ERIK SATIE (1866- 1925)
Over/
van Satie is redelijk veel bekend, mede vanwege (de publicatie van) zijn
aantekeningen, commentaren, ‘causerieën’ en artikelen.
Onderstaand
artikel heeft geenszins de pretentie een volledig beeld te scheppen van
zijn persoon.
Het
leven van Erik Satie was nauw verbonden met dat van componisten als Poulenc
en Milhaud. Zie voor meer info hierover hun reeds eerder gepubliceerde
biografieën.
I.
Biografie
II.
Zijn werk
A. Algemeen
B. Indeling in
periodes
C. Overzicht van de
Mélodies et Chansons (de Caf`Conc`) voor s/m/a.
I.Biografie:
Éric Alfred Leslie Satie werd in
1866 geboren te Honfleur als zoon van de scheepsbevrachter en behoorlijk
muzikale Alfred Satie en zijn eveneens muzikale, Schotse vrouw Jane Leslie
Anton. Na de Frans- Duitse oorlog van 1870 verhuisde de familie naar
Parijs, waar Éric`s moeder twee jaar later stierf. Hij werd toen, met zijn
broertje Conrad, teruggestuurd naar zijn grootouders in Honfleur.
Van
1874 tot 1878 volgde hij daar muzieklessen bij Monsieur Vinot, organist van
de Saint- Léonardkerk. Nadat zijn oma in 1878 overleden was, keerde Éric
weer terug naar Parijs, waar zijn vader in hetzelfde jaar trouwde met de
pianiste- componiste Eugénie Barnetche, aan wie Éric een hekel had.
Hij
studeerde vanaf 1879 –op instigatie van Eugénie- aan het Conservatoire
national supérieur de musique in Parijs. In 1882 werd hij vanwege zijn
zwakke prestaties in de voorbereidingsklas voor piano uitgeschreven, maar
vanaf 1883 bezocht hij als gaststudent harmonie- colleges bij Antoine
Taudou.
In
1885 studeerde Éric, die zich nu Erik noemde, opnieuw aan het
Conservatoire, nu in de pianoklas van George
Mathias, maar deze vond al snel dat hij te weinig capaciteiten had en
slecht van blad kon lezen. Zijn beste vriend op dat moment was de Catalaan Patrice (J.P.) Contamine de Latour (1). Het voordeel van zijn nieuwe
conservatoriumstudie was dat hij nu maar één jaar in vrijwillige dienst hoefde
in plaats van vijf jaar verplicht. Bij de infanterie ingelijfd liep hij een
bronchitis op die maar moeilijk genas en na vijf maanden werd hij ontslagen
van zijn militaire verplichtingen.
Zijn
vader die op dat moment al enige tijd bezig was een muziekuitgeverij op te
zetten (voor liederen van zijn vrouw, van zichzelf en allerlei ‘café-
concert’ genres), publiceerde in dat jaar vijf liederen van zijn zoon en
van De Latour.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Erik
als
kleuter
|
Alfred
Satie
|
Erik
student Conserva-
toire
|
G.
Mathias
|
P.
Contamine
de
Latour
|
Montmartre
ca. 1900
|
Le Chat Noir
|
Auberge du Clou
|
dansers
van Martha Graham op ‘Gnossiennes’
|
In
1887 vertrok Erik naar Montmartre, toen nog aan de rand van Parijs
gelegen. Dat gebied had veel cafés en cabarets en telde dus vele
kunstenaars: acrobaten, kunstschilders, muzikanten en schrijvers. Satie
genoot zeer van de stimulerende sfeer in deze omgeving.
Hij
werkte er als cabaret- en barpianist, meestal in Le Chat Noir (zie ook noot 14), waar hij als
‘gymnopédiste’ werd geïntroduceerd door Vital Hocquet, vlak voor dat hij
-in 1888- zijn Gymnopédies schreef. Hij
raakte er o.a. bevriend met Alphonse Allais, hoofdredacteur van het
gelijknamige weekblad ‘Le Chat Noir’. Later trad Satie vooral op in de Auberge du Clou.
In
1889 ontmoette hij in de Auberge du Clou Joséphin Péladan, de grootmeester van de -onlangs door deze
opgerichte- Orde van de Rozenkruisers en groot Wagner bewonderaar (2).
Aangetrokken door de spirituele ‘Middeleeuwse’ mengeling van religie,
mystiek en cultus, werd Erik de huiscomponist van deze Orde, die het
katholicisme verdedigde en Kunst zag als ‘essentiële expressie van het
katholieke geloof’. In 1892 kwam er een einde aan deze betrekking, omdat
hij uiteindelijk een andere muzikale voorkeur koesterde. Hij stichtte een
eigen kerk, de ‘Église
métropolitaine d’art de Jésus-Conducteur’, waarvan hij zelf maître
de chapelle en enige gelovige was, al bleef hij nog wel enige tijd lid
van de Rozenkruisers.
In
1891 kwam hij, ook via Vital Hocquet, in contact met Claude Debussy en er ontwikkelde zich een levenslange, maar
niet altijd eenvoudige, vriendschap tussen hen. Deze relatie heeft in
Debussy's werk vele sporen achtergelaten. Voor Satie betekende dat het
einde van zijn isolement, maar bij het groter worden van Debussy's naam als
componist, verdween voor de buitenwereld Satie meer en meer in diens
schaduw (3). Erik ging ca. 1891 voor het eerst samenwerken met Vincent Hyspa. Ook Maurice Ravel
leerde hij goed kennen, evenals Charles
Koechlin en nog veel anderen, zoals de illustrator en cartoonist Jules Dépaquit, Léon- Paul Fargue,
Toulouse- Lautrec en Augustin Grass- Mick.
In
1893 kwamen zijn Vexations tot
stand: de Bezoekingen, waarin hij
afrekende met het onderwijs aan het Conservatoire (4). In hetzelfde jaar
begon ook zijn kortstondige affaire met het model (en de latere
naaktschilderes) Suzanne Valadon
(5). Zij verhuisde naar een kamer in de Rue Cortot, die aan die van hem
grensde. Hij werd geheel door haar geobsedeerd en noemde haar
zijn ‘Biqui’. Zes maanden later echter verliet ze hem, waarna ze
introk bij Paul Moussis. Met Bonjour,
Biqui, Bonjour nam Satie definitief afscheid van haar.
Als
hij over wat geld beschikte –zoals dat zeker rond 1895 het geval was- dan
trakteerde hij zijn vrienden royaal. Zij slaagden er echter, in
tegenstelling tot Satie, langzamerhand in professionele, beter betaalde
carrières op te bouwen, terwijl hij na 1896 zijn maaltijden regelmatig‘bij
elkaar moest scharrelen’.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Sâr
Péladan
|
Voorkant
van Sonneries de la Rose+ Croix;
uitgegeven door de Rozenkruizers
|
Église
métropolitaine
d’art
de Jésus
Conducteur
|
C.
Debussy
|
C.
Koechlin
|
M.
Ravel
|
Vincent
Hyspa
(14)
|
Suzanne
Valadon
|
Satie
door
Valadon
|
Bonjour,
Biqui, Bonjour
|
Ondertussen
veranderde Montmartre van karakter: het verloor het rustieke dorpskarakter en
werd berucht vanwege grootschalige prostitutie. Le Chat Noir sloot in 1897
en nieuwe cabarets werden geopend, meer naar het zuiden, op veiligere
plekken.
Satie
trok vanwege enorm geldgebrek in 1898 ook naar het zuiden: hij laadde zijn
spullen op een handkar en ging in de rue Cauchy no. 22 (nu 34) te Arcueil-
Cachan wonen. De ‘Maître d`Arcueil’ verbleef er, hoewel hij nog regelmatig
financiële steun van zijn broer Conrad kreeg, in kommervolle omstandigheden
tot zijn dood.
Hij
knipte zijn lange haar af, deed afstand van zijn ‘bohemien’ attributen en
veranderde in een ‘respectabele gentleman (bourgeois)’: het werd het begin
van de periode waarin hij het meest ongelukkig was en naar eigen zeggen
‘rudes saloperies’( ‘damn rubbish’) schreef. Elke dag liep hij naar
Montmartre om daar te werken als café- concert pianist, waarbij Vincent
Hyspa er voortdurend op moest letten dat Satie niet te veel dronk om hem
nog te kunnen begeleiden. De Trois
morceaux en forme de poire
(1890- 1903) (6) zijn een weerslag van deze periode. Ze bestaan grotendeels
uit arrangementen van cabaretliedjes. Zijn muziek werd nog eenvoudiger,
kaler, en in tegenstelling tot zijn vroegere stukken zeer regelmatig,
‘klassiek’ van zinsbouw.
In
1905 – Satie was toen 39 jaar- zette hij een zeer moedige stap en ging
alsnog contrapunt, fuga en orkestratie studeren aan de Schola Cantorum
bij Vincent d`Indy en Albert Roussel. In dezelfde tijd
bezocht hij nog steeds regelmatig het Cabaret des Quat`z- Arts, waar hij
voor componeerde en waarin hij optrad met Vincent Hyspa. Ook deed hij ca.
1908 vrijwilligerswerk voor een radicaal- socialistische organisatie in
Arcueil, de ‘Patronage laïque’ (wellicht contrapunt lessen of een
kinderkoor?)
Een
aantal muziekstukken die hij na zijn studie schreef, zijn vele jaren na
zijn dood alsnog gepubliceerd, hoewel Satie er bewust voor had gekozen ze
niet uit te geven.
Op
4 juli 1909 werd hij benoemd tot Officier van de Académie Française vanwege
zijn verdiensten voor de gemeenschap van Arcueil.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Satie:
‘Velvet
Gentleman’
(1895)
|
de
woning in
Arcueil-
Cachan
|
Satie
ca.1900
|
Trois
morceaux en forme de Poire
|
diploma
van de Schola
Cantorum
(1908)
|
Vincent
d`Indy
|
Albert
Roussel
|
Erewijn
aangeboden
t.g.v.
benoe-ming 1909
|
Ricardo Viñes
|
Jean
Cocteau
|
Debussy
en Ravel zetten zich vanaf 1911, op concerten van de Société Musicale
Indépendente (SMI), voor Saties werken in. Ravel had de SMI opgericht
om de grote invloed van Vincent d`Indy in de Sociéte Nationale te
bestrijden en hij wilde vooral de betekenis van Satie`s werk van vóór zijn
studie aan de Schola benadrukken. Daarbij wilde Ravel ook aangeven dat
Debussy en hijzelf allebei in feite geleerd hadden van (de vroege) Satie en
dat hijzelf niet een ‘debussyste’ was. Zo kreeg Satie voor het eerst enige
waardering bij het ‘grote’ publiek.
In 1913 speelde Ricardo Viñes
voor het eerst zijn muziek in een recital, waarmee Satie`s carrière als het
ware een stempel van goedkeuring kreeg.
In
1915 hoorde de schrijver Jean Cocteau
een uitvoering van de Trois morceaux door Satie en Viñes en via de
kunstschilderes
Valentine Hugo kwam
Satie in nauwer contact met hem.
De
eerste uitvoering van het ballet Parade (voor
orkest en typemachine) – in 1917 veroorzaakte een schandaal. Daarmee
was in één klap Satie`s reputatie als componist gevestigd. Satie schreef
het ballet samen met Cocteau en Picasso, voor de Russische impresario Djagilev, leider van
de Ballets Russes. Alhoewel zij verschillen van inzicht hadden tijdens
de creatie van hun gezamenlijke ballet, zette Cocteau zich in toenemende
mate in voor de muziek van Satie en hij droeg met zijn geschriften ertoe
bij, dat Satie bij het publiek steeds bekender werd. In 1918 noemde hij
diens muziek in zijn ‘Le coq et l'arlequin’ als dé moderne en
zelfstandig Franse muziek.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Valentine
Gross (Hugo)
|
Parade-
van Cocteau- Satie en Picasso
|
Picasso
ontwierp
kostuums
voor Parade
|
Pablo Picasso
|
voorbeelden
tekenkunst
Satie
|
D.
Milhaud
|
F.
Poulenc
|
Groupe des Six
|
Henri
Sauguet
|
Zo
werd het werk van Satie na de Eerste Wereldoorlog tot een
voorbeeld voor de nieuwe oriëntatie van de Franse muziek. Hierna
interesseerden zich ook jonge musici steeds meer voor zijn muziek, onder
meer George Auric, Darius
Milhaud , Francis Poulenc, Germaine
Tailleferre, Arthur Honegger en Louis Durey. Zij werden al
spoedig door het publiek als leerlingen van Satie gezien en benoemd als
de ‘Groupe des Six’. Satie
zelf zag zich niet als koploper van een school; hij wees elke aanhang en de
daaruit volgende dwang af.
Satie
behoorde ook tot de groep rond Léon- Paul Fargue die ‘Potassons’ werd genoemd en die bijeenkwam in de winkel van
Adrienne Monnier om Fargue`s grappige én obscene verhalen te
beluisteren(15). Volgens Adrienne had deze groep in de periode 1918- 1923
veel invloed. Potassons waren volgens
haar: (A) ‘Variety of the human species that is distinguished by its
kindness and its sense of life..etc.’
Fargue`s
‘chanson de chat’ -op muziek gezet door Satie in 1923 op
verzoek van Comte Étienne de Beaumont (16) - werd door de Potassons
geadopteerd als ‘Marche des
Potassons’.
|
|
|
|
|
|
|
De
Potassons: van l. naar r.:
Valery Larbaud, Fargue,
Marie Monnier, Sylvia Beach, Adrienne Monnier
|
De
boekwinkel van Adrienne Monnier; r: Adrienne en Sylvia Beach; hun
boekwinkels in Quartier Latin waren belangrijke plaatsen voor de
(internationale) schrijvers in die tijd
|
Marie Monnier was o.a.
borduurster;
ze was de maîtresse van Fargue en
illustreerde
zijn Ludions
|
andere
Potassons:
-Valery
Larbaud
|
-Thérèse
Bertrand-
Fontaine
|
Schilderij
van -Jean Gabriel
Daragnès
|
In
1923 vormde zich, dankzij Milhaud, een andere groep jonge componisten rond
Satie: ‘L `École d`Arcueil’, bestaande uit Cliquet- Pleyel, Desormière,
Maxime Jacob en Henri Sauguet.
Satie`s gezondheid verslechterde inmiddels steeds verder, met name vanwege
zijn forse alcohol- inname. Uiteindelijk zou hij dan ook in het ziekenhuis
aan leversclerose sterven.
In
de laatste jaren van Satie`s leven was de reeds genoemde Comte Étienne de Beaumont zijn
belangrijkste opdrachtgever. Deze erfde na de dood van zijn ouders het
ouderlijk huis, Hôtel de Masseran in Rue Masseran in Parijs.
In dit grote herenhuis gaf de Beaumont spraakmakende feesten. In 1924
startte hij met hulp van Jean Cocteau en de balletdanser en choreograaf
Léonide Massine onder de titel Les Soirées de Paris met ballet-
en theatervoorstellingen in het Théâtre de la Cigale op
de Boulevard de Rochechouartin in Montmartre.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Étienne
de Beaumont; rechts de presentatie door hem van Satie`s ballet Mercure,
met kostuums van Picasso
|
het
graf van
Satie
in Arcueil
|
John Cage
|
Reinbert de Leeuw
speelt Satie
|
De
consequentheid waarmee Satie zich steeds hermetischer voor de buitenwereld
afsloot, maakte het zelfs voor zijn beste vrienden vrijwel onmogelijk
contact met hem te blijven onderhouden. De minste faux- pas kon een
onherstelbare breuk veroorzaken. Dit overkwam onder velen ook Poulenc, toen
deze bevriend raakte met een criticus voor wie Satie slechts verachting
had. Poulenc werd aan zijn sterfbed geweigerd met de woorden: ‘Il faut être
intransigeant jusqu'au bout’.
Milhaud,
die Satie tot het einde toe trouw bleef, beschreef hoe hij met enkele
andere vrienden na Satie`s dood de kamer, waarin hij ruim vijfentwintig
jaar geleefd had en waarin hij nooit iemand had toegelaten, aantrof. Er
bleek, behalve twaalf dezelfde ouderwetse, nog ongedragen corduroy pakken,
niets van enige waarde aanwezig te zijn. Een armzalig bed, een oude tafel
en stoel en een kapotte piano waren zijn enige bezittingen. Overal lagen
stapels oude kranten, wandelstokken en versleten hoeden; een paar
sigarendozen bevatten enkele duizenden stukjes papier met curieuze
inscripties en tekeningen. Achter de piano vond Milhaud verscheidene
composities, waarvan Satie zelf overtuigd was dat hij ze vele jaren eerder
in de bus had laten liggen.
II.
Zijn werk:
A.Algemeen:
Satie,
die ook wel de Picasso van de muziek wordt genoemd, schreef muziek voor
theater en ballet, en componeerde daarnaast veel pianomuziek.
Zijn composities worden getypeerd als origineel, humoristisch, vaak bizar,
en minimalistisch.
Beïnvloed
door de middeleeuwse muziek en bouwkunst componeerde hij voornamelijk
volgens het principe van de bouwdoos, waarmee hij een oplossing vond voor
het probleem van zijn geringe muziektheoretische kennis. Hij gebruikte
enkele geprefabriceerde elementen, die hij toepaste, onafhankelijk van
conventionele parameters als melodie, ritme en harmonie. Zonder vaste
reeks, vrij inwisselbaar en herhaalbaar, volledig of gedeeltelijk, kon
ieder van deze elementen op verschillende toonhoogten aaneengeschakeld
worden. Hij noemde zichzelf aanvankelijk liever ‘phonométrographe’ (=iemand
die geluiden meet), dan musicus.
Door zijn toepassing van vrij gecombineerde en repetitieve elementen liep
Satie in de jaren 1890 vooruit op een techniek die pas in de tweede helft
van de twintigste eeuw belangrijk zou worden, namelijk in de seriële
muziek en de aleatorische muziek (7). Zijn aanpak stond in scherp
contrast met de monumentale, gewichtige compositiestijl van de late
romantiek, speciaal met de muziek van Richard Wagner.
Satie
streefde naar een toneelmuziek die niets anders zou zijn dan decor,
klinkende sfeer. In 1918 deed hij voor het eerst een poging om dit idee in
zijn symfonisch drama Socrate te realiseren. Hij zelf sprak in 1920
van een Musique d`ameublement
(meubilerings-muziek). Doordat de muziek niets dan klankachtergrond is, die
men uitsluitend oppervlakkig of überhaupt niet waarneemt, worden
verdubbelingen tussen actie en muziek vermeden. De actie staat op de
voorgrond; de muziek is onafhankelijk van welk detail dan ook, maar roept
de sfeer van een scène op.
Satie
gaf zijn pianostukken titels als ‘Op een boot’, ‘Over een
lantaarn’ of ‘Over een helm’ en verfraaide de partituren van deze
composities met allerlei geschreven opmerkingen, waarmee hij de uitvoerder
aanmoedigde een verhaal te vertellen met zijn muziek.
Satie
heeft ook veel (artikelen) geschreven, aanvankelijk onder de pseudoniemen
Virginie Lebeau en François de Paule, maar later onder eigen naam.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Jane Bathori
|
P. Darty
|
Empire Theater
of Varieties:
Leicester Square
|
L`Empire-
en latere Étoile- Palace in de Avenue de Wagram,
geremodelleerd
naar
het
Empire Theater
|
Lilly
Elsie
(geb.
Elsie Hodder)
|
La
Diva de l`Empire: wellicht werd daarmee Lilly Elsie bedoeld
|
De
oorspronkelijke cakewalk
|
Greenaway
Hat
|
Bonnaud en Blès
|
B.Indeling in
periodes:
Zijn
oeuvre laat zich grofweg naar tijdsperioden indelen: Vanaf 1884 ontstonden
vooral vroege pianowerken en de Rozenkruiser- stukken. In het midden van de
jaren 1890 volgde muziek voor het café en het cabaret. Na afloop van zijn
contrapuntstudies in 1908 componeerde hij opnieuw hoofdzakelijk
pianomuziek. Vanaf 1916 volgde de fase van veelvoudige producties, waaronder
balletten, piano- en filmmuziek, liederen en het symfonisch
drama Socrate.
Alfred
Cortot (8) maakte het volgende onderscheid: ‘la période du mysticisme et
des influences médiévales (1886-1895),
la
période de mystification et d'excentricité (1897-1915), la période de la
musique d'ameublement (1916-1925).’
De
Amerikaan John Cage wees in de jaren 40 op de moderniteit van Satie en gaf
daarmee de aanzet voor een hernieuwde aandacht voor Satie`s werk. In
Nederland heeft Reinbert de Leeuw
eind jaren zeventig en daarna begin jaren negentig (en tot op de dag van
vandaag) erg veel gedaan om Satie’s ‘musique d’ameublement in
Nederland bekend te maken.
Voor
info over alle werken/ uitvoeringen zie:
http://www.durand-salabert-eschig.com/formcat/catalogues/satie_erik.pdf.
Het boek van
Robert Orledge bevat ook een zeer uitgebreide catalogus van Satie`s
composities.
C.Overzicht
van de Mélodies et Chansons (de Caf`Conc`) voor s/m/a.
|
|
M;elodies et chansons:
Hymne ; Trois
melodies de 1886 ; Trois autres melodies; Trois poemes
d'amour
Trois melodies de
1916; Ludions ;
Tendrement ; Chez
le docteur ;
L'omnibus-automobile; Trois
melodies sans paroles; Allons-y chochotte ; Je te veux;
La diva de l'empire
|
|
|
Neuf chansons de cabaret et de caf' conc’
(1899-1909) (14): Oeuvres
inédites et posthumes:
Un Diner A L'Elysee; Le
Veuf; Petit Recueil des Fetes: (Le Picador es Mort); Sorcière; Enfant
Martyre; Air Fantome; Imperial Oxford (sans paroles); (J`avais un Ami);
La Chemise (17)
Links:
J. Dépaquit en als Don Quichotte
|
|
Jaar:
|
|
Titel lied/ cyclus
|
Op tekst van
|
Opgedragen
aan/ in opdracht van:
|
Opmerkingen:
|
Stem-
soort
|
Uitgave bij
|
Beoordelingen
|
G.J
|
P. B
|
Ik:
|
1886- 1895:
la période du mysticisme et des influences médiévales (8)
|
|
|
|
|
|
|
|
1886
|
|
Elégie
|
Contamine
de Latour
|
Céleste
Le Prédour
|
No
2. In Trois Mélodies de 1886
van Salabert 1968; Publ. Alfred Satie, 1887
(
als ‘op.19’)
|
s/m
|
Salabert
|
|
|
E
|
1886
|
|
Trois
mélodies:
1.
Les Anges, 2. Les fleurs,
3.
Sylvie
|
Contamine de Latour
|
1.Ch.Levadé,
2.
comtesse
Gérald de Marguenat, 3.Mdm. Olga Satie
|
Publ. Alfred Satie, 1887
(als ‘Op.20’); no. 1,3 in Trois Mélodies de 1886, Salabert
1968; no 2 in Trois Autres Mélodies
(no3) in Salabert 1968
|
s/m
|
Salabert
|
|
|
|
1887
|
|
Chanson
|
C. de Latour
|
Valentine de Bret
|
Publ.
Alfred Satie 1888 (als ‘Op. 52’);
no 1 in Trois Autres Mélodies, Salabert
1968; Vlgs. Steven
Moore Whiting (p.66) is Chanson meer een chansonnette van het café-
concert
|
s
|
Salabert
|
M
|
|
|
1891
|
|
Hymne pour le ‘Salut
drapeau’ du 'Prince De Byzance’
|
Joséphin
(Sar) Péladan
|
de
Rozenkuizers
|
Vermoedelijk
het moeilijkste lied van Satie om uit te voeren (G.J)
|
s
|
Salabert
|
|
|
|
1893
|
|
Bonjour Biqui,
Bonjour
|
E.
Satie
|
Suzanne
Valadon
|
|
s
|
Internet
|
|
|
|
1897- 1915: la période de
mystification et d'excentricité
|
|
|
|
|
|
|
|
1899-
1909
(14 en
16)
|
|
*Neuf chansons de cabaret et de caf' conc’: Oeuvres inédites et posthumes:
1.Un Diner A L'Elysee;2. Le Veuf; 3.Petit Recueil des Fetes: (a. Le
Picador es Mort); b. Sorcière; c. Enfant Martyre
(sans paroles); d. Air Fantome 4.Imperial Oxford (sans paroles);5.
(J`avais un Ami); 6. La Chemise
|
Vincent
Hyspa
(1
t/m 3)
Contamine
de Latour (4)
Onbekend
(Satie?) (5)
Jules Dépaquit (6)
|
voor
uitvoering door Hyspa (1-3)
5.
Paulette Darty(?)
6.
Paulette Darty
|
Satie
begeleidde Hyspa op de piano bij deze liederen
3=
harmonisch zeer gewaagd
4:
zeer syncopisch cf. de Parijse ‘cakewalk’ mode
|
1=a
2a=s
2b=a
3a=s
3b=a
(3c=s)
3d=s
(4=a)
5=m
6=s
|
Salabert
|
|
|
x
5=E
|
1897
1903
|
|
Je te veux
(9)
(uit 1897- 1902?)
|
Henry Pacory
|
Paulette Darty
(10)
|
Oorspr.
voor een man geschreven (G.J. p. 462)- zie noot 9; wals
|
s/m
|
Salabert
|
|
|
M
|
ca
1902
|
|
.Tendrement
.L`Omnibus
automobile
|
Vincent
Hyspa (14)
|
|
Oorspr. titel: ‘Illusion’; wals
|
s/m
a
|
Salabert
|
|
|
M
x
|
ca 1903
|
|
Chez le docteur
|
Vincent Hyspa
|
|
|
a
|
Salabert
|
|
|
x
|
1904
|
|
La Diva de L `Empire
(11)
|
D.Bonnaud, N.Blès
|
Paulette
Darty
|
‘Stand-
walk’; Gepubliceerd als ‘marche chantée’ maar in feite een ‘cakewalk’ (=
dans oorspr. afkomstig uit Zuiden van V.S.); woorden vaak in combi Frans-
Engels; cakewalk was toen al grote hit in Parijs; de pasjes zijn hier
niet gespecificeerd; ‘alleen ‘machine- achtig’
|
s/m
|
Salabert
|
M(?
|
|
E
|
1905
|
|
Trois Mélodies sans paroles:1.Rambouillet, 2.Les
oiseaux, 3. Marienbad
|
Onbekende
auteur
|
|
2.
en 3. Hebben wel woorden in andere versies (Moore Whiting p. 239- 243)
|
3=
a
|
Salabert
|
|
|
|
1906
|
|
Allons-y
chochotte
|
D.
Durante
(verm.
een pseudoniem)
|
Paulette
Darty
|
Verraderlijk
voor niet-Fransen! (G.J. p.463); geschreven als oefening? (Moore Whiting
p. 320)
|
s
en
a
|
Salabert
|
|
|
|
1906
|
|
Chanson
Médiévale
|
Catulle
Mendès
|
|
geschreven
als oefening op de Schola Cantorum
|
|
Salabert
|
|
|
|
1907
|
|
Psitt!, Psitt!
|
E. Depré en/of J.Bousquet
?
|
|
Uit
Revue: Chapeau!, Chapeau- P. Darty
Moore
Whiting p. 326 e.v. geeft verschillende variaties
|
s/m
|
niet
gepubliceerd?
|
|
|
|
1914
|
|
Trois
Poèmes d`Amour
|
E.
Satie
|
Henri
Fabert
|
(oorspr.
versies in çabaret stijl)
|
(t)a
|
Salabert
|
|
|
M
|
1916- 1925: la période de la musique d’ameublement
|
|
|
|
|
|
|
|
1916
|
|
Trois
mélodies de 1916:
1.La
Statue de bronze
2.Dapheneo
3.Le Chapelier (d`Après
Álice au Pays des Merveilles)
|
Léon-Paul Fargue
M. God (12)
René Chalupt
|
Jane Bathori
Emile Engel
Igor Strawinsky
|
Jane
Bathori en Emile Engel waren een samenzingend echtpaar;
La
Statue is voor eerste helft ‘café-concert achtig; laatste deel dromerige
‘mélodie’
Daphénéo:
prose- poem
|
s/m
|
Salabert
|
E
|
E
|
1,2
E
|
1920
|
|
Quatre
petites mélodies:
1.Elégie,
2.Danseuse,
3.Chanson,4. Adieu
|
1.A. de Lamartine 2.Jean
Cocteau 3.
Anon.18de eeuw
4.R.
Radiguet
|
1.C. Debussy (pour le
tombeau de Debussy)
|
Klein,
maar zeer fijn (G.J. p. 463)
3.
Chanson à boire! 4. Adieu: ‘afscheid van Satie van het componeren’(?).
Cocteau zou bezig zijn hem te laten stoppen (Moore Whiting p. 508 e.v.);
(4). R. Radiguet, was de geliefde van Cocteau
|
1.s/m
2.m/a
3.a
4.m/a
|
Eschig
|
E
|
|
E
|
1923
|
|
Ludions : 1. Air du Rat,
2.Spleen, 3.La Grenouille américaine 4.Air du Poète, 5. Chanson du Chat (13)
(+15)
|
Léon-Paul
Fargue
|
Comte
Étienne de Beaumont (16)
|
Oorspr.uitv:
Marguerite Jacquemaire (= latere Comtesse Marie-Blanche de Polignac)
en G. Tailleferre; bedoeld met orgel;
gedicht 1-3-5 ‘licht’; 2 en 4 meer serieus. Idee: naast Bestiaire van
Poulenc in een programma! (G.J. p. 464)
|
s/m
|
Salabert
|
E
|
|
1,4,
5
E
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
*schuin gedrukte liederen zijn Chansons
(de Caf`Conc`)
Beoordelingen:
M= mooi; E= erg mooi; Graham Johnson bespreekt een groot aantal liederen;
Pierre Bernac bespreekt alleen La Statue de bronze, Daphénéo en Le
chapelier (Trois Mélodies de 1916): deze geven volgens hem een goed idee
van Satie`s kunde; X/ X : is/ wordt onderdeel van mijn repertoire
|
|
Noten:
(1).
Pseudoniem van José Maria Vicente Ferrer Francisco de Paola Patricio Manuel
Contamine (1867- 1926)
(2).
‘Sâr Merodack’ van de ‘Rose+ Croix’ artistieke beweging, was een vurige
Wagneriaan; de beweging hield Salons. Een salon van de la Rose+Croix zou
‘een tempel moeten zijn, gewijd aan de Kunst- God. De tentoonstelling zou
worden aangevuld door muzikale soirees gewijd aan Bach, Porpora, Beethoven,
Wagner en Franck (Steven Moore Whiting p. 139 e.v.)
(3).
Satie versus Debussy: http://www.dbnl.org/tekst/_gid001197101_01/_gid001197101_01_0043.php
(4).
http://www.konzertagenturjahn.com/van_kruecker_artikel_3.pdf
(5).
https://en.wikipedia.org/wiki/Suzanne_Valadon ; Zij was de moeder van de
schilder Utrillo en oorspronkelijk circusartieste
(6).
Toen Debussy Satie er eens op wees dat aan veel van zijn muziek een
duidelijke vorm ontbrak, reageerde Satie met zijn compositie Trois
morceaux en forme de poire en keerde zich van dat moment steeds
duidelijker af van de esthetische verfijning van het impressionisme. Het
verschil in esthetische uitgangspunten tussen hem en de impressionistische
componisten wordt door Cocteau omschreven: ‘Les compositeurs
impressionistes coupaient la poire en douze et donnèrent à chacun des douze
morceaux un titre de poème. Alors, Satie composa douze poèmes et intitula
et out: Morceaux en forme de poire.
(http://www.dbnl.org/tekst/_gid001197101_01/_gid001197101_01_0043.php).
Volgens de New Grove (1980) is bovenstaande bewering geheel onjuist. De
‘Trois morceaux’zijn er in feite zeven.
(7).
Aleatorische muziek (uit
het Latijn: Alea =’dobbelsteen’) is muziek waarbij bewust
gebruik wordt gemaakt van toeval en onberekenbare factoren.
(8).
Zie: http://www.dbnl.org/tekst/_gid001197101_01/_gid001197101_01_0043.ph
(9).
https://en.wikipedia.org/wiki/Je_te_veux; Henry Pacory svhreef het lied
oorspr. voor een man. De tekst van de manlijke versie staat o.a. op p. 279
van Steven Moore Whiting. Toen Satie het lied aan Paulette Darty
presenteerde had hij er een ‘vrouwelijke’ versie bij gemaakt.
(10).Paulette Darty:
Pauline Joséphine Combes, dite Paulette Darty, zangeres (1871- 1929) .Zong
o.a. La Diva als Queen of the slow waltz in ‘Devidons la bobine’(1904)
(11).https://en.wikipedia.org/wiki/La_Diva_de_l%27Empire;
Steven Moore Whiting p. 305 e.v.: : ‘oorspr. begon tekst met: ‘Je reviens
de ce pas léger’. Latere ondertitel: ‘intermezzo américain’. Onderwerp is
een diva van een muziekhal in de Avenue de Wagram, geremodelleerd naar
Engels voorbeeld in mei 1904. Oorspr. was de Empire een beroemde muziekhal
in Londen (Leicester Square). De naam kwam in Parijs door een ‘al fresco’
tuin-concert dat opende op 11 mei 1894. Twee jaar later veranderde de naam
in Etoile- Palace. In 1904 werd een alle seizoenen muziekhal gebouwd op die
plaats. Hoewel de naam niet terugveranderde in ‘Empire’ tot 1913, is het
mogelijk dat enige Parijzenaars de plaats nog kenden onder de oude naam en
dat de transformatie in een Engelse muziekhal Bonnaud c.s. tot deze woorden
inspireerden.
(12).
Daphéneo is gecomponeerd op een tekst van de (toen)17-jarige Mimi Godebska,
de dochter van Cipa en Ida Godebski; zij waren zeer goede vrienden van
Ravel. De Godebski familie werd door hun vrienden ‘Les God’ genoemd;
vandaar de betiteling van Satie van
‘ M. God’ (= Mister Dieu); twee kinderen filosoferen er over ’
boomsoorten’. Het lied wordt ook wel uitgevoerd door een man (Chrsaline) en
een vrouw (Daphénéo) samen.
(13).
https://en.wikipedia.org/wiki/Ludions; voor het hele gedicht ‘chanson du
chat’ zie:
http://www.florilege.free.fr/florilege/fargue/chansond.htm; zie ook
noot 15
(14).
Zie voor een uitgebreide beschrijving van het café- concert het boek van
Steven Moore Whiting. ‘Na 1890 werd het chanson er niet alleen
beconcurreerd door operettes, maar ook door boksende kangoeroes, vliegende
trapeze artiesten en de menselijke rekenmachine’(p. 22). Vincent Hyspa
wordt ook uitgebreid beschreven in het boek.
(15).
Zie:
https://books.google.nl/books?id=3PwZnSYmocC&pg=PA27&lpg=PA27&dq=valery+larbaud+potassons&source=bl&ots=_KhoCoY5ye&sig=U9LYK1Ih4sP7r_xhLr2e3f54QR0&hl=nl&sa=X&ved=0ahUKEwiZue7w-c7LAhVC0A4KHV0dDWQQ6AEIHjAA#v=onepage&q=valery%20larbaud%20potassons&f=false
; A. Monnier noemt als behorend tot de Potassons
o.a. de beide Monniers, Raymonde Linossier (the youngest potasson in the
World), V. Larbaud, Fargue, Léon Pivet (artiest), Jean- Gabriel Daragnès
(schilder, illustrator), Thérèse Bertrand- Fontaine (arts), Sylvia Beach
(boekhandelaar), Satie etc.; over de exacte betekenis van het woord
Potasson(s) is –op internet- niet zo veel te vinden. Fargue`s obese kat
heette zo, maar het woord heeft in de Chanson de chat (en alle variaties
als potasseau, Pot- à- cé etc)) een ‘homosexuele context ‘: ‘pot’
betekent waarschijnlijk ‘anus’ en
‘tasse’ ‘publiek urinoir’; ‘faire les tasses’= rondhangen rond publieke
urinoirs op zoek naar homosexuele partners.
(16).
De Graaf de Beaumont was de belangrijkste ‘opdrachtgever’ van Satie in zijn
laatste jaren. De Ludions waren bedoeld voor het nieuwe orgel in zijn
muziekkamer.
(17). Neuf chansons de cabaret et de caf’ conc’
(1899-1909): Oeuvres inédites et
posthumes: Un Diner A L’Elysee;
Le Veuf; Petit Recueil des Fetes: (Le Picador es Mort); Sorcière; Enfant
Martyre; Air Fantome; Imperial Oxford (sans paroles); (J`avais un Ami); La
Chemise. Zie
voor veel info de Inleiding van Steven Moore Whiting in de uitgave van
Salabert; Un Diner is verm. uit 1899 en de ligging is aangepast voor Hyspa;
zelfde geldt voor 2a..aangepast naar 2b.
|