘low’ uitgave meestal getransponeerd vanuit een hogere (sopraan) stem of vanuit een diepe basstem. Purcell schreef nu eenmaal veel meer voor  sopraan en bas dan voor andere stemmen (kenmerk der Barok).

Deze uitgaven zijn niet ‘kritisch’, maar wel goedkoop.

 

Duet-muziek:

Bij Stainer & Bell zijn verschenen Ten Duets (in twee delen), voor twee sopraanstemmen, maar meestal ook prima uit te voeren door een sopraan/ alt ( of tenor/ bariton) combinatie: We The Spirits Of The Air, Two Daughters Of This Aged Stream Are We, Shepherd Shepherd Leave Decoying, My Dearest My Fairest, Sound The Trumpet and Lost Is My Quiet For Ever, No resistance is but vain, O Dive custos, Hark! How the songsters of the grove, Let Caesar and Urania love.

 

Een aantal SA duetten is ook nog te vinden in de  (antiquarische)  uitgave  van ‘Augener’.

 

Purcell`s Ode Come Ye Sons of Art (Z.323), oorspronkelijk voor blokfluit, hobo`s, trompetten, b.c. en koor met sopraan, alt of counter en bassolist, is door Blower bewerkt voor SSA. ‘Sound the Trumpet’, ‘Strike the Viol’, ‘Bid the Virtues’ en ‘These are the Sacred Charms’ zijn hierin opgenomen in duetversie SA (Novello)

 

Galliard Limited ( ook alleen antiquarisch) heeft o.a. een SA arrangement van Alfred Moffat`s ‘Let us wander’, een bewerking van ‘We the spirits of the air’, gepubliceerd.  Stainer & Bell heeft dit arrangement ook.

Voor de bespreking van een aantal duetten verwijs ik verder naar het archief van de Duetsalon.

 

Verder bestaan er nog arrangementen voor SSA (SMA) van diverse stukken: ‘Dido and Aeneas’ (arr. Whittaker), ‘Since God so tender a regard’, ‘Welcome home’, ‘When first the sun’.

 

 

Noten:

(11) Voor een uitgebreid overzicht van alle tijdgenoten in andere landen, zie mijn overzicht bij ‘Steffani’.

(12)Purcell componeerde bijv. De anthem ‘They that Go Down to the Sea in Ships (Z 57) voor hem.

(13) Voor deze zangers schreef Jeremiah Clarke (1673-1707) de Ode ter gelegenheid van de dood van Henry Purcell.

(14) Voor mijn beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van de Opera zie deze link.

(15) Pelham Humfrey was Master of the Children of the Chapel Royal, Hij paste vaak de Franse (Lully), maar nog vaker de Italiaanse stijl (Carissimi) toe.

(16) Purcell bleef, wellicht omdat hij zich medeschuldig voelde aan de geldverslindende dramatische opera`s en hun grote casts óf omdat hij The Indian Queen op ‘groot toneel’ wilde zien (Butler p.86).

(17) In zijn voorwoord bij ‘From the prophetes or the History of Diocletian ‘(Z627) schrijft Purcell  ‘that (English) music is still in its infancy;  the infant is now learning Italian, which is its best Master, and studying a little of the French Air, to give it somewhat more Gayety and Fashion. (We must be)..content to shake off our Barbarity by degrees’.(Burden p. 48)

(18) Purcell`s eerste ode was: Welcome, Vicegerent (Z 340):

    Toen de zomer in zijn luister

    Heerlijk was, warm en blij,

    Was al slechts een winterstorm

    In afwezigheid van onze vorst.;

Deze ode bevat niet de gebruikelijke ‘ground bass’ (zie ook H 4 e 2).

Zijn volgende ode “Swifter, Isis, Swifter Flow (Z 366) heeft hem wel.

De herfst verwelkoming van 1682 ‘The Summer`s Absence Unconcerned we Bear (Z377) hergebruikt weer enige ‘formules van ‘Swifter Isis’ en heeft als nieuwigheid een declamatie-achtige bas-solo voor de stem van John Gostling (zie zangers).

In 1683 schreef Purcell ‘From Hardy Glimes’ (Z 325 én ? Z 337)voor de bruiloft van Anna met George van Denemarken, de Herfstverwelkoming voor de koning ‘Fly, Bold Rebellion (Z 324) waarin een triomferende koning zijn vijanden verdrijft , en “Welcome to All the Pleasures’(Z 339) voor St. Cecilia`s day (deze laatste niet voor het koninklijke hof).

Uit 1693 dateert de verjaardagsode ‘Celebrate this festival’(Z 321) (tekst Nahum Tate)

(19) Henry schreef toen voor M. Locke de ode ‘What hope for us remains now he is gone’

(20) Playford  publiceerde: The English Dancing Master, Apollo`s Banquet en (vermoedelijk Purcell`s eerste compositie) Sweet Tyraness in Catch that Catch can.(1652)-later herdrukt.); Pleasant Musical Companion (1683-1686).

(21).Voor meer over S. Pepys volg deze link.

(22) De Purcell Society besloot begin twintigste eeuw de teksten van een aantal van Purcell`s ‘glees’ en catches te kuisen vanwege de schunnige teksten, verwijzend naar het feit dat reeds na Purcell`s dood sommige uitgevers dat al gedaan hadden, maar dat blijkt niet juist te zijn.

 

Bronnen:

 

a. Boeken:

The New Grove Dictionary of Music and Musician, ed. Stanley Sadie, London 1980

I. Spink, English Song: Dowland to Purcell, London 1974

M. Burden, The Purcell Companion, London 1995

M. Duffy, Henry Purcell , Londen 1994;  in  Nederlandse vertaling: De Prom 1995

W. Steffelaar, Muzikale stijlgeschiedenis, Amsterdam 1999

D. J. Grout en C.V. Palisca, Geschiedenis van de westerse muziek, Nederlandse vertaling uit 2004

M. Falkus, J. Gillingham, Historical Atlas of Britain

 

b. Websites:

http://www.charlottehansson.nl/nieuwsbrief%2021.htm nieuwsbrief over o.a. de godsdienstige situatie t.t.v. Purcell

http://www.charlottehansson.nl/nieuwsbrief%2022.htm nieuwsbrief over  o.a. de politieke situatie t.t.v. H. Purcell

http://nl.wikipedia.org/wiki/Anglicaanse_Kerk  voor meer achtergrondinformatie over het ontstaan van de Anglicaanse kerk

 

http://en.wikipedia.org/wiki/Henry_Purcell : uitgebreide biografie van Purcell

http://www.hoasm.org/VIIA/Purcell.html : biografie van H. Purcell

 

http://en.wikipedia.org/wiki/List_of_compositions_by_Henry_Purcell (lijst van alle composities- Zimmerman catalogus)

http://www.lmconsult.com/xidex.html#entry  (lijst van alle Purcell werken waarbij aangegeven is waar bepaalde muziek ‘bij hoort’ en

de plaats van de diverse sololiederen, duetten enz. in de semi-opera`s)

http://www2.cpdl.org/wiki/index.php/Henry_Purcell : werken van H. Purcell  welke behoren tot het publieke domein (bladmuziek en

geluidsopnames)

 

http://www.kbr.be/collections/musique/acquisitions/nl094/n09zzzra.html : overzicht waar de werken van Purcell recentelijk zijn uitgegeven (verdeeld in categorieën) ; deze site verwijst door naar Chesternovello:

http://www.chesternovello.com/Default.aspx?TabId=2432&State_3041=2&workId_3041=1942 linkt door naar:

http://www.musicroom.com/se/ID_No/0410409/details.html (waar veel  recent opnieuw gedrukte muziek van Purcell te bestellen is)

 

http://www.hoasm.org/VIIA/PurcellDiscography.html: discografie van H. Purcell

http://www.baroquevoices.co.nz/TCSnotes.doc (complete tekst van o.a. ‘though my mistress’ en ‘lost is my quiet’.

 

 

   terug naar boven                                                        naar de pagina  Muziek                                            of naar de   Homepage   van Charlotte Anna Hansson