Georg Philipp Telemann (1681- 1767)
Als motto voor onderstaand verhaal wil ik graag de
woorden van Telemann zelf citeren:
‘Singen ist das
Fundament zur Music in allen Dingen.
Wer die Composition
ergreifft, muß in seinen Sätzen singen.
Wer auf
Instrumenten spielt, muß des Singens kundig seyn.
Also präge man das
Singen jungen Leuten fleißig ein.’
Het verhaal geeft redelijk wat informatie, maar
Telemann`s betekenis wordt wel véél duidelijker met wat meer inzicht in de
politieke en godsdienstige verhoudingen van die tijd. Hiervoor wordt
verwezen naar de reeds door mij beschreven (web-) biografieën van o.a.
Bach, Handel en Steffani. Belangrijk daarbij is het begrip van de enorme
versnippering van het Duitse rijk na 1648, de strijd tussen lutheranisme en
katholicisme en de veroveringslust van buren als Zweden en Rusland .
Daarnaast wordt verwezen naar het artikel over de Verlichting in de 18de
eeuw.
Er is veel ‘primair’ bronnenmateriaal, want Telemann
schreef zelf drie autobiografieën: 1.
in 1718 op verzoek van Mattheson (1), 2. in 1729
in de vorm van een brief van Telemann aan Walther voor zijn Lexicon (2), 3. in 1739 weer voor Mattheson.
Met dit materiaal als basis zijn er inmiddels enorm veel
studies verschenen over zijn leven en werken, maar zoals Nowak &
Eichhorn ook aangeven in hun bundel over Telemann`s Vocale muziek: er vindt
nog steeds heel veel onderzoek plaats,
bijvoorbeeld naar de juiste chronologie van zijn
kerkcantates. Er komen ook steeds meer archiefstukken beschikbaar omdat
veel in de 2de Wereldoorlog als oorlogsbuit meegenomen is vanuit
Duitsland en nu weer terugkomt/ gekomen is en bestudeerd kan worden. Omdat
er ook veel definitief verloren is gegaan tijdens de oorlog zal niet alles
meer duidelijk kunnen worden.
Momenteel zijn in ieder geval meer dan 100 cantates (of
fragmenten ervan) nog niet gedateerd.
Indeling in (muziek)geschiedenisperiodes:
1450 Renaissance
1600 Barok 1760 1815 Romantiek 1910
|
……………. de Verlichting…………………………..
|
1730 Classicisme 1820
(Eerste Weense school)
|
1740
-1780 Stile Galante (Telemann)
1750
Empfindsame stijl (C.P.E. Bach)
(1767-1785 Sturm
und Drang)
|
|
1681
Telemann 1767
|
Verder
:Campra;Corelli;Ariosto;Bononcini; Caldara;Lotti;Veracini; Pisandel
|
tijdgenoten/
inspiratiebronnen:
|
1685 Handel 1759
|
1654 Steffani 1728
|
Leven van Telemann in periodes:
1681
Magdeburg
|
1701 1705 1708
Leipzig Sorau Eisenach
|
1712 -----1721
Frankfurt a/M
|
1721
-------------------------
1767
Hamburg
|
Hoofdstukindeling:
- Korte
biografie van Georg Philipp Telemann aan de hand van de plaatsen waar
hij werkzaam was
- Waarom
was Telemann zo belangrijk in zijn tijd?
- Indeling
van het werk van Telemann.
1. Korte biografie van Georg Philipp Telemann aan de
hand van de plaatsen waar hij werkzaam was:
De familie Telemann behoorde tot de ‘bourgeoisie’. Georg Philipp werd in 1681 in Magdeburg geboren als zoon van de Diaconus
van de Heilig-Geist-Kerk, Heinrich Telemann (1646-1685) en zijn
vrouw Maria Haltmeier (1642-1711). Hij kreeg zijn muzikale opleiding
(viool, fluit, cither, orgel en klavecimbel) van de Magdeburger organist en
cantor Benedikt Christiani. Zijn vader was vroeg overleden en zijn moeder
wilde zijn muzikale neigingen enigszins onderdrukken. Zij stuurde hem
daarom in 1698 naar het gymnasium te Hildesheim, maar daar werd zijn
muzikaal talent juist opnieuw gestimuleerd. Telemann mocht – als lutheraan-
zelfs de organist en cantor van de (katholieke) Sankt Godehardkerk te
Hildesheim vervangen en kon in Braunschweig en Hannover aan
opera-uitvoeringen deelnemen. Op verzoek van zijn moeder ging hij in 1701
naar
Leipzig om
aan de universiteit rechten te studeren. Op weg naar Leipzig kwam hij in Halle in contact met Georg
Friedrich Händel en zij werden
‘vrienden voor het leven’. Al snel schreef Telemann cantates voor de
Leipziger Thomaskirche en besloot uiteindelijk componist te worden. In 1702
stichtte hij een Collegium musicum met studenten, waarvoor hij openbare
concerten organiseerde. In hetzelfde jaar werd hij tot artistiek directeur
van de Leipziger Opera benoemd en kon daar studenten als zanger en
instrumentalist inzetten. Binnen drie jaar had hij al vier opera's
gecomponeerd. In 1704 werd hij ook organist en muziekdirecteur aan de
Nieuwe Kerk (Neukirche). Vanwege dit scala aan activiteiten kreeg hij
problemen met Johann Kuhnau (3), de toenmalige cantor van
de Thomaskirche, die als stads- muziek- directeur verantwoordelijk was voor
de muziek in alle kerken. Kuhnau verweet hem teveel ‘operamusicus’ te zijn,
was boos dat de studenten achter Telemann aan trokken en hem in de steek
lieten en jaloers dat Georg Philipp er wel in slaagde elke week in de
Thomaskirche cantates te laten zingen, terwijl hem dat -om financiële
redenen- niet lukte. Belangrijk is
te weten in deze kwestie dat men in Leipzig bij uitvoeringen van
kerkmuziek voor de instrumentele
bezetting afhankelijk was van ‘vrijwillige burgers’. Blijkbaar kon Telemann
die nu makkelijker aantrekken dan Kuhnau. Uiteindelijk verbood het
stadsbestuur Telemann op het operatoneel te verschijnen.
|
|
|
Het ‘Duitse Rijk’ in de 17de
eeuw
|
Het Heilige Roomse Rijk in de 18de
eeuw
|
met de woonplaatsen van Telemann
|
In 1705 werd hij kapelmeester in Sorau (= Zary, nu in Polen gelegen) aan het hof van Graaf
Erdmann von Primnitz. Het voordeel van Telemann van deze verhuizing was dat
hij hier ‘hofervaring’ kon opdoen en kennis kon maken, meer dan in het
burgerlijke Leipzig, met de Italiaanse opera en Franse orkestsuites. Graaf
Erdmann vroeg hem Franse ouvertures in de stijl van Lully en Campra te
componeren. In Piless (een van de hofdomeinen van Erdmann) kwam Telemann in
contact met Poolse volksmuziek (muziek van ‘barbaarse’ schoonheid- de
‘Stilo Barbaro’). In Sorau maakte
hij kennis met Erdmann Neumeister
(4), van wie hij later teksten als grondslag voor zijn (cantate)composities
gebruikte. Verder maakte hij vanuit Sorau diverse reizen naar Berlijn om
daar kennis te nemen van de instrumentele muziek en de opera aan het hof
aldaar.
In 1708 (maar er is veel discussie over het exacte
jaartal) werd hij kapelmeester
aan het hof van Hertog Johan Willem van Saksen-Eisenach. Deze verzocht hem
ook kerkelijke cantates en muziek voor speciale gelegenheden te componeren.
In Eisenach moet hij wel Johann Sebastian Bach hebben leren kennen, want
diens neef Johann Bernhard Bach was er stadsorganist. In 1709 huwde hij
Louise Eberlin, dochter van de musicus Daniel Eberlin, maar zij stierf in
1711 na de geboorte van hun eerste dochter.
In 1712 werd Telemann benoemd tot kapelmeester aan de
Barfüßer- und Katharinen-Kirche in de
vrije rijksstad Frankfurt aan de
Main. In deze stad kwamen burgerlijke, kerkelijke en hofcultuur samen en
werden de keizers gekroond. Daar werd hij al spoedig tot stedelijk
muziekdirecteur benoemd. Hij leidde
er zes à acht schooljongens op tot koorzangers en componeerde er minstens
vijf cantatecycli (zie voor meer info: ‘indeling werk’). Frankfurt had
helaas voor Telemann geen eigen operatheater. Vanuit de stad maakte hij
regelmatig reizen naar Thűringen en Saksen.
Later dirigeerde hij het Collegium musicum van het
gezelschap «Frauenstein», waarvoor hij orkest- en kamermuziek componeerde
en wekelijks concerten organiseerde. In 1714 hertrouwde Telemann met Maria
Katharina Textor uit Frankfurt die er later vandoor ging met een Zweedse
officier, hem achterlatend met acht zonen, twee dochters en grote schulden.
In 1721 vertrok hij naar Hamburg (wellicht omdat Frankfurt geen operagebouw had) en werd
opvolger van Johann Gerstenbüttel als organist en cantor aan het Johanneum
en muziekdirecteur van vier van de vijf hoofdkerken (St. Petri, Jacobi,
Nicolai, Katharinen en later ook de Michaeliskirche), uitgezonderd de
Domkerk. Hij moest voor iedere zondag twee cantates schrijven, elk jaar een
nieuwe Passie, oratoria voor de wijding van kerken en eenmaal per jaar
‘Kapitänsmusik’ (een oratorium en een serenata) voor de gasten van de
commandant van de stadsmilitie. Hij herstelde het Collegium musicum en werd
in 1722 de artistiek leider van de Hamburgse Opera aan de Gansenmarkt,
waarvoor hij 25 opera's gecomponeerd heeft.
De Verlichting begon
steeds meer invloed te krijgen op de kerkelijke muziekopvoeding (op het
Johanneum): men wilde niet meer vrijwillig deelnemen aan
kerkmuziekuitvoeringen en liever stiekem naar de opera gaan of naar het
(verwarmde) concertgebouw, waar ook nog eens zangeressen optraden, zingend
in Stilo Galante (zie onder)! Telemann moest ze naar school zien te
krijgen, maar begreep intussen hun drang naar nieuwe soorten liederen wel!
Men wilde ook eigenlijk wel betaald krijgen voor het
meewerken aan de uitvoeringen en het ontstaan van solistische concertmuziek
deed een nieuw zelfbewustzijn groeien: Men wilde zich ‘zo duur mogelijk
verkopen’. Het deed er niet toe of het
in kerk, opera of concert was. In Hamburg waren daar echter minder
financiële mogelijkheden voor dan in Frankfurt.
In Hamburg publiceerde Telemann tussen 1725 en 1740 in eigen beheer 43 stukken. Hij graveerde
hiervoor zelf de (koper)platen, verzorgde de advertenties in de kranten en
benaderde inschrijvers. In 1737 ging hij enige maanden naar Parijs, dé stad
der Kunsten! Hij ging, naar men zegt, vooral omdat daar toen ‘illegale’
kopieën van zijn werk gedrukt werden.
De strijd daartegen heeft hij niet kunnen winnen!
In 1740 bood hij de platen van al zijn eigen edities te
koop aan, omdat hij zich de rest van zijn leven wilde wijden aan boeken
over muziektheorie. Vanaf 1755 ging hij, vermoedelijk beïnvloed door
Handel, met wie hij voortdurend correspondeerde (ook over onderwerpen als
zeldzame planten), zich vooral weer bezighouden met het componeren van
oratoria.
Hij stierf ‘in het harnas’, al werkend aan een geestelijke
compositie. Zijn petekind Carl Philipp Emanuel Bach volgde hem op als
muzikaal directeur van de vijf stadskerken. Zijn kleinzoon Georg Michael
Telemann zette zijn muzikale erfenis voort (5).
|
|
|
|
|
|
Steffani
|
Erdmann Neumeister
|
Carl P. E. Bach
|
G. F. Händel
|
G.P. Telemann
|
J. Kuhnau
|
2. Waarom was Telemann zo belangrijk in zijn tijd?
Telemann was tijdens
zijn leven de beroemdste in Duitsland levende componist en musicus. Redenen
hiervoor zijn de volgende:
a. Hij doorbrak de scheidslijnen tussen de verschillende
disciplines: hij was cantor maar schreef ook opera, er waren voor hem geen
grenzen tussen geestelijke en wereldlijke muziek en hij organiseerde veel
openbare concerten waarop muziek, oorspronkelijk voor een bepaalde
doelgroep gecomponeerd, ook ‘en plein public’ werd uitgevoerd.
Hij schreef ‘unieke stukken, dwz. hij hergebruikte
slechts hoogstzelden eerdere composities.
b. Hij verzorgde gedrukte uitgaven van zijn werk waardoor
een enorme verspreiding plaats kon vinden, ook naar Frankrijk en Engeland
c. Hij maakte het makkelijker zijn muziek uit te voeren
door in de gedrukte versies van zijn cantates de partituur te reduceren
- geschikt voor kleine koren en
‘thuisgebruik’- en bij zijn
kamermuziek alternatieve instrumentatie aan te geven.
d. Hij probeerde zoveel mogelijke technische
moeilijkheden te vermijden en legde heel goed uit hoe je bijv. een
versiering moest maken op een instrument, een continuo partij moest spelen
of een recitatief moest zingen.
e. Hij bevocht de rechten van een componist op de
uitvoering van zijn eigen stuk, ook indien het oorspronkelijk voor een speciale
gelegenheid was geschreven. Het moest uitgevoerd worden naar de ideeën van
zijn schepper!
In de 19de eeuw werd Bach ‘herontdekt’ en
ging men neerkijken op Telemann: Een cantor die opera`s schreef: een ‘mode’
componist! Hoewel men zijn werk
nauwelijks kende, deed men het af als oppervlakkig. Pas in de 20ste
eeuw kwam men tot de conclusie dat Telemann`s ideeën gewoon enorm van die
van Bach verschilden en dat ze dus niet vergeleken konden worden. Hij moest
als een voorloper van het Classicisme (6) beschouwd worden.
3. Indeling van het werk van Telemann:
Telemann schreef ongeveer 1200 kerkcantates, 23
passiemuzieken, 5 passieoratoria, 13 psalmmuzieken, 9 wereldlijke cantates
en serenades, 9 kapiteinsmuzieken, 13 motetten en 6 missen, naast zeer veel
instrumentele muziek. Van zijn oeuvre is veel verloren gegaan.
Voor de (papieren) indeling van zijn werk wordt verwezen
naar de New Grove en voor digitale muziekbronnen naar websites met
catalogi.
Mijn focus bij het
beschrijven ligt op de vocale muziek voor alt/mezzo en duetten voor SA(M/A
of A/A). Solomuziek in de alt/mezzo ligging is ruim voorhanden in de
kerkelijke cantates. Voor de seculiere vocale muziek dient nog verder
onderzoek gedaan te worden, evenals voor de duetmuziek (het artikel wordt
t.z.t. hiermee aangevuld).
A. Geestelijke
muziek:
Telemann heeft vele soorten kerkelijke muziek
geschreven, zoals passies, oratoria, missen en vooral veel cantates.
Kerkelijke cantates werden tot in het begin van de 18de
eeuw zelden gepubliceerd. Onder invloed van Erdmann Neumeister (en de
Verlichting), gingen ze bij Telemann lijken op operastukken waarin
recitatieven en (da capo) aria`s werden gecombineerd. De emoties (affecten
zoals bijv. dispositio en elaboratio) konden op deze wijze beter uitgedrukt
worden.
Woorden als hel, angst, wraak en kwelling werden
‘dramatisch’ behandeld; ‘vertrouwen’ en ‘vreugde’ werden lekker lopende
vocale lijnen met eenvoudige begeleiding. In grootschalige werken werd het
middendeel ook ‘prettig’ gehouden: geen overdreven versieringen en
overdadige dissonanten. Belangrijk was dat de melodie ‘duidelijk’ was,
d.w.z. helder en begrijpelijk.
De ‘da capo’ aria werd gezien als een middel om bepaalde
stukken tekst goed duidelijk te maken en niet als een zondige, wereldse
truc.
Het recitatief mocht niet te lang zijn en ook niet te
snel worden voorgedragen. Ritme en melodische lijn waren - in tegenstelling
tot bij Bach- ondergeschikt aan de
declamatie.
Alle kerkelijke cantates hebben wel een nummer gekregen,
maar dat is slechts een alfabetische ordening op de eerste zin. Het nummer
zegt dus niets over de ontstaansperiode. Zeker honderd cantates zijn nog
niet qua tijd te plaatsen (zie ook noot 8).
Er zijn minstens 13, met name genoemde, jaarcycli
waarbij in elke jaargang de 72 cantates een zeker aantal stilistische
elementen gemeenschappelijk hebben. Maar ook blijkt dat een cantate voor
een bepaalde zondag meer overeenkomsten kon hebben met die van dezelfde
zondag in een andere cyclus, dan met de overige zondagen in de ‘eigen’
cyclus.
Tussen 1710 en 1714 – dus reeds in Eisenach- begon Telemann met deze cyclus
opzet: Een Französische Jahrgang
ontstond o.a. in 1714/ 1715, met -bewust of onbewust toevoegen van- elementen
uit de Franse opera en een Concertirende- en Sicilianischen- Jahrgang, met
Italiaanse stijlelementen (o.a. in 1716 / 1717, 1719 / 1720, 1727 /
1728) (7).
Tijdens zijn verblijf in Frankfurt voltooide hij zeker
vijf cycli, maar ook na zijn verhuizing naar Hamburg bleef hij jarenlang
nieuwe jaargangen schrijven voor Frankfurt om het burgerschap van die stad
te kunnen behouden. In het archief van Frankfurt bevinden zich dus heel
veel cantates, maar het is soms onduidelijk bij welke cyclus die behoren
(8).
Der Harmonische Gottesdienst, een Hamburgse cantatecyclus uit
1725-26, waarin veel cantates zijn opgenomen voor ’mittlere Stimme’ werd
door Telemann zelf uitgegeven (9).
Volg deze link
voor een overzicht van Telemann`s sacrale vocale muziek.
B. Seculiere
vocale muziek:
Naast opera schreef Telemann zoals al eerder vermeld,
serenades, liederen en seculiere cantates.
Sommige kleine seculiere cantates (van voor 1740)
vereisen opera virtuositeit, anderen zijn simpel en lijken meer op volksmuziek.
Telemann vond dat een lied ‘comfortabel zingbaar moest zijn, zonder
extremiteiten en virtuositeit, bij de tekst moest passen en bij alle
verzen’. Verschillende teksten eisten dus bijpassende soorten melodie en
begeleiding.
Naar geschikte cantates, liederen of opera-aria`s voor
de mezzo/ alt stem moet, zoals gezegd, nog onderzoek gedaan worden.
Volg deze link
voor een overzicht van Telemann`s seculiere vocale muziek.
C. Instrumentele
muziek:
Hij werd daar vooral geprezen als brenger van ‘een
nieuwe wind’ en vanwege zijn bijdrage op het gebied van het uitgeven van instrumentele
muziek voor de amateur. Voor veel instrumenten was tot die tijd nog geen
‘eigen’ solomuziek geschreven. Altviool, contrabas en cello - nu
‘gelijkberechtigd’ aan fluit en viool- , maar ook andere instrumenten
werden flink door hem bedeeld! Alleen het orgel kreeg relatief weinig
aandacht. Daarnaast schreef Telemann de eerste strijkkwartetten.
Hij gebruikte vaak ritmes uit de Poolse en Moravische
volksmuziek.
De ‘galante’ stijl (Stile Galante) ( 10) kreeg, dank zij
hem, vorm: een simpele melodie met duidelijke verdelingen en een
transparante structuur, waarin de begeleiding een ondergeschikte rol
speelt.
Onderstaand ‘chronologisch’ overzichtje (van blokfluit- muziek in mijn bezit) zal in de
toekomst zeker nog aangevuld worden
Jaar:
|
|
Opgedragen aan:
|
Solomuziek + klavecimbel:
|
Soort
fluit
|
niv.
|
Commentaar:
|
Uitgever/uitgeverij:
|
Nr.
|
Mijn mening
|
1716
|
TWV
41
|
|
Die kleine Kammermusik-
6 Partiten
(1)B1;(2)G2;(3)c1;(4)g2;(5)e1;(6)Es1
|
S of T
|
B+
|
Gedrukt in Frankfurt
|
W. Hess; Amadeus
|
BP2400
|
|
1716?
|
TWV
41
|
|
Sechs neue Sonaten 1-3 (g-moll TWV 41: e11;B-durr TWV 41: G11;
g-moll TWV 41: e10)
|
A
|
B+
|
Uit ongedateerd manuscript; oorspr. voor dwarsfluit;Franse
invloed; wellicht ook ca. 1716
|
M. Nitz; Amadeus
|
BP932
|
x
|
1728-
1729
|
TWV
41
|
|
Hortus Musicus : Vier
Sonaten: F-dur TWV 41: F2; B-dur TWV 41: B3; f-moll TWV 41: f 1; C-dur
TWV 41: C2
(Getreue Musikmeister:
1, 36, 56)
|
A
|
B+
|
|
J. Dietz Degen;
Bärenreiter
|
1963
|
|
1728+
1730
|
TWV
34
|
|
Ausgewählte Menuette
|
S
|
B
|
|
W. Woehl, Bärenreiter
|
B977
|
|
vóór
1735
|
TWV
55:a2
|
|
Suite A moll (no. 1- 7)
|
A
|
B+
|
Oorspr.:fluitsolo met strijkorkest en klavecimbel
|
L. Salter; Peters &
Hinrichsen
|
882a en b
|
x
|
1740
(of
eerder
|
TWV
41
|
|
Zwei Sonaten (aus den
‘essercizii musici’) :
d-Moll 41: d4
C-Dur:41: C5
|
A
|
B+
|
|
W.Woehl; Rieter-
Biedermann
Peters (4551)
|
11323
|
x
|
|
|
|
.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Solomuziek +(alt)viool +klavecimbel (of cello)
|
|
|
|
|
|
|
1728-
1729
|
TWV
42:C1
|
|
Triosonate C- dur : 2
blokfluiten (violen) + b.c. (Der getreue Musikmeister -34)
|
A
|
G
|
(cf. Fr.klavecinisten en m.n. Rameau; ) delen met vrouwennamen: óf
een opdracht of weergave van
karakteristieken
|
D.Degen; Bärenreiter
|
HM 10
|
x
|
1739-
1740
|
TWV
42:a4
|
|
Triosonate a moll aus den ‘essercizii musici’, blokfl, viool +
b.c.
|
A
|
G
|
|
W.Woehl;
Rieter-Biedermann
(Peters: )
|
11382
(4560)
|
(x)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Duetmuziek
(zonder klavecimbel)
|
|
|
|
|
|
|
1727
|
TWV
40
101-106
|
G. Behrmann & P.D. Toennies
(amateur-musici te Hamburg)
|
Six Duets for Two Alto Recorders, First Book: 1-3 ((1)F; (2)Bb;(3)C)=
gelijk aan:
|
AA
|
B+
|
|
Hargail Music Press
|
EN106
|
|
Sechs Sonaten für zwei Altblockflöten ohne Bass, I: 1-3
+Sonata IV
|
AA
AA
|
B+
|
|
W.Michel; Amadeus
Amadeus
|
BP2426
BP2427
|
x
|
|
?
|
|
Sonate B-Dur
|
AA
|
B+
|
|
Schott
|
|
mooi
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Niveau: B= beginner; B+=moeilijker;
G=gevorderd x: nog doen ; ‘zonder mening’:
reeds gespeeld; gewoon goede muziek
|
D. Theoretische
verhandelingen:
Hij schreef deze voor de amateur om compositie en uitvoering
meer toegankelijk te maken ( bijv. Singe-
Spiel- und Generalbass-Űbungen). Verder gaf hij het eerste Duitse
muziektijdschrift uit, de Getreue Musik
Meister.
|