HANNS EISLER (1898- 1962)
Het
‘gehele’ verhaal over Hanns Eisler
vertellen, is ondoenlijk: onderstaand artikel is een poging tot een
biografie, waarbij het vooral de bedoeling is zijn liederen ‘in de tijd’ te
plaatsen. Andere werken van hem – muziek bij toneelstukken en films,
symfonieën en pianomuziek- komen incidenteel ter sprake omdat een aantal
van de genoemde liederen bij bepaalde toneelstukken of films hoort, maar er
was hierbij geen enkel streven naar volledigheid. Voor een nóg beter begrip
van zijn oeuvre wordt aangeraden wat meer te lezen over Bertolt
Brecht, die ook
nauw samenwerkte met Kurt Weill.
Onderstaand
artikel bevat de volgende hoofdstukken:
1.Jeugdjaren
(1898-1916)
2.De
periode van Wereldoorlog I (1914/1916-1918)
3.De
studie bij Schönberg/ Twaalftoonstechniek
(1919-1927)
4.De periode
van de ‘strijdmuziek’ (1928- 1933/1937)
5.Ballingschap
in Europa (1933- 1937)
6.Verblijf in
de VS (1938- 1946)
7.Verblijf
in de VS: De Koude Oorlog/ veldtocht
tegen het communistische gevaar (1946- 1948)
8.Wenen (1948-1949) en Berlijn
(1949- 1957/ 1962)
9.Mijn
(voorlopige) keus uit de liederen van Hanns` Eisler (ligging alt/mezzo)
10.Overzicht
van (een aantal van) Hanns`werken op vocaal
gebied/ uitgaves ervan
1.Jeugdjaren
(1898- 1916):
(Johannes)
Hanns Eisler
werd op 6 juli 1898 in Leipzig geboren. Zijn vader, de
Oostenrijkse filosoof Rudolf Eisler (1873- 1926), behoorde tot een Boheems-
joodse burgerfamilie en zijn moeder, Ida
Maria Fischer (1876- 1929), een slagersdochter, stamde uit een Zwabische boerenfamilie.
Het
gezin verhuisde in 1901 naar Wenen, waar zijn vader vanwege zijn
atheïsme geen baan kon krijgen en dus in het privé circuit zijn brood moest
verdienen. Daarnaast ontving hij wat geldsteun van zijn broer. Hanns bezocht de volksschool van 1904-1908 en
vervolgens het katholieke Rasumofsky –gymnasium
waar hij steeds meer belangstelling kreeg voor muziek. Thuis zong zijn
vader en speelde piano, maar die moest weg omdat hij de huur ervan niet
meer kon betalen. Toen Hanns 10 jaar was kocht
hij een boek over algemene muziekleer en componeerde zijn eerste stuk, in
zijn hoofd…. Zijn vroegste composities
zijn echter verloren gegaan. Toen hij 14 was begon hij concerten en opera`s
te bezoeken, speelde fanatiek voetbal en trad toe tot de socialistische
organisatie van middelbare scholieren.
|
|
|
|
|
|
|
|
Geboortehuis
Leipzig
|
Hanns in dienst
1917
|
Rudolf,
zijn
vader
|
Elfriede,
zijn
zus
|
Gerhart,
zijn
broer
|
Arnold
Schönberg
|
Charlotte
Demant,
Hanns`eerste vrouw
|
Bertolt Brecht
|
2.De
periode van Wereldoorlog I (1914/1916-1918):
In
1916, een jaar voor zijn eindexamen, kreeg Hanns
zijn dienstoproep. Omdat zijn broer Gerhart in
1914 een anti- oorlogstijd-schrift uitgaf, gold de hele familie sindsdien
als verdacht en werd door de geheime politie in de gaten gehouden. Hanns moest naar een Hongaars infanterieregiment, nadat hij tweemaal bestraft was op
de reserveofficierenschool voor het weigeren van een bevel. In een Hongaars
regiment kon hij minder makkelijk politiek opruiend zijn dacht men. In zijn
vrije tijd hield hij zich bezig met componeren. Aan het oratorium Gegen den Krieg
dat hij later herschreef in de Twaalftoonstechniek, was hij al voor zijn
diensttijd begonnen, maar datgene wat hij nu produceerde, ging verloren in
het oorlogsgeweld. Hij raakte diverse keren gewond aan het front.
Toen
de Oktoberrevolutie uitbrak in Rusland (1917) beschreef hij hoe de soldaten
verwachtten dat de oorlog snel zou eindigen nu de Russen niet meer tot de
vijand behoorden. Uit 1917 stamt zijn –vroegst bewaard gebleven fragment- Dumpfe Trommel und berauschtes Gong en uit 1918 Die Mausefalle en Von der Armut und vom Tode.
In december 1918 pas kon hij naar huis terugkeren, echter daar voelde hij
zich niet meer thuis. Op 12 november werd de republiek Oostenrijk
uitgeroepen. De sociaaldemocratie
beantwoordde niet erg aan de verwachtingen van de teruggekeerden (1). Hanns trok met zijn vriendin, de lerares Irma Friedmann,
naar de militaire barak bij Grinzing, waar veel
leiders van de communistische partij van Hongarije verbleven. Hij woonde er
samen met de schrijver Béla Illés
en de germanist Georg Lukács. Irma huurde een piano en begeleidde hem
terwijl hij zong.
3.De
studie bij Schönberg/ Twaalftoonstechniek (1919-1927):
In
1919 schreef hij zich in aan het Neuen Wiener Konservatorium voor
de studie compositie en nam pianoles. Hij was zo goed in harmonieleer dat
professor Karl Weigl hem opnam in zijn
contrapuntklas. Van 1919 tot 1923 studeerde hij bij Arnold
Schönberg, die les gaf volgens de
klassieke regels en de voorbeelden van Bach, Brahms en Beethoven. Hanns woonde zelfs een tijdje bij Schönberg
in huis en deze bezorgde hem een baantje als corrector bij de
muziekuitgeverij Universal Edition. Even later
kreeg hij de leiding over verschillende Weense arbeiderskoren: het koor van
de Siemens- Schuckert- Werke (Stahlklang) en toen dat werd opgeheven, van het Karl-
Liebknecht- Chor in Wien-Floridsdorf.
In dat koor werden voor het eerst revolutionaire liederen uit het Oosten
gezongen, zoals de Rotgardistenmarsch. Tegelijkertijd nam hij nog het koor
van de arbeiders- zangbond Elektra over.
In
1920 trouwde hij met de communistische zangeres Charlotte Demant (2), die bij Anton Webern had gestudeerd en van september 1920 tot maart
1921 nam Schönberg hem als assistent mee naar
Nederland, waar hij uitgenodigd was om compositie-cursussen te geven en
concerten in het Amsterdamse Concertgebouw. Op de terugreis via Berlijn
ontmoette Hanns Bertolt
Brecht die de Legende vom toten Soldaten zong en zichzelf aan de piano
begeleidde.
In
de herfst van 1921 werkte Hanns bij de Weense Verein für volkstümliche Musikpflege en hij begon zich af te
vragen voor wie hij eigenlijk muziek maakte. Hier begon in feite zijn
conflict met Schönberg: de
kleinburgerlijke ideeën van Schönberg tegenover
de (door Schönberg belachelijk gemaakte)
revolutionaire opvattingen van Eisler. Eisler vond dat de muziek een sociale functie
had, terwijl volgens hem Schönberg –nogal
elitair- uitging van: L`art pour l`art.
In
1922 begon Schönberg met de verdere uitwerking
van zijn ‘demokratische’ Twaalftoonstechniek, de Dodecafonie (de Moderne Musik).
Omdat dat al zijn tijd kostte, stuurde hij enige leerlingen waaronder Eisler voor enige maanden naar Anton Webern. Na de compositie van -een Schönberg welgevallige- pianosonate (maart 1923) en de
uitvoering daarvan, werd Hanns opgenomen in het
uitgeverijprogram van Universal Edition in Wenen (net als Kurt Weill, die hij nog niet persoonlijk kende). In 1924
verscheen zijn eerste werk in de Twaalftoonstechniek en werd hij
geroemd in de Schönberg- kring naast Alban Berg en Webern
(2de Weense school). Hij
schreef ook drie mannenkoren op woorden van Heinrich Heine voor Webern en kreeg een kunstprijs van de gemeente Wenen.
Ondanks dat alles kreeg hij er geen aanstelling als musicus, componist of
dirigent. Om in zijn levensonderhoud te voorzien besloot hij in 1925 alleen
naar Berlijn te gaan, waar de Gouden Jaren `20 begonnen waren. De stad was
op dat moment een broedplaats van experimentele vormen van muziek, theater,
film, kunst en politiek. Daar ging hij les geven aan het Klindworth-Scharwenka- Konservatorium. Zijn vrouw bleef in Wenen wonen en hij
ging pendelen. In
1925 begon hij aan een cyclus van tien liederen, de Zeitungsausschnitten opus 11 (1925-1927), met Kinderreimen,
Heiratsannouncen en het Liebeslied eines Grundbesitzers enz.,
als tegenwicht tegen de ‘burgerlijke’ concertpraktijk.
Zijn zus Ruth
(Elfriede) en zijn broer Gerhart
hadden in die tijd belangrijke posities in de KPD (communistische partij).
Toen Hanns in 1926 daar ook lid van wilde worden,
lukte dat niet en daarna ‘heeft hij het ook nooit meer geprobeerd’.
Op
het muziekfestival in Baden- Baden ontmoette hij nu voor de tweede
keer -de inmiddels ook tot het
marxisme bekeerde- Bertolt Brecht, maar pas drie
jaar later kwam het tot een samenwerking. Naast componeren begon Hanns ook te schrijven, zoals in 1927 een artikel ter
gelegenheid van de honderdste sterfdag van Ludwig van Beethoven. Hoewel hij
nog werd gezien als vertegenwoordiger van de Schönberg-school,
was hij zelf de weg ingeslagen van de nieuwe cultuur van de Agitpropbewegung
(3) in zowel theater- als de zangersbeweging. Hij
werd o.a. muziekcriticus voor de Rote Fahne en hield lezingen op de Marxistischen
Arbeiterschule (MASCH). Hij ging voor amateur- en
spreekkoorgroepen (Agitkas) componeren voor op de
‘Bühne’ en de Ballade vom Soldaten werd de eerste opvoering van een
gedicht van Brecht (1928).
4.De periode
van de ‘strijdmuziek’ (1928- 1933/1937):
Zijn
‘strijdmuziek- periode’ begon met de Vier Stücken
für gemischten Chor op. 13 (1928). Hij gaf daarbij aan hoe men ze moest
uitvoeren: ‘met een sigaret in de mondhoek, handen in de broekzakken en
licht spottend, om het niet te mooi te laten klinken’. Zijn liederen, ‘Auf den Straßen zu singen’ , kregen
echter een première in 1929 in de concertzaal
van de Hochschule für Musik in Berlijn. Hoewel zijn liederen voor
amateurkoren bestemd waren en zeker niet makkelijk, werden ze een succes en
een grote uitdaging voor de arbeiderskoren.
Hanns werkte kort
samen met Karl Kraus en de toneelspeler en zanger Ernst Busch voor wie hij het Kominternlied, Roter Wedding, Stempellied, Seifenlied en
het Solidaritätslied
schreef, stukken die pasten bij de economische crisissituatie van 1929. De
(net uitgevonden schellak) grammofoonplaten met opnames van Busch werden
verboden wegens ‘opruiing’.
Toen
men doorkreeg welke economische potentie de grammofoonplaten konden hebben
(de arbeiders!) en het componeren voor films interessant werd, verbeterde Hanns financiële situatie eindelijk.
Met
Brecht schreef hij Die Maßnahme (1933), het eerste grote werk
voor de arbeiderszangvereniging (4) en de Rote
Revue ‘Wir sind ja sooo zufrieden’ (1931),
het gemeenschappelijk werk van Brecht, Ernst Ottwalt, Erich Weinert, Eisler en Friedrich Hollaender,
met liederen als Das Bankenlied, Das Lied vom
SA-Mann, Die Ballade zu § 218 en Das Lied des SA-Proleten.
In
1931 kreeg Eisler opdrachten voor
geluidsfilmmuziek: Das Lied vom Leben en Niemandsland en daarna
werkte hij samen met Brecht aan het toneelstuk Die Mutter (5), met het zeer bekende
nummer Lob der dritten
Sache en de film Kuhle
Wampe oder: Wem gehört die Welt? met Ernst Busch als belangrijkste acteur. Het
centrale thema van deze film is solidariteit (Solidariteitslied in 3de deel film). Omdat de Duitse
censuur de film verbood vond de première ervan plaats in Moskou, waar hij
duidelijk geen onbekende meer was. Zijn vriendin Hedi
Gutmann kreeg een baan bij de Russische omroep
maar werd door de Stalinistische zuiveringen in 1938 tot 18 jaar strafkamp
veroordeeld en ze kwam pas in 1957 terug naar Berlijn.
Eind
1932 was Hanns weer in Berlijn en schreef samen
met Brecht en Helene Weigel de Vier Wiegenlieder für Arbeitermütter, waarvan O Fallada, da du hangest (Ein Pferd klagt an) een
aanklacht was tegen de steeds groter wordende economische nood.
|
|
|
|
|
|
|
|
Klindworth-Scharwenka-
Konservatorium
|
Agitprop-
bewegung
|
Die
Rote Fahne
|
Ernst
Busch
|
Die Maßnahme
|
Die Mutter
|
Kuhle Wampe oder:
Wem gehört die Welt?
|
Vlak
voor de machtsovername van Hitler in 1933 ontstond het lied Der Marsch ins Dritte Reich. Ondertussen hadden de Nazi`s gezien
hoeveel kracht er in de linkse (Musikbolschewisten) strijdliederen school. Ze zetten
nieuwe teksten op de bestaande muziek, zodat bijv. uit de Internationale de Hitlernationale
ontstond, en op de melodie van Brüder, zur Sonne, zur Freiheit werd
de tekst van Brüder, formiert die
Kolonnen gezongen, en op het
aan Karl Liebknecht und Rosa
Luxemburg gewijde lied Auf, auf zum Kampf
kwam de tekst Dem Adolf Hitler haben
wir’s geschworen.
5.Ballingschap
in Europa (1933- 1937):
Brecht
emigreerde een dag na de brand in de Rijksdag en Eisler
een maand later, aanvankelijk naar Wenen; zijn werk en dat van Brecht werd
in de ban gedaan en Entartet verklaard. Ernst
Busch vertrok naar Holland. Nog eenmaal ging Hanns
terug naar Berlijn om zijn huis te verkopen en zijn spullen naar Wenen over
te brengen. Vlak na een door Anton Webern geleid
Arbeiders- Symfonie- Concert in Wenen op 19 maart 1933 kwam het tot een
treffen met de politie en zes maanden later werd het Oostenrijkse parlement
‘uitgeschakeld’ en werden alle politieke partijen verboden. Meteen daarna
reisde Eisler naar Tsjecho-
Slowakije voor een nieuwe filmopdracht: over het leven in de Karpato- Oekraïne (Roethenië).
Bij een bezoek aan de Hoge Tatra leerde hij de -getrouwde- communiste Louise (Lou) Jolesch
(geb. Gosztonyi von Abalehota) kennen. Eind 1933 bezocht zij Hanns in Parijs en hierna was ze steeds bij hem, tot ze
op 7 december 1937 in Praag trouwden. Hanns was
in die tijd om financiële redenen gedwongen muziek te componeren voor projecten
waar hij zelf niet zo `n interesse voor had. Brecht woonde in die tijd in
Denemarken en stuurde hem steeds nieuwe teksten om te bewerken: de Svendborger Gedichte. In januari 1934 reisde
hij met Lou van Parijs naar Skovsbostrand naar
Brecht en Hanns werkte daar met hem aan de
bewerking van Die Spitzköpfe und die Rundköpfe oder Reich und reich gesellt sich gern. Wat later ontstonden de Ballade vom Wasserrad, Das Lied von
der belebenden Wirkung
des Geldes en Das Lied von
der Tünche.
Vanaf
eind augustus woonde Hanns met Lou in Londen,
waar hij met Ernst Busch de Kalifornische
Ballade opnam.
De KPD en de
Komintern besloten tot een sterk antifascistisch eenheidsfront te komen van
communisten en sociaaldemocraten en vroegen Brecht om een tekst en Eisler om de muziek: het werd het Einheitsfrontlied.
Van
februari tot mei 1935 maakte Hanns een
concerttournee door de VS ten behoeve van de noodlijdende kinderen van de
Saar- vluchtelingen. Tot het Amerikaanse hulpcomité behoorden o.a. Hemingway, Chaplin, Aaron
Copland en Charles
Seeger. Bij de concerten sprak Hanns eerst over het Duitse fascisme en de crisis in de
moderne ‘burgerlijke’ muziek en daarna werd er gezongen. Hanns maakte kennis met de directeur van de New
York New School for Social
Research en die nodigde hem
(o.a.) uit voor een lezingenserie over Die Krise
der modernen Musik. Eisler begon ook te
denken aan een plan voor een grote Konzentrationslagersinfonie (die later werkelijkheid werd als
Deutsche Sinfonie) en ging in mei met Lou weer
terug naar Parijs, daarna naar Londen en in juni naar Straatsburg voor de 1ste. Arbeiter- und Gesangsolympiade. Die werd beëindigd met het Einheitsfrontlied, een vechtpartij met de politie en
een - kort- verblijf in de gevangenis van Hanns.
Daarna trok hij naar Moskou voor het VIIde
Wereldcongres van de Komintern. Na optredens en radio-opnames in België,
Frankrijk en Nederland vertrok Hanns in januari
1938 naar het belegerde Madrid, waar Ernst Busch ook was. Even later trok
hij naar Murcia naar de XIde brigade
waartoe ook het Thälmann bataljon behoorde en componeerde er enige nieuwe
liederen, die voor een deel door gewonde soldaten werden uitgevoerd: niet
mooi maar met veel overtuiging!
|
|
|
|
|
|
|
Komosomol was een van de films waarbij Eisler met Joris Ivens samenwerkte
|
The
400 Million van Ivens en Losey,
over de Chinees- Japanse oorlog van 1937, met muziek van Hanns
|
Louise Eisler-Fischer
née Louise Anna Gosztonyi von Abalechota (1906 –98)
|
Hanns in Spanje waar anti-oorlogsliederen worden
gezongen (1938)
|
Hanns: ‘Cantata auf den Tod eines Genossen’,een van de negen kamer- of seculiere cantatas
|
Hanns`Mexicaanse reispas
|
‘Vierzehn Arten, den Regen zu beschreiben’
|
6.Verblijf in
de VS (1938- 1946):
Eind januari vertrokken
Hanns en Lou voor de derde keer naar de VS op een
6 maanden geldig, niet verlengbaar, bezoekersvisum: op grond van de
uitnodiging uit 1935 had hij beter een non-quota visum kunnen aanvragen:
dat had hen later veel bureaucratische ellende bespaard!
Het salaris
aan de New
School for Social
Research was nogal laag en Hanns
had zelf geen geld. Daarom was hij aangewezen op vrienden en
hulporganisaties. Ernst Toller die in 1939
zelfmoord pleegde, bezorgde hem nog een werkbeurs van het American Guild
for German Cultural Freedom, waarmee
hij de huur van het appartement in Greenwich Village
kon betalen. Ondertussen probeerde hij Engels te leren, wat niet zo goed
lukte.
Hij gaf al snel enige concerten. Zijn contacten
met de Amerikaanse arbeiders- muziek- beweging bleef hij onderhouden, maar
zeer voorzichtig, want contacten met de communistische partij konden
uitwijzing betekenen. Daarom nam hij voor dat soort gevallen het pseudoniem
John Garden aan. Eind 1938 maakte hij samen met Hoffmann R. Hays A
Song about America, een soort
negro-spiritual. Het werd dé hymne van de Amerikaanse communistische partij
(cf. Einheitsfrontlied).
Eind 1938 schreef Hanns,
streng twaalftonig, de filmmuziek voor The 400
Million (over de Chinees-Japanse oorlog van
1937) van Joris Ivens en Joseph Losey.
Later ontmoette hij Ernst Bloch met vrouw en
1-jarige zoon weer, met als gevolg het ontstaan van de Kantate zu
Herrn Meyers erstem Geburtstag. Over het eventuele schrijven van
composities voor een politiek cabaret in het Theatre
Arts Committee,
daarvan is niets bekend. Hij schreef wél in 1939 de muziek voor de
poppenanimatiefilm Pete Roleum and his Cousins die Losey maakte in opdracht van de
Amerikaanse olie-industrie: een opdracht van het Grootkapitaal!
Ondertussen kreeg Hanns
grote problemen in verband met zijn verlopen visum. Mexico bood hem
uiteindelijk tijdelijk asiel aan.
Uiteindelijk kreeg hij van de VS consul Willis
Meyer, die duidelijk niet wist welke problemen er rond hem speelden in de
VS, een non- quota- visum, waarvan Lou en hij pas na een tijdje gebruik
durfden te maken.
Dankzij een tweejarige beurs van de Rockefeller-Stichting voor ‘Experimentele demonstraties
van muziek in de filmproductie’
waarbij ook een geluidsfilmarchief zou moeten worden aangelegd,
kreeg Hanns de kans (tijdelijk) eens genoeg te
verdienen. In deze tijd bewerkte hij o.a. Amerikaanse kinderliedjes voor
een film van Joseph Losey over crèches. Voor de
natuurfilm White Flood componeerde hij een
twaalftonige vijfregelige kamersymfonie, die hij
opdroeg aan Theodor W. Adorno. Ondertussen werkte
hij aan een documentairefilm in Mexico ‘The Forgotten
Village’ (6), schreef hij zomer 1941 in Woodbury het Woodbury-Liederbüchlein
en in New York –het streng twaalftoonse- Vierzehn Arten, den Regen zu beschreiben, dat hij beschouwde als een hommage aan Arnold Schönberg (7).
Gelukkig
voor Hanns arriveerde Brecht op 21 juli 1941 in
Los Angeles. Hij had voor hem een non-quota-visum kunnen regelen. Uit hun
hernieuwde samenwerking ontstonden de Deutsche
Sinfonie en het Hollywooder Liederbuch.
Tussen
1942 en 1945 ontstonden in Hollywood meer dan 300 films, die allemaal min
of meer tot het type Anti- Nazifilm
behoorden en mede bedoeld waren de bevolking voor de oorlog te mobiliseren.
Samen met Fritz Lang als regisseur schiepen Hanns
en Brecht in 1943 de succesvolle film Hangmen Also Die!. Inmiddels konden Hanns en Lou een eigen huis kopen in Pacific Palisades,
vlakbij Thomas Mann, Theodor W. Adorno en Vicky Baum. Hij werkte daar aan het vierde deel van het Hollywooder Liederbuch dat de
humanistische Duitse traditie van Hölderlin,
Goethe, Schubert, Mörike, Eichendorff
en Schumann als thema had (8).
De
actuele situatie in Europa kreeg ook zijn weerslag: De Kälbermarsch uit 1942 toont de eigenlijke positie van de soldaten
die vrijwillig ten oorlog trokken. Dit lied, een deel van Schweyk im Zweiten Weltkrieg (1943) was
Brecht`s parodie op het Horst- Wessel- Lied,
bijna een nationale hymne toen. Eisler heeft de
melodie daarvan in het refrein gebruikt en na de Slag
bij Stalingrad (1943) componeerde hij Deutsches Miserere en In Sturmesnacht op Brecht- teksten.
Hun
huis werd het trefpunt van de emigrantenkolonie: Theodor Adorno, de acteurs Fritz Kortner,
Peter Lorre, Oskar Homolka en Brecht, Helene Weigel, Lion Feuchtwanger en Charlie
Chaplin.
In
1944 kreeg Hanns een gastprofessoraat aan de
Universiteit van Californië (UCLA). Opvallend was dat hij woorden die hij
niet kende in het Engels, uitsprak in ‘Amerikaans’ Duits. Om zijn
Amerikaanse levensstijl te kunnen handhaven, moest hij soms (film-)
opdrachten aannemen waar hij helemaal niets mee had.
Nazi-Duitsland
capituleerde en in oktober 1945 verhuisden de Eislers
naar een veel kleiner huis aan het strand van Malibu. Hanns
kreeg een professoraat aan de Universiteit van Zuid- Californië in
contrapunt en compositie, begon een filmproject over het Verzet met Jean Renoir en werkte aan de voltooiing van de Deutschen Sinfonie.
|
|
|
|
|
|
|
|
Helene
Weigel in ‘Mutter’
|
H.Weigel, Hanns, Charlie Chaplin en Bertolt Brecht
|
Aanklacht
van Elfriede Eisler (Ruth Fischer) tegen haar
broer Gerhart
|
Concert in aid of Hanns Eisler met Leonard Bernstein, Aaron Copland,DavidDiamond
|
Eisler On the Go is een muziek-theatraal commentaar op de
HUAC-verhoren van Hanns op 24, 25 en 26 sept
1947, met ‘The Red Plot Against America’ van hoofdaan-klager Robert Stripling
|
The Hollywood Ten:
de Hollywood Blacklist
|
Hanns en Lou
verlaten
de VS in 1948
|
7.Verblijf
in de VS: De Koude Oorlog/ veldtocht
tegen het communistische gevaar (1946- 1948):
Sinds
1943 werden Hanns c.s. voortdurend door de FBI in
de gaten gehouden: telefoons werden afgeluisterd, de post werd geopend enz.
13 oktober 1946 werd echter het keerpunt in de Amerikaanse binnenlandse
politiek: er begon een veldtocht tegen het communisme. De Commissie voor
on-Amerikaanse Activiteiten van het Huis van
Afgevaardigden (HUAC) werd opnieuw geactiveerd: Hanns`
broer Gerhart werd er van beschuldigd onder de
schuilnaam Hans Berger een samenzwering tegen de Amerikaanse regering op
touw te hebben gezet. Men geloofde dat omdat Ruth Fischer in allerlei
berichten Gerhart verweet terrorist en atoomspion
te zijn (9). Eind oktober 1946 begon de hetze tegen Hanns:
hij zou genoeg werk hebben en daardoor Amerikaanse componisten benadelen;
hij zou niet vakbekwaam zijn enz. In feite waren het dezelfde min of meer
antisemitische haatgevoelens waardoor ze eerder uit Duitsland en Oostenrijk
verbannen waren. Gerhart werd vastgezet en vanaf
april 1947 begon het HUAC -waartoe ook Richard Nixon behoorde- aan de verhoren van Hanns.
Nixon noemde Eisler ‘het belangrijkste
commissiegeval’. Hanns noemde het ‘een campagne
tegen alle liberale en progressieve krachten in de VS’. Ruth Fischer was in
het tweede proces tegen Gerhart getuige voor de
aanklagers, Hanns voor de verdediging: een
familiedrama!
Ondertussen
werkte Hanns samen met Charles Laughton, Joseph Losey aan Life of Galileo (op een opnieuw
bewerkte tekst van Brecht). Het stuk werd een groot succes, maar Losey kon voor de verfilming ervan in Hollywood geen
producenten vinden. Hanns` laatste
speelfilmmuziek was die voor de film So Well Remembered, een sociaalkritisch
werk onder de regie van Edward Dmytryk die
behoorde tot de ‘Hollywood Ten’
(10).
Aanklager
Robert Stripling
noemde Hanns ‘de Karl Marx van het communisme op
muzikaal gebied’ en hoopte dat hij uitgewezen zou worden. Hiertegen werd onder leiding van Aaron Copland en Leonard Bernstein in oktober 1947 een National Committee for Justice for Hanns Eisler geformeerd. Op 30 oktober
werd Brecht verhoord en deze verliet de volgende dag de VS en ondanks alle
solidariteitsverklaringen, o.a. van Albert Einstein, Thomas Mann en een
groep Franse intellectuelen rond Pablo Picasso, werden Hanns
en Lou in februari 1948 uitgewezen. Gerhart Eisler ontkwam naar Oost- Berlijn door zich op een boot
te verstoppen.
8.Wenen (1948-1949) en Berlijn
(1949- 1957/ 1962):
Op 1 april 1948 bereikten Hanns en Lou Wenen, met al zijn Amerikaanse
‘originelen’ –behalve de filmpartituren. Hanns
zag er zijn eerste vrouw Charlotte met zijn inmiddels 20jarige zoon Georg
en hij leerde er Stephanie Wolf (geb. Peschl)
kennen. De situatie in het in 4-en gedeelde Wenen was zeer moeilijk en er
was weinig ruimte voor ‘objectieve’ kritiek. Hanns
kon er geen vaste aanstelling krijgen en moest uit financiële overwegingen
af en toe zelfs de muziek in het voorprogram van een bioscoop begeleiden.
Het feit dat hij een leerling van Schönberg
was, zei de muziekbazen in Wenen niets. In juni 1949 verhuisde hij net als
Brecht en diens echtgenote Helene Weigel, naar
Oost-Berlijn, maar hij behield zijn Oostenrijkse nationaliteit. Zijn
gesprekken met de DEFA (de filmstudio van de DDR), met vertegenwoordigers
van de Humboldt universiteit over een mogelijk
professoraat en het feit dat Ernst Busch er een uitgeverij en platenfirma
begonnen was begonnen, gaven de doorslag.
Vooral dankzij Johannes
R. Becher, die (de eerste) minister van
cultuur werd in de DDR, kregen veel teruggekeerde kunstenaars steun in de
vorm van woningen en de benodigde papieren en de Aufbau-Verlag
(de Opbouw-uitgeverij) drukte veel van hun werken in grote oplage. Hanns woonde aanvankelijk met Lou in een gespaard
gebleven zijvleugel van Hotel Adlon en vanaf 1950
in een huis in Pankow-Niederschönhausen, vlakbij
Arnold Zweig en Ernst Busch. Al snel ontstond de
filmmuziek voor de DEFA-film Unser
täglich Brot.
Vlak daarvoor was Duitsland officieel
verdeeld in de BRD en de DDR. Bij het door Becher
geschreven gedicht Auferstanden aus Ruinen componeerde Hanns
een melodie en dat werd uiteindelijk het volkslied van de DDR. De nieuwe
staat had geen behoefte meer aan oorlogs- strijdliederen, maar aan liederen
ten behoeve van de socialistische opbouw, met ‘vriendelijke tonen’. Hanns maakte daarom symfonische bewerkingen van het Solidaritätslied en het Einheitsfrontlied. Samen met Becher
ontstond het Lied von der blauen
Fahne en nog veertien andere liederen,
tezamen de cyclus Neue deutsche Volkslieder, waarvan
de lyriek volgens sommigen te pathetisch was. Met Brecht werkte hij aan
o.a. Die Pappel vom Karlsplatz en het Friedenslied
der Kinder.
In 1950 werd Hanns lid van de Deutschen Akademie
der Künste (die
zich zag als de opvolger van de Pruisische Academie der Kunsten) en
medestichter van de sectie Muziek, waarvan Arnold Zweig
uiteindelijk president werd (10). Hij ging ook compositieles geven aan het
staatsconservatorium Berlijn (sinds 1964 de Hochschule für Musik Hanns Eisler).
Ondertussen was er een enorme
politieke campagne tegen zijn operaproject Johann Faustus
ontstaan: de DDR leiding duldde niet ‘dat een van de bekendste werken van
onze grote dichter Goethe tot karikatuur werd gemaakt’. Hanns
had in zijn ontwerp gebruik gemaakt van het poppentheater en het Weense
figuur Hanswurst en hij ‘beschreef klassenstrijd
en verraad’ in plaats van ‘religie, god, duivel en zonde’.
Een heftige reactie volgde: men
mocht in de DDR op dat moment alleen nog maar ‘socialistische realistische’
en ‘optimistische kunstwerken’ maken! (11) en er kwamen showprocessen en
zuiveringen op grond van het SED besluit van 29 juli 1948 over de ‘organisatorische Festigung
der Partei und ihre Säuberung von entarteten und feindlichen Elementen’. Een enorm
debat over Goethe tussen enerzijds Becher, Helene
Weigel en anderen die zich van Hanns afkeerden en anderzijds de Hanns`
aanhangers Brecht, Zweig, Felsenstein
en Hermann Duncker, een functionaris bij de
arbeidersbeweging, ontstond. De directeur van de DEFA, Hans Rodenberg, zag
in (Hanns`) Faust een ‘titoistisch
mens’.
De
Academie der Kunsten (en m.n. Eisler en Brecht)
deed daarna voorstellen om de cultuurpolitieke situatie te veranderen. Hanns suggereerde in het gedicht Die Lösung zonodig een nieuwe
regering te kiezen.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Johannes R. Becher
|
Hochschule für Musik
(Hanns
Eisler)
|
Neue Deutsche Volkslieder
|
Eisler`s Johann
Faustus
|
Hanns en Stephanie
|
Gisela May
|
Roswitha Trexler
|
Hanns`graf
|
Om
wat afstand te nemen reisde hij juli 1953 naar Wenen om verder te werken
aan ‘zijn’ Dr. Faustus. Enige maanden later kreeg
hij toestemming voor de geplande meerdelige Eisler
uitgave en reisde terug naar Berlijn om te werken aan het eerste deel, Lieder und Kantaten, dat in 1955 verscheen.
In
maart 1955 werd zijn huwelijk met Lou in Wenen ontbonden. Inmiddels had hij
Stephanie
Zucker-Schilling (eertijds Wolf)
weer ontmoet, die in 1958 van haar man scheidde. In 1956 componeerde hij de
muziek voor de film Nuit et Brouillard (over
Auschwitz) waar hij de ‘Prix Jean Vigo’ voor kreeg. Ingestuurd als Franse
bijdrage voor het filmfestival van Cannes 1956, werd de toestemming alsnog
ingetrokken omdat de Duitse ambassade bezwaar had gemaakt: de film was
anti- Duits!.
In
1956 begon de destalinisering. In hetzelfde jaar
stierf Bertolt Brecht, aan wie Hanns zich nu verplicht voelde diverse projecten alsnog
af te maken, zoals Schwejk im Zweiten Weltkrieg. Ook
ontstonden de cantates Die Teppichweber von Kujan-Bulak voor mezzo-sopraan
en orkest, de Legende von der Entstehung des Buches Taoteking auf dem Weg des Laotse in die Emigration voor
zang en piano en Bilder aus der Kriegsfibel voor
soli, mannenkoor en orkest.
In
1953 en opnieuw in 1957 kwam het tot een boycot van Brechts` stukken in de
BRD. De Westduitse minister van buitenlandse
zaken Heinrich von Brentano
vergeleek de ‘late lyriek van Brecht met Horst Wessel’, waarna Hanns hem terechtwees: ‘Horst Wessel was toch jouw
lievelingsdichter wiens lied jij vaak zong? Je moet je uitspraak corrigeren
hoor!’
Hanns leerde Gisela May kennen op een Brecht-
matinee. Met haar en met de sopraan Irmgard
Arnold volgde een nauwe samenwerking. Vlak voor zijn 60ste
verjaardag trouwde Hanns met Stephanie, die enige jaren eerder naar Berlijn was verhuisd.
In 1959 werd in West-Duitsland voor het eerst Schweyk im Zweiten Weltkrieg opgevoerd, wat een groot succes werd en
vroeg Ernst Busch Hanns om opnames van de teksten
van Tucholsky. Hanns had het te druk om ziek te
zijn, maar kreeg in februari 1960 in Wenen een hartinfarct. Met de bouw van
de muur in 1961 begon de derde Brecht-boycot in de BRD.
De
cyclus Ernste Gesänge voor bariton en strijkorkest
was het laatste werk dat Hanns voltooide, waarbij
hij noteerde dat de zangers ‘vriendelijk, hoffelijk en licht moesten
zingen, zonder valse objectiviteit en uitdrukkingsloosheid’.
Hij stierf 6 september 1962 in Berlijn aan een hartaanval en hij werd
begraven op het Dorotheenstadt-kerkhof, vlakbij Brecht en Helene Weigel. De sopraan Roswitha Trexler (1936- ) heeft ook veel werk van Hanns Eisler uitgevoerd.
9.Mijn
keus uit de liederen van Hanns` Eisler (ligging alt/mezzo):
Jaar van
compositie-
uitgave
|
Titel lied:
|
Tekst van:
|
In
bundel/uitgave van:
|
Mijn
commentaar:
|
1919-
1932
|
Spartakus
|
Richard
Schulz
|
Keenen Sechser in der Tasche
|
ok
(historische
achtergronden!)
|
1926-
1928
|
Der
Graben
|
Kurt
Tucholsky
|
Gisela
May, Ein Porträt in
Noten
Oorspr. oud
volkslied, bewerkt door Eisler
|
mooi
|
1929/30
|
Solidaritätslied
|
Bertolt Brecht
|
In
Lieder nach Texten von Bertolt Brecht
Voor
de film ‘Kuhle Wampe
oder: Wem gehört die
Welt?’
|
ok
|
1931-
1934
|
Das Lied vom S.A. Mann
|
Bertolt Brecht
|
In
Lieder nach Texten von Bertolt Brecht
Voor
een ‘Rode Revue’
|
ok
|
1934/36
|
.Lied
eines Freudenmädchens
(Lied der Nanna)
.Das
‘Vielleicht’-Lied
|
Bertolt Brecht
|
Zehn Lieder aus Die Rundköpfe und die Spitzköpfe, Opus 45 (voor gelijknamig toneelstuk)
|
Bekende
tekst / melodie! (K. Weill)
Mooi
|
1935-
1957
|
Ballade
von der 'Judenhure'
Marie Sanders
|
Bertolt Brecht
|
Hanns Eisler, Ausgewählte Lieder III
|
ok!
(historie!)
|
1935/42
– 1956
|
Hölderlin Fragmente:
Elegie
1943
|
Friedrich
Hölderlin
|
ISMLP
|
niet
zo simpel!
|
1936
|
Deutsches Lied 1937
(Marie,
weine nicht, 1936)
|
Bertolt Brecht
|
Ändere die Welt, sie braucht es
|
x
|
1943-
1956
|
Im Sturmesnacht
|
Bertolt Brecht
|
In
Lieder nach Texten von Bertolt Brecht
Geschreven
na Slag bij Stalingrad
|
ok!
|
1948
|
Aberglauben-Lied
|
Johann
Nestroy
|
Keenen Sechser in der Tasche; oorspr. hoort lied
bij toneelstuk Höllenangst van Nestroy (1848); na verbanning uit VS in Dl. door Hanns opnieuw op muziek gezet
|
x
|
1950
|
Anmut sparte nicht noch Mühe
(Kinderhymne)
|
Bertolt Brecht
|
Ändere die Welt, sie braucht es
(na
eenwording BRD en DDR is een poging gedaan er het gezamenlijke volkslied
van te maaken)
|
x
|
1950-
1959
|
Friedenslied
(Kinderlied)
|
Pablo
Neruda
|
Gisela
May, Ein Porträt in
Noten
|
x
|
1956
|
Von
den Helden Irlands
|
Peter Hacks/
Anna E. Wiede
|
Keenen Sechser in der Tasche; hoort bij The Playboy
of the Western World/ Der Held der westlichen Welt
|
leuk
|
10.Overzicht
van (een aantal van) Hanns` werken op vocaal
gebied/ uitgaves:
|