Alle begrippen behorend bij de 10 Tijdvakken – Feniks/Havo- 1ste druk-

De vetgedrukte woorden zijn ‘kernbegrippen’, de andere woorden dienen echter óók gekend te

worden.           

 

Mocht iemand een belangrijk begrip in deze lijst missen of een fout constateren, aarzel niet mij dat te melden!

Begrip

pag.nr.

tijdv.

Omschrijving

A:

 

 

 

Abolitionisme

158,162

7

Streven naar afschaffing van de slavernij en de slavenhandel

Absolutisme

147

6

Staatsvorm waarbij de koning alle macht in handen heeft en alleen aan God verantwoording hoeft af te leggen.

Accomodatie

237

9

Je zo goed mogelijk aanpassen aan de omstandigheden.

Acte van Verlatinghe

130

5

Afzwering van Filips II als vorst door Staten-Generaal in 1581.

(m.b.v. ideeënleer van het Calvinisme)

Acte van Navigatie

148

6

(1651) Groot-Brittannië: Producten uit Europese landen mogen alleen ingevoerd worden op Britse schepen(tegen Mare Liberum)

Agrarisch

18,24

1

Betrekking hebbend op de landbouw

Agrarische revolutie

18

1

Zie Neolithische revolutie;

Agrarische samenleving

8

1

Landbouwsamenleving

Agrarisch-urbane samenleving

8, 64

3

Een samenleving waarin het grootste gedeelte van de bevolking op het platteland leeft en in de landbouw werkzaam is. In de weinige steden die er zijn is het bestuur gevestigd en komen diverse handelsstromen samen.

Ambacht

84

4

Beroep waarbij een handwerker met gereedschap eindproducten maakt. Tevens (2) een ander woord voor gilde, een vereniging van mensen met hetzelfde beroep.

Ancien Régime

158,168,

202

7

Benaming voor de tijd van vóór de Franse revolutie, toen de absolute vorsten regeerden

Antiglobalisering

160

7

Beweging tegen de nadelige effecten van  het wereldwijde winststreven (tegen natuurvernietiging, kinderarbeid en groeiende kloof arm- rijk)

Antisemitisme

211

9

Letterlijk: Jodenhaat ( echt letterlijk: haat tegen Semitische taal sprekende mensen= Arabieren én Joden!!). Verschijnsel van vijandigheid jegens joden dat al sinds het begin van de christelijke jaartelling bestaat.

Apologie

190

5

Rechtvaardiging

Arbeidsinzet

237

9

Arbeitseinsatz (Ned.: arbeidsinzet) was de benaming voor de vaak gedwongen inschakeling in de Duitse oorlogseconomie van arbeiders uit de bezette gebieden tijdens WO II.

Artefacten

18

1

Voorwerpen die door de mens zijn gemaakt

Atoomoorlog

250

10

Gewapende strijd met inzet van nucleaire wapens

Autarkie

62

3

Ook: zelfvoorziening. Een autarkische samenleving kan zelf in alle behoeften voorzien en is dus niet afhankelijk van de toevoer van producten van buitenaf.

B:

 

 

 

Barok

151

6

(West)Europese kunststijl van ca. 1600-ca. 1780 die streefde naar ‘het grootse’ en op weelderige wijze de machtige positie van de opdrachtgevers benadrukte. Bouw/schilder- en muziekstijl vooral in katholieke landen (Fr./It (Rome)/Sp/Port/ Beieren)

Bataafse Republiek

174

7

In 1795 werd de Republiek uitgeroepen tot Bataafse Republiek, na de inval van een Frans revolutieleger. Allerlei vernieuwingen werden doorgevoerd (grondwet, parlement, godsdienstvrijheid etc.); in 1806 werd de B. Republiek  Koninkrijk Holland o.l.v. Napoleons broer Lodewijk

Bede

103

4

Verzoek om geld

Beeldenstorm

128

5

De Beeldenstorm is de verzamelnaam voor een serie vernielingen van rooms-katholieke heiligdommen, die plaatsvond in 1566 in de Nederlanden (leidde uiteindelijk tot de 80 jarige oorlog en de oprichting ven de Republiek)

Beschavingsoffensief

198

8

Het streven van (een deel van) de burgerij  (ca. 1880) om de situatie van de arbeiders te verbeteren, door beter onderwijs (bibliotheken), sociale woningbouw en tegengaan van “plat vermaak” (kermis), drankmisbruik en prostitutie.

Bezetting

211

9

Gebied innemen en overheersen

Blokvorming

250

10

Soort van bondgenootschap; historisch voorbeelden: communistisch Oost-Europa en kapitalistisch West-Europa of Arabische Liga versus de westerse wereld

Bourgeoisie

 

 

Gegoede bovenlaag van de maatschappij (zie burgerij)

Burger

38

2

Een inwoner van een gemeente of staat (met bijbehorende rechten)

Burgerrecht

47

2

= het recht dat je als burger hebt (zie ook burgerschap)

Burgerschap

36

2

Het feit dat je burger bent met alle politieke en maatschappelijke rechten die daarbij horen.

Burgerij

180

8

De burgerij of bourgeoisie is de gegoede bovenlaag van de maatschappij. Het is een sociale klasse van mensen in de middenklasse en bovenklasse die hun macht of status ontlenen aan hun vermogen, opleiding en werk, anders dan de aristo-craten, die hun status in eerste plaats aan hun familieachter-grond ontlenen.( "Burgerij" of het Franse bourgeoisie betekent letterlijk "de inwoners van een stad")

Byzantijnse Rijk

90

4

Het voormalige Oost-Romeinse Rijk (395-1453 na Chr.)

C:

 

 

 

Calvijn

125

5

(Protestant na Luther ) Mens moet God zonder meer accepteren, in soberheid; slechts klein aantal mensen is voorbestemd (gepredestineerd) voor de hemel; de vorst is afzetbaar als hij Gods geboden overtreedt; Kerk niet ondergeschikt aan Staat

(latere opvatting ook: als je je vroom gedraagt/je bedrijf goed gaat, kan dat een teken zijn dat je ‘uitverkoren’bent)

Cartografie

117

5

Het maken van kaarten

Celibaat

87

4

Bewuste keuze ongehuwd te blijven

Centralisatie

84

4

Het streven van vorsten om hun grondgebied vanuit een hoofdstad centraal te regeren.

Chartisme

203

8

(genoemd naar het People`s Charter van 1838 in Engeland ) Programma waarin een aantal eisen werden gesteld m.b.t. het parlement: o.a. invoering van algemeen (mannenkiesrecht, geheime verkiezingen, loon voor parlementsleden enz.

Christendom

36

2

Monotheïstisch godsdienst gesticht door de volgelingen van Jezus Christus

Colbertisme

148

6

Zie Mercantilisme

Collaboreren

236

9

Samenwerken met de vijand

Communicatiemiddelen

211

9

Manier, wijze waarop en waarmee berichten worden doorgegeven

Communisme

211

9

Politieke stroming waarbij de gelijkwaardigheid en het gemeenschappelijk bezit bovenaan staat.

Communistisch Manifest

195

8

Boek van Karl Marx en Friedrich Engels uit 1848 waarin de basis van het socialisme beschreven staat.(Proletariërs aller landen verenigt u)

Conferentie van München

213

9

Conferentie in 1938 waarbij Engeland, Frankrijk en Italië  aan Duitsland , in ruil voor valse vredesbeloften, het Sudetengebied van Tsjecho-Slowakije ‘uitleverden’.

Confessionalisme

180

8

Ideologie die stelt dat de politiek op religieuze grondslagen gebaseerd moet zijn.

Constitutie

159

7

Zie Grondwet

Contrareformatie

124

5

Een tegenbeweging van de katholieke kerk tegen de Reformatie (Hervorming) in de 16de en 17de eeuw (m.n. door Jezuïeten en Dominicanen)

Crisis

211

9

Keerpunt, beslissend moment waarna alles verandert; ook: economische neergang

Cultuur

18

1

Geheel van voortbrengselen van een gemeenschap

D:

 

 

 

Dawesplan

218

9

Het financiële steunplan van de VS aan Duitsland om de economische crisis te bezweren (1924-1929)

Dekolonisatie

250

10

Proces waarin moederlanden afstand moesten doen van hun koloniën, ingezet na WO II; Het proces ging vaak met geweld gepaard.

Democratie

38

2

Letterlijk: Volk is de baas (demos =volk; kratein is heersen);

Een staatsvorm waarin het volk echt invloed heeft.

Democratische revolutie

159

7

Ommezwaai in het bestuur waarbij het volk steeds meer macht in handen kreeg ten koste van de macht van de koning

Democratisering

180

8

Streven naar meer inspraak: steeds meer groeperingen krijgen invloed op het bestuur en de politiek

Deportatie

233

9

Een gedwongen verplaatsing van mensen.

Directe democratie

38

2

Als de burgers gezamenlijk politieke besluiten nemen (niet via vertegenwoordigers=  indirect)

Discontinuïteit

236

9

Een breuk in de geschiedenis

Discriminatie

211

9

Ongelijk behandelen

Domesticeren

24

1

Mensen laten zelf gewassen groeien, maken dieren tam en fokken ze.

Driehoekshandel

160

7

Handel tussen Europa, Afrika en Amerika waarbij goederen en slaven van het ene continent naar het andere werden vervoerd.

Deze handel werd geheel beheerst door de Europese compagnieën , waaronder de WIC

E:

 

 

 

East India Company

139

6

Zie VOC; EIC opgericht in 1600

Emancipatiebeweging

180

8

Maatschappelijke groepering die ijvert voor gelijkberechtiging op een bepaald gebied.

Economie

139

6

De financiële middelen, de handel en de industrie van een land.

Erfgoed

110

5

Cultuurgoed dat is overgeleverd uit eerdere tijden.

Expansie

112

5

Uitbreiding (Europese overzeese expansie)

Expansie van het Christendom

84

4

Uitbreiding van het christelijke geloof door missionering of verovering van gebieden.

Europees-christelijke cultuur

73

3

De (West-) Europese cultuur, beïnvloed door het Christendom .

 

F:

 

 

 

Fascisme

211

9

Extreem nationalistische stroming die totalitair is

Feminisme

180

8

Beweging die streeft naar een gelijkwaardige behandeling van mannen en vrouwen.

Feodaal systeem

62

3

Een systeem van leenheren, hun leenmannen en de horigen

Feodalisme

 

62

3

Ook: leenstelsel; Een systeem van leenheren die grond in leen geven aan leenmannen, die in ruil daarvoor trouw en ondersteuning beloven.

G:

 

 

 

Gang naar Canossa

87

4

Letterlijk: Boetedoening van Duitse koning Hendrik IV jegens paus Gregorius VII in het plaatsje Canossa (1077).

Nu: “Publiekelijk boete doen”

Gebeurtenis

4

 

Wat is er gebeurd? (wat/wanneer/betekenis ervan?)

Geestelijk (geestelijke macht)

85

4

De macht van de geestelijkheid (paus, bisschoppen, priesters)over de gelovigen. Deze macht gaat over geloofszaken.

Generaliteitslanden

150

6

Het grotendeels katholieke Zeeuws-Vlaanderen, Noord-Brabant en delen van Limburg waren pas laat tijdens de Opstand (17de eeuw) bij de Republiek gekomen. Zij werden rechtstreeks bestuurd door de Staten-Generaal (die veel kath. kerken liet ombouwen tot  protestantse).

Genocide

211

9

Geplande volkerenmoord

Getto

232

9

Getto is de benaming voor een stadswijk waar mensen met een gelijke etnische achtergrond of cultuur wonen, in de meeste gevallen (door de overheid of door de omstandigheden) gedwongen. De getto's verdwenen geleidelijk in de 19e eeuw. Onder het nazi-bewind werden ze echter weer ingevoerd, om de Duitse greep op de joodse bevolkingsgroep te versterken en hun deportatie en eliminatie te vereenvoudigen.

Geuzen

128

5

Opstandelingen (aantal edelen) tegen het beleid van landvoogdes Margaretha van Parma . Zij waren het niet eens  met haar harde aanpak van de hervormden (protestanten)

Gewestelijke Staten

103,

146

4,6

Hoogste bestuur van een gewest (nb. Staten betekent oorspr. Standen = adel, geestelijkheid, burgerij)

Gilde (zie ook ambacht 2)

 

 

Samenwerkingsverbond tussen ‘werkgevers’ en ‘werknemers’ in een bepaalde sector in de Middeleeuwen tot ca. 1800. Men zorgde voor de eigen scholing, stelde lonen en prijzen vast en zorgde ook de eigen leden (bij ziekte en dood).  Een beunhaas was iemand die buiten een gilde een beroep uitoefende. (beun=zolder)

Glasnost

261

10

Openheid van zaken  Idee van Gorbatsjov in 1985 . (Zie ook Perestrojka) Media mogen vrij kritiek leveren op wantoestanden.

Globalisering

160

7

Het aantal verbindingen tussen staten en samenlevingen neemt steeds verder toe.

Gotiek

102

4

Bouwstijl (vaak van kerken) uit de 13de en 14de eeuw; voor die tijd was er de Romaanse stijl; na die tijd :de Renaissance; in de Gotiek kregen kerken hoge torens en hoge spitsvormige ramen .

Great Exhibition

184

8

De eerste wereldtentoonstelling van 1851 (Chrystal Palace in Londen)

Gregoriaanse kalender

10

 

Aanpassing van de Juliaanse kalender in de 16de eeuw, met schrikkeljaren

Grondrechten

159

7

Vrijheidsrechten, die burgers bescherming geven tegen een oneerlijke behandeling van de overheid en andere burgers

Grondwet

159

7

Constitutie, algemene staatsregeling. Wet waarin de belangrijkste

grondbeginselen van het bestuur van een staat zijn omschreven.

H:

 

 

 

Hagenpreken

128

5

Een kerkdienst in de open lucht (tussen de heggen/hagen), m.n. bij de opkomst van het Calvinisme (1566)

Handel

85

4

Het ruilen van producten voor andere producten of voor geld.

Handelskapitalisme

136

6

Vroege vorm van kapitalisme, waarbij de kooplieden een centrale rol speelden. Zij kochten producten op en verkochten die door met winst. Die winsten investeerden zij.

Handwerkersgilden

99

4

(zie ook ambacht 2/gilde): Verenigingen van handwerkers

(schoenmakers/zilversmeden enz.)

Hanze

96

4

Vereniging van belangrijke handelssteden aan de Noord- en Oostzee  (14de eeuw) , tbv handelsvoorrechten, onderlinge hulp en kapitaalverwerving.

Hegemonie

250

10

Overwicht of heerschappij van de ene staat over de andere.

Hellenisme

36

2

Verspreiding van de Griekse cultuur, m.n. in Azië , na 300 v. Chr.

(Alexander de Grote)

Herrenvolk

232

9

Naam die de Duitsers zichzelf graag gaven gedurende de nationaal-socialistische periode (1934-1945). Daarmee gaven zij aan dat zij zich verheven voelden boven de andere volken.

Het Gemeen

99

4

Stedelingen die niet tot het patriciaat behoorden

Hiërarchie

29

1

Opbouw van de maatschappij in sociale klassen

Hofstelsel

62

3

Een systeem waarbij de grond eigendom is van een landheer en bewerkt wordt door pachters en horige boeren.

Hollands Realisme

151

6

Benaming voor de kunststijl in de Republiek in de 17de en 18de eeuw: Landschappen, stadsgezichten, bijbelse afbeeldingen en afbeeldingen van gewone burgers thuis, werden gemaakt voor  ‘de vrije markt’: stedelijke overheid, rijke handelaren en gewone burgers. Schilders o.a. Rembrandt, Frans Hals, Jan Steen, Vermeer.  ‘Reactie” op Barokstijl

Holocaust

234

9

De vernietiging van de Joden in WO II (zie ook Sjoa of Shoah)

Hongerwinter

236

9

Met de Hongerwinter wordt de winter van 1944 op 1945 bedoeld. Dit was een strenge winter met een grote schaarste aan voedsel en brandstof. (T.g.v. de mislukte slag rond Arnhem was alleen Zuid Nederland bevrijd)

Horigen/Horigheid

63

3

Vaak onderdeel van het Hofstelsel. Boeren zijn aan hun land gebonden. Zij worden horigen genoemd.

Hugenoten

151

6

Naam van de Franse protestanten (calvinisten) die in 1685 gedwongen werden katholiek te worden. 50.000 vluchtten naar Nederland.

Humanisme

121

5

(zie Renaissance: Cultuurstroming die de mens als individu centraal stelt en de Klassieke Oudheid als voorbeeld heeft)  H. is de literaire en filosofische kant van de nieuwe beweging: geestelijke vrijheid, onafhankelijker van kerk  (Petrarca, Erasmus). De mens heeft een vrije wil.

I:

 

 

 

Ideologie

211

9

Een leer, maatschappelijke opvatting

Ideologische blokken

252

10

(De VS en de SU stonden)  lijnrecht tegenover elkaar  in hun opvatting over de inrichting van de samenleving

Imperialisme

43,

180

2, 8

Proces waarbij landen hun macht in andere delen van de wereld willen vergroten, bijv. door er handelsposten te vestigen of invloed uit te oefenen op het lokale bestuur.

Imperium

36

2

Een groot rijk onder de heerschappij van een keizer of van één volk; in de Oudheid  meestal hetzelfde als Imperium Romanum

Imperium Romanum

47

2

Het Romeinse Rijk

Industriële Revolutie

181

8

Omschakeling van handmatig naar machinaal vervaardigde goederen

Industriële samenleving

181

8

Samenleving waarbij een groot deel van de bevolking in fabrieken werkt en in steden woont.

Interbellum

221

9

Periode tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog

Investituurstrijd

86

4

Strijd in de 11e en 12e eeuw tussen paus en keizer over het recht om bisschoppen te benoemen. ( Investituur= de ’kleding’ geven)

Islam

63

3

Letterlijk: Onderwerping. De religie die is gesticht door de profeet Mohammed, met Allah als enige God.

Islamitische kalender

10

 

Islamitische tijdrekening die telt vanaf 622 na Chr. ( vlucht van Mohammed van Mekka naar Medina)  (maankalender)

Isolationisme

216

9

De VS hielden zich begin 20ste eeuw afzijdig van de internationale politiek  (isola= insula= eiland)

J:

 

 

 

Jagers-verzamelaars

18

1

Groep mensen zonder vaste woonplaats die leeft van jacht en het verzamelen van gewassen

Jihad

77

3

Heilige plicht om het geloof te verspreiden/Heilige Oorlog (Islam)

Jodendom

36

2

De oudste monotheïstisch godsdienst. De levenswijze van de Joden wordt bepaald door de afspraken die Jahweh, hun God, met hen gemaakt zou hebben.

Joodse jaartelling

10

 

Jaartelling gebaseerd vanuit de gedachte dat de wereld in 3761 v. Chr. is geschapen (gebruikt maanjaren)

Joodse raad

233

9

De Joodse Raad was een op last van de Duitsers in het leven geroepen Joodse  organisatie die de Joodse gemeenschap (vaak in getto`s) moest besturen.. Via deze raad gaf de bezetter bevelen door aan de Joodse gemeenschap en haar leiders. De Joodse Raad werd zo het doorgeefluik van de anti-Joodse maatregelen.

Juliaanse kalender

10

 

Kalender die telde vanaf de stichting van de stad Rome (753 v. Chr.);in de 4de eeuw na Chr. geldend voor alle christenen.; in de 6de eeuw na Chr. werd de geboorte van Jezus het ‘startpunt’

(rekent met zonnejaren)

K:

 

 

 

Kapitalisme

138

6

Economisch systeem met als belangrijkste kenmerken winststreven, privé-bezit en vrije concurrentie

Kardinaal

 

4

Titel van de belangrijkste persoon in de katholieke kerk, na de paus. Een kardinaal helpt de paus bij het bestuur.

Alleen kardinalen mogen een paus kiezen.

Karolingische Renaissance

73

3

Opbloei van de cultuur, m.n. de literatuur, tijdens de regering van Karel de Grote (ca. 800 na Chr.) , doordat hij klassieke geschriften en ideeën liet verzamelen en vermenigvuldigen.

Katholicisme

110

5

Rondom de kerk van Rome opgezette geloofsrichting, waarbij de paus als aardse plaatsvervanger van Christus wordt gezien.

Kerkhervorming

(Reformatie)

110

4

Protestbeweging tegen misbruik en verkeerde manier van geloven binnen de katholieke kerk .

Klassiek

37

2

De manier van uitbeelden –‘vormentaal’- die door de Grieken in de periode 480-338 (v. Chr) gebruikt is, werd vanaf de 2de eeuw v. Chr. als klassiek (maatgevend) beschouwd.

Kruistochten

85

4

Vanuit katholieke gebieden in (West-)Europa vonden van de elfde tot de dertiende eeuw tochten plaats om de Heilige Plaatsen in Palestina te heroveren op de moslims.

L:

 

 

 

Landbouwsamenleving

19

1

Maatschappij waarin het natuurlijke milieu wordt aangepast ten behoeve van de productie van planten en dieren voor menselijk gebruik

Landvoogd(es)

128

5

Vertegenwoordiger van de (Spaanse) keizer in de Nederlanden.

Leenheer

69

3

Iemand die geld of goederen te leen geeft aan een leenman

Leenmannen

62

3

Mensen die het land voor de koning besturen en in ruil daarvoor  land in leen krijgen.

Leenstelsel

62

3

Zie: Feodalisme

Liberalisme

181

8

Ideologie die vrijheid voor het individu nastreeft, met name op staatkundig en economisch gebied.

Luther

125

5

Protestant uit begin 16de eeuw: was tegen aflatenverkoop; mens is geheel afhankelijk van genade van God (geloof en goede werken helpen niet). Vorst is altijd de baas (Kerk ondergeschikt aan staat). tegen beelden- en Mariaverering; was erg tegen de Joden omdat ze niet bekeerbaar bleken;de  mens heeft een slaafse , d.w.z. geen vrije wil ( er is sprake van determinisme)

M:

 

 

 

Massaorganisatie

211

9

Een enorm grote vereniging

Massavernietigings-wapens

211

9

Werktuigen die in korte tijd voor een groot aantal slachtoffers

zorgen.

Mercantilisme

148

6

Economisch systeem in de 17de en 18de eeuw waarbij de overheid de nationale economie versterkte door bevordering van productie en export, het afremmen van import en ander ingrijpen in de economie. Het m. wordt wel de economische kant van het absolutisme genoemd. (in Fr. ook Colbertisme genoemd)

Mesolithicum

18

1

Midden Steentijd (tussen Paleo- en Neolithicum)

Miniatuur(kunst)

102

4

Een miniatuur is een afbeelding in een middeleeuws handschrift. De term komt uit het middeleeuwse Latijnse woord miniatura. Hierin zit het woord minium voor rode verf of menie. Een miniatuur is dus niet per se een kleine afbeelding, want er zijn ook miniaturen die een heel blad in beslag nemen.

Missionaris

73

3

Missionaris is de katholieke aanduiding voor een persoon die wordt uitgezonden om het evangelie te verkondigen. De woorden missionaris en missie zijn afgeleid van het Latijnse woord missio, dat uitzending betekent.

Modern imperialisme

181

8

Fase van het imperialisme  (vanaf ca. 1850) waarbij de Europeanen steeds meer overzeese gebieden veroveren en tot kolonies maken.

Monnik

72

3

Het woord monnik komt van het Griekse μοναχος (monachos), dat 'eenzaam' betekent en het woord μονος ("monos" : alleen). Met de aanduiding monnik wordt iemand bedoeld die vanuit religieuze overtuiging afziet van het stichten van een gezin en die voor een speciale levensinvulling kiest. Monniken wonen dikwijls bij elkaar in een klooster of abdij, waar ze een speciale dagindeling hebben die helemaal gewijd is aan oefening in en beoefening van hun religie. Er bestaan echter ook tradities waar de monniken niet bij elkaar wonen en een actief bestaan hebben in de samenleving, vaak zijn deze werkzaam in gezondheidszorg, maatschappelijk werk of onderwijs.

De eerste monniken in West Europa kwamen uit Ierland en Engeland.

Monotheïsme

37

2

Het geloof in slechts één god

Motief

13

 

Persoonlijke beweegreden

Multiculturele samenleving

250

10

Maatschappij waarin groepen mensen wonen met een diversiteit aan achtergronden.

N:

 

 

 

Nationaal-socialisme

211

9

Fascisme+ antisemitisme

Nationale Vergadering

173

7

De Nationale Grondwetgevende Vergadering (Frans: Assemblée nationale constituante) was het eerste verkozen parlement van Frankrijk, opgericht na het samenkomen van de Staten-Generaal op 5 mei 1789.  (Deze werd op 1 oktober 1791 vervangen door de Wetgevende Vergadering.)

Nationalisme

181

8

Vorm van groepsbewustzijn die zich uit in een sterke voorkeur voor eigen volk of land.

Neolithicum

18

1

Nieuwe steentijd

Neolithische revolutie

25

1

=landbouwrevolutie., de ontdekking van de landbouw

O:

 

 

 

Ontwikkeling

4

 

Waar gaat het over/ wat is er in veranderd?

(verandering = discontinuïteit )

Oosters Schisma

90

4

Losscheuring van de Byzantijnse (Oosters-Orthodoxe/Grieks-Katholieke Kerk) in 1054 van de Rooms Katholieke Kerk.

(wilde o.a. eigen hoofd (patriarch) ipv de paus; Grieks ipv Latijn spreken )

Overheersing

250

10

Machtiger zijn dan iets of  iemand  anders, zodat de persoon of groep in kwestie naar de achtergrond wordt gedrukt.

P:

 

 

 

Paleolithicum

18

1

Oude Steentijd

Palts

65

3

“paleis’/kroondomein van een koning uit de vroege Middeleeuwen, bijv. Karel de Grote

Parlementaire

onderzoekscommissie

199

8

Een commissie die eind 19de eeuw in enkele Nederlandse industriesteden , w.o. Maastricht, onderzoek deed naar de situatie van de arbeiders (de ‘ongunstigen toestand van de onvermogenden’)

Particularisme

128

5

De drang van de gewesten tot behoud van de middeleeuwse voorrechten

Patriciërs

95

4

Rijke grondbezittende burgers uit de steden (in de Middeleeuwen)

Patriotten

169

7

Revolutionaire beweging (uit 1780) bestaand uit ‘echte’ democraten en regenten die tegen stadhouder Willem V waren.

Zij wensten herstel van de oude glorie van de Republiek .

(Verlichte ideeën ) . Vormden milities.

Perestrojka

261

10

Herstructurering (v.d..economie) ; idee van Gorbatsjov in 1985) Zie ook Glasnost.

Persoonsbewijs

236

9

Een identiteitskaart die op aandringen van de Duitse bezetter in de Tweede Wereldoorlog is ingevoerd door de Nederlandse secretarissen-generaal..

Plaatsgebondenheid

13

 

De plaats/afkomst/opleiding bepaalt de mening van een persoon

(zie ook tijdgebondenheid)

Plakkaat (bloedplakkaat)

128

5

Een plakkaat was in de Nederlanden van de 16e tot de 18e eeuw een ordonnantie (verordening) waardoor regeringsvoorschriften ter kennis van het volk werden gebracht

Plantagekolonie

159

7

Overzees gebiedsdeel waar grote landbouwgebieden waren ingericht waarop vaak slaven te werk werden gesteld.

Pluriforme samenleving

251

10

Maatschappij die is opgebouwd uit een veelheid van groepen.

Pogrom

232

9

Het (oorspr. Russische)woord pogrom wordt gebruikt voor gewelddadige aanvallen op bepaalde groepen; etnisch, religieus of andere soorten, die vooral worden gekarakteriseerd door de vernietiging van hun omgeving.

Polis

39

2

Stadstaat

Politiek

37

2

Oorspronkelijk: het leven als actief burger in een polis. Later betekent het: de manier waarop een stad(staat) , een streek of een land bestuurd wordt.

Politiek van appeasement

219

9

Politiek van Groot-Brittannië in de crisistijd (jaren 30 van de

 20ste eeuw) om elke confrontatie met Duitsland te mijden

 (gevolg: Conferentie van München- 1938)

Politieke stroming

181

8

Een groep mensen die dezelfde politieke overtuiging aanhangt.

Prehistorie

6

 

Tijd vanaf het ontstaan van de mens tot er geschreven bronnen zijn.

Primaire bron

12

 

Een bron uit de tijd van de gebeurtenis (bij voorkeur van ooggetuige)

Prinsgezinden

169

7

De aanhangers van stadhouder Willem V  (t.o. patriotten)

Privilege

82

4

Gunst of voorrecht (Het Groot Privilege )

Propaganda

211

9

Reclame maken voor een partij of een idee

Protestantisme

111

5

Verzamelnaam voor verschillende geloofsrichtingen die hun oorspong kennen in het protesteren tegen misbruiken binnen de katholieke kerk. (o.a .tegen aflatenhandel, verkoop van geestelijke ambten; kenmerk: tegen transsubstantiatieleer=leer dat brood en wijn lichaam en bloed van Christus wordt )

R:

 

 

 

Racisme

211

9

Ongelijk en slecht behandelen op basis van lichamelijke kenmerken als huidskleur.

Radio Oranje

236

9

De radio-uitzendingen vanuit Londen in WO II waarbij koningin Wilhelmina het Nederlandse volk moed insprak

Rationalisme

159

7

Toepassen van de Rede, het verstand     (zie Verlichting)

Razzia

236

9

Een door de overheid (politie, leger) georganiseerde, groots  opgezette jacht op een groep mensen (vgl. pogrom)

Reformatie

110

5

Zie:  kerkhervorming

Regenten

136

6

Kleine bovenlaag van rijke burgers die in de gewesten de macht uitoefenden  (17 de en 18de  eeuw)

Reconquista

77

3

De herovering van Spanje voor het Christendom op de Islam

(11de-15de eeuw)

Renaissance

111

5

Cultuurstroming die de mens als individu centraal stelt en de Klassieke Oudheid als voorbeeld heeft.(ontstond einde 14de eeuw in NW- Italië)-zie ook Humanisme; de R. is de artistieke kant van de beweging  (Giotto/ da Vinci/ Michelangelo o.a.)

Romaniseren

47

2

Overnemen van de Romeinse cultuur

S:

 

 

 

Schepenen

99

4

Patriciërs die door de graaf gekozen werden om de stedelingen te berechten en te besturen. Deze functie gold voor het leven.

Schoolstrijd

200

8

Strijd van katholieken en protestanten (na 1850)  om te zorgen dat de overheid de bijzondere scholen op dezelfde manier zou financieren als de openbare. De strijd werd in 1917 definitief geregeld met de gelijkberechtiging.

Secundaire bron

12

 

Een bron uit latere tijd over een vroegere gebeurtenis

Sedentaire revolutie

25

1

Na de ontdekking van de landbouw, gingen de mensen op een vaste plaats wonen.

Shoah

234

9

De vernietiging van de Joden in WO II (zie ook Holocaust)

Sji `ìeten  (Sjiieten)

77

3

Tweede grote stroming in de Islam; zij zijn navolgers van Ali (neef/schoonzoon van Mohammed). Ali en zijn nakomelingen zijn de ware opvolgers van Mohammed.; imams worden als onfeilbaar gezien; geen scheiding tussen Kerk en Staat (gevolgen voor het strafrecht- Sharia)

Sociaal-culturele

verandering

251

10

Wijziging in de manier waarop de samenleving is opgebouwd en de wijze waarop de mensen daar binnen met elkaar omgaan.

Sociale kwestie

181

8

In de negentiende eeuw leefden veel arbeiders in miserabele omstandigheden. De welgestelde mensen  (bourgeoisie)die het voor hen opnamen betitelde dit als de ‘sociale kwestie’.

Sociale verhoudingen

159

7

De wisselwerking tussen de verschillende groepen in de samenleving

Socialisme

181

8

Ideologie die streeft naar meer gelijkheid voor burgers..

Soennieten

77

3

Soennieten, grootste islamitische groepering in de Islam, onderscheidt zich van de sji`ieten (zie aldaar).Zij accepteren ook leken als geestelijk leider en een gelovige mag ook zelf antwoorden formuleren op geestelijke vragen.

Soeverein

86

4

De hoogste macht hebben

Staatsburgerschap

159

7

Toestand waarin iemand burgerrechten in een staat heeft.

Staatsvorming

85

4

Het streven van vorsten naar een aaneengesloten grondgebied met een stevige bestuursstructuur..

Stadstaat(polis)

37

2

Zelfstandige staat, bestaand uit een stad met omliggend gebied

Stapelmarkt

139

6

Plaats waar goederen werden opgeslagen om later doorverkocht te worden  (bijv. Amsterdam in de 17/18de eeuw)

Statenbond

136

6

Een samenwerkingsverband van grotendeels zelfstandige gewesten (bijv. de Republiek der Verenigde Nederlanden)

Staten-Generaal

146

6

Hoogste bestuur van de Republiek der Verenigde Nederlanden.

( nb. Staten betekent oorspronkelijk  Standen’ = adel, geestelijkheid, burgerij)

Stadhouder

146

6

t.t.v. Karel de V (16de eeuw): de plaatsvervanger van de vorst in een gewest; later begonnen de gewesten eigen stadhouders te benoemen; zij waren legerleider en konden in steden vroedschapsleden benoemen.; in de 17de en 18de eeuw vonden stadhouders dat ze recht hadden op soevereine(=koninklijke macht)

T:

 

 

 

TO-kaart

117

5

De ronde aarde werd door een waterstelsel, gevormd door de letter T, in drie landdelen gesplitst(Boven: Azië/  links: Europa

/ rechts: Afrika; Oosten bovenaan, met Jeruzalem als centrum)

Totalitarisme

211

9

Ideologie die de hoogste waarde toekent aan de staat, waaraan het individu helemaal ondergeschikt is.

Transatlantische slavenhandel

159

7

Koop en verkoop van mensen als bezit, waarbij verschillende continenten betrokken zijn (Europa/Afrika/Amerika)

Trias Politica

166

7

De leer van de driedeling der staatsmachten van Montesquieu:

Er moet een scheiding zijn tussen wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht . Deze leer is gericht tegen het absolutisme.

Tijdgebondenheid

13

 

De tijd waarin een bepaald persoon leeft, bepaalt zijn mening

(zie ook plaatsgebondenheid)

U:

 

 

 

Űbermenschen

232

9

(Ooorspr.: de filosoof Nietzsche (19de eeuw) pleitte voor meer individualisme in plaats van voor kuddegeest. De übermensch is diegene die zichzelf durft los te maken van het systeem en op zichzelf steunt , een boven alle irrationaliteit staand groots wezen.); bij Hitler/ nat. socialisme : persoon met genetisch bepaalde hoedanigheden die die van een gewoon mens te boven gaan. De Germaanse volkeren, het zogenaamde Arische ras, superieur ten opzichte van andere volkeren (Űbermenschen)  moeten gevrijwaard worden van vreemde smetten (Untermenschen )

Unie van Atrecht

129

5

Verbond van de katholieke zuidelijke gewesten in 1579 waarbij zij ‘bij Spanje’bleven, met de belofte van handhaving van hun oude pivileges

Unie van Utrecht

129

5

Verbond van de zeven noordelijke gewesten in 1579 (als reactie op Unie van Atrecht), waarbij werd afgesproken dat niemand vervolgd zou worden vanwege zijn geloof; elk gewest hield eigen rechten, maar wel samen één leger.

Untermenschen

232

9

Als untermenschen golden vooral Joden, Sinti en Roma maar ook de Slavische volkeren, Aziaten, homoseksuelen en mensen met een aangeboren handicap.

(Untermenschen is ook oorspr. begrip van Nietzsche: iemand die zichzelf niet los kan maken/ zijn begeerte niet de baas kan)

V:

 

 

 

Verdrag van Tordesillas

114

5

Verdrag uit 1494 waarbij de paus Latijns Amerika verdeelde tussen Spanje en Portugal. Portugal kreeg Brazilië en Spanje de rest (de rest van de wereld werd ook tussen beide landen verdeeld: Portugal kreeg ‘alles’ tussen Brazilië  en Indonesië .)

Verenigde Oost-Indische Compagnie  (VOC)

139

6

Samenwerking van een aantal kooplieden, op aandringen van de overheid, om aan de  concurrentie op zee een eind te maken en de risico`s te spreiden. Oprichting in 1602 en gericht op Oostindië. (Britten hadden: East India Company)

VOC had staatsrechterlijke bevoegdheden, handelsmonopolie, mocht verdragen sluiten en factorijen, handelsposten en militaire versterkingen aanleggen.

Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger

174

7

(aug. 1789) De verklaring omvat alle rechten waar een individu, een groep mensen of een staat aanspraak op kan maken. Voorbeelden zijn het recht op vrije meningsuiting, het recht op leven en het recht op soevereiniteit.

Verlicht absolutisme

159

7

Ook verlicht despotisme genoemd, als vorsten onder invloed van de Verlichting hun bestuur verbeterden, maar wel alle macht in handen hielden

Verlichting/Verlicht denken

159

7

Beweging in de 18de eeuw die meende dat met de rede alles kan worden verklaard en dat een op de rede gebaseerde samenleving opgebouwd moet worden. Met Rationalisme, vrijheid en gelijke rechten voor alle mensen en verdraagzaamheid zou er meer ‘licht’ komen in het leven.

Verschijnsel

4

 

Wat is het/wat zijn de kenmerken ervan/waar is het voor?

Villa rustica

52

2

Provinciale Romeinse villa

Volkssoevereiniteit

166

7

Het volk is soeverein, d.w.z. er staat geen hogere macht boven.

(ook de koning is ondergeschikt aan de algemene volkswil)

Volksverhuizingen

62

3

Grootschalige invasie van stammen uit Noord- en Oost- Europa naar het zuiden en westen (ca. 400 na Chr.)

Vreedzame coëxistentie

252

10

Vreedzaam naast elkaar leven van het Communisme en Kapitalisme (Oost en West) (Chroesjtsjov in 1953)

Vroedschappen

146

6

Bestuur van de stad (t.t.v. de Republiek der Ver. Nederl.)  (Een  college bestaand uit tien tot veertig burgers- gekozen uit de manlijke poorters- , dat wekelijks of nog minder vergaderde, soms ook over landelijke politiek. De vroedschap werd bijeengeroepen bij financiële kwesties, en altijd bij verkiezingen voor de bezetting van belangrijke posten. In tegenstelling tot magistraten werden vroedschapsleden voor het leven benoemd.. Ze kozen in de maand januari een of twee nieuwe burgemeesters en vertegenwoordigers naar de Gewestelijke Staten.)

Vrijen

65

3

Vrije mannen Pachters op een landgoed, met rechten (meedoen aan rechtspreken) en plichten (dienstplicht)

W:

 

 

 

Wapenwedloop

251

10

Strijd tussen staten om zoveel mogelijk technologisch geavanceerde machtsmiddelen te bezitten.

Wedloop om Afrika

187

8

Strijd tussen diverse Europese landen om kolonies in Afrika te veroveren (ca. 1880) , waarbij Afrika ‘op papier’ werd verdeeld

tussen de grootmachten (in Berlijn)

Wereldbeeld

111

5

Voorstelling omtrent de werkelijkheid van de wereld.

Wereldeconomie

136

6

Vanaf de ontdekkingsreizigers breidden Europese handelaren hun werkterrein uit tot de hele wereld. Producten uit alle werelddelen werden uitgewisseld

Wereldlijk (wereldlijke macht)

85

4

De macht van de keizer, koningen en edelen over het gewone volk. Deze macht betreft bestuur en rechtspraak.

Wereldoorlog

211

9

Oorlog tussen veel staten en gevoerd op mondiale schaal.

Westers Schisma

89

4

(1378-1449= 14de en 15de eeuw) Periode in de katholieke kerk dat er gelijktijdig twee, soms zelfs drie pausen waren (o.a. in Avignon)

Wetenschap

37

2

Wetenschap baseert theorieën op experimenten, waarnemingen en het gebruik van het verstand.

Wetenschappelijke

revolutie

143

6

Wetenschappelijke ontwikkeling die tot een ander beeld van de werkelijkheid leidt. Kenmerken van de wetenschappelijke revolutie van de 17de eeuw: experimenteren, observatie en samenwerken

Wetten van Napoleon

174

7

Naast het decimale stelsel, de burgerlijke stand  en de dienstplicht, voerde Napoleon een Burgerlijk Wetboek in (Code Civil), een Wetboek van Strafrecht en een Wetboek van Handel.

Z

 

 

 

Zelfvoorzienend

63

3

Zie: Autarkie

Zwarte handel

236

9

Vooral in de oorlog : handel buiten het formele circuit

 

 

 

 

 

 

 

Terug naar de pagina     Historie   of de   Homepage  van Charlotte Anna Hansson